23 augustus 2009

Vele Somalische asielzaken bij de rechtbanken (uitspraken)

Nu aan Somalische asielzoekers niet meer automatisch een verblijfsvergunning wordt verleend zie je dat de rechtbanken het erg druk hebben met zaken uit dat deel van de wereld.

Diegenen die hun vingers hadden verbouwd en daarom waren afgewezen en het nu toch nog maar een keer probeerden kunnen inmiddels lezen dat inmiddels wel vingerafdrukken kunnen maken geen novum is.

Wel werd er een vovo toegewezen over de situatie in Midden en Zuid - Somalie.

Zie de volgende uitspraken:




LJN: BJ5393, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Arnhem , AWB 09/26224 (verzoek) en AWB 09/26223 (beroep)



Datum uitspraak: 07-08-2009
Datum publicatie: 17-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / ditmaal niet gemanipuleerde vingertoppen geen novum

Herhaalde aanvraag met ditmaal niet gemanipuleerde vingertoppen geen novum in de zin van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Nu verzoeker reeds in de eerdere procedure het onderzoek naar zijn nationaliteit mogelijk had kunnen (en derhalve moeten) maken, maakt het niet langer frustreren van dit onderzoek niet dat verweerder dit alsnog moet laten plaatsvinden. Geen schending vertrouwensbeginsel. Geen sprake van excessive formalism. Toepassen artikel 4:6 Awb ook mogelijk bij gelijktijdig beroep op artikel 15 c Definitierichtlijn.


LJN: BJ5391, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Arnhem , 09/24799

Datum uitspraak: 23-07-2009
Datum publicatie: 17-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening


Inhoudsindicatie: Afschaffing categoriaal beschermingsbeleid Centraal- en Zuid-Somalië / toewijzing vovo

Uit het dossier volgt dat in deze zaak (onder meer) relevant en in geschil is of verweerder het categoriale beschermingsbeleid ten aanzien van Centraal- en Zuid-Somalië heeft kunnen beëindigen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken van deze nevenzittingsplaats (onder meer de uitspraak van 19 juni 2009, LJN: BJ1397), overweegt de voorzieningenrechter dat de voorlopige voorzieningprocedure zich (thans) niet leent voor de beantwoording van de (complexe) vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten het beleid van categoriale bescherming ten aanzien van Centraal- en Zuid-Somalië te beëindigen. De belangen van verzoekster wegen zwaarder dan de belangen van verweerder. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het verzoek om een voorlopige voorziening gelet op de bovenstaande overwegingen zonder zitting, als zijnde kennelijk gegrond, worden toegewezen.

LJN: BJ5464, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Groningen , Awb 09/26998

Datum uitspraak: 11-08-2009
Datum publicatie: 18-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen


Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / Somalië / Memorandum of Understanding (MOU) Somaliland / zicht op uitzetting
Verweerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat er een Memorandum of Understanding (MOU) tot stand is gekomen tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van Somaliland, een gebied gelegen in het noorden van Somalië. Gelet op het betreffende MOU bestaat volgens verweerder de mogelijkheid om vreemdelingen waarvan de afkomst uit Somaliland vaststaat, gedwongen uit te zetten naar dit gebied. Gelet op de omstandigheid dat de Somalische afkomst van eiser niet in geschil is en de omstandigheid dat eiser niet vrijwillig wenst terug te keren naar Somalië, is de rechtbank met eiser van oordeel dat de opgelegde maatregel van bewaring van meet af aan niet gerechtvaardigd is geweest. De stelling van verweerder dat het MOU er toe leidt dat gedwongen uitzetting naar Somaliland wel mogelijk is, kan door de rechtbank niet worden gevolgd nu deze stelling ter zitting uitdrukkelijk door eiser is bestreden, verweerder het MOU niet ter beoordeling aan de rechtbank heeft overgelegd en verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt dat, anders dan de AbRS op 1 juli 2009 (zaaknummer 200902298/1, LJN: BJ1600) heeft geoordeeld, feitelijke uitzetting naar Somalië wel tot de mogelijkheden behoort. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat vanaf de aanvang van de maatregel van bewaring onvoldoende zicht op uitzetting van eiser binnen afzienbare termijn, zodat de bewaring van eiser van meet af aan plaatsvond voor een ander doel dan zijn uitzetting. Het beroep is gegrond en de rechtbank ziet aanleiding voor het toekennen van schadevergoeding voor de dagen die eiser ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht. Beroep gegrond.






Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...