Posts tonen met het label categoriaal beschermingsbeleid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label categoriaal beschermingsbeleid. Alle posts tonen

25 juni 2012

Advies ACVZ over wijzigingen gronden voor asielverlening (art 29 Vw)

Attenderingsservice Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
Onlangs is het wetsvoorstel  Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening  bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2011/12, 33 293, nr. 2). Het wetsvoorstel maakt deel uit van de Beleidsvisie Stroomlijning asielprocedures.
 
Het voorstel is om artikel 29 Vw 2000 als volgt in te richten:
    • Artikel 29, eerste lid, onder a en b, Vw blijven in de huidige vorm bestaan. Dit zijn de internationale beschermingsgronden conform de Kwalificatierichtlijn.
    • Artikel 29, eerste lid, onder c, Vw vervalt. Een deel van het beleid valt reeds onder de reikwijdte van artikelen 29, eerste lid, onder a en b, Vw en een deel zal worden ondergebracht bij regulier humanitair (in Modern Migratiebeleid (MoMi) onder ‘tijdelijke humanitaire gronden’, 3.48 Vreemdelingenbesluit 2000; hierna Vb).
    • Artikel 29, eerste lid, onder d, Vw, de wettelijke grondslag voor het voeren van een categoriaal beschermingsbeleid, verdwijnt. Inhoudelijk wordt dit deels door de ‘b-grond’ ondervangen.
    • Artikel 29, eerste lid, onder e en f, Vw blijft in essentie bestaan, maar de procedure tot verlening van een vergunning op grond van het nareisbeleid zal sterk vereenvoudigd, en daarmee efficiënter en goedkoper, worden.
Met de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ook het wetsadvies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken,
‘Advies herschikken gronden voor asielverlening’ van 7 september 2011, openbaar geworden.
U kunt het advies raadplegen op de website van de ACVZ: http://www.acvz.org/publicaties/wetsadvies07-09-2011.pdf 





Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

27 maart 2012

Rapport "Evaluatie gevolgen beëindiging categoriaal beschermingsbeleid Irak"

Nr. 1508 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2012
Hierbij doe ik u het rapport «Evaluatie gevolgen beëindiging categoriaal beschermingsbeleid Irak» toekomen1. Deze evaluatie is in opdracht van de toenmalige staatssecretaris van Justitie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst gestart. Met dit onderzoek wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Anker (CU) van 9 oktober 2008 (19637, 1227).
Het doel van het onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van het op 22 november 2008 beëindigde categoriaal beschermingsbeleid Centraal-Irak, met name voor asielzoekers die behoren tot de religieuze en etnische minderheidsgroepen uit dat land. Zoals eerder in de Rapportage Vreemdelingenketen is gemeld, biedt het registratiesysteem van de IND, Indis, niet de mogelijkheid om op automatische wijze betrouwbare cijfers te genereren op basis van etnische afkomst, geloofsovertuiging of geaardheid. Om die reden is uitvoerig aanvullend (dossier)onderzoek van de beschikbare gegevens nodig gebleken voor onderhavig rapport.
Uit het rapport blijkt dat waar Iraakse asielzoekers zich beroepen op het behoren tot een etnische of religieuze minderheid, voornamelijk wordt gesteld dat ze christen, mandeeër of yezidi zijn. De hoofdconclusie van het rapport is dat na beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid voor deze groepen weinig is veranderd in de mate waarin zij voor een asielvergunning in aanmerking zijn gekomen. Bij deze religieuze minderheden liggen de inwilligingspercentages zowel tijdens als na de periode waarin het categoriaal beschermingsbeleid gold ruim boven het gemiddelde inwilligingspercentage van de gehele groep Iraakse asielzoekers. Ten tijde van het categoriaal beschermingsbeleid ligt het gemiddelde inwilligingspercentage voor de gehele groep Irakezen op 70%, terwijl dit percentage voor christenen, mandeeërs en yezidi’s op respectievelijk 80%, 90% en 89% ligt. Na beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid daalt het inwilligingspercentage voor de gehele groep Irakezen naar 47% en ligt het inwilligingspercentage voor de drie specifieke groepen op achtereenvolgens 87%, 95% en 81%.
Een verklaring voor het ruim bovengemiddelde inwillingspercentage bij christenen, mandeeërs en yezidi’s is dat als gevolg van hun zorgelijke positie in Irak, zoals beschreven in de betreffende ambtsberichten, specifiek beleid geldt voor deze minderheidsgroepen. In het landgebonden asielbeleid Irak zijn zij aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep. Dit betekent dat aan het individualiseringvereiste minder aandacht wordt geschonken. Een asielzoeker die tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort, kan reeds met beperkte individuele indicaties aannemelijk maken dat hij of zij in aanmerking komt voor een asielvergunning. Ook mensenrechtenschendingen in de naaste omgeving van de vreemdeling kunnen voldoende zijn. Bovenstaande inwilligingspercentages tonen aan dat de bijzondere positie die etnische en religieuze minderheden uit Irak in het beleid hebben, in de uitvoeringspraktijk tot zijn recht komt.
Ook voor homoseksuele asielzoekers geldt als gevolg van hun zorgelijke positie in Irak, zoals beschreven in de betreffende ambtsberichten, specifiek beleid. In het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Irak zijn zij aangewezen als risicogroep. Dit houdt in dat wanneer Iraakse homoseksuelen zich beroepen op problemen op basis van hun seksuele geaardheid de vereiste zwaarwegendheid van het asielrelaas sneller wordt aangenomen. Ook voor deze groep zijn de effecten van de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid onderzocht.
In het rapport staat dat in de onderzoeksperiode 56 aanvragen van personen die stelden homoseksueel te zijn, zijn ingewilligd en dat 62 aanvragen zijn afgewezen. Hierbij teken ik aan dat deze groep van personen die stelden homoseksueel te zijn moeilijk te vergelijken is met de andere, eerder genoemde, groepen omdat de (procedurele) eigenschappen van deze groep op enkele punten sterk afwijkt. Zoals opgetekend in het rapport bestaat de groep (gestelde) homoseksuelen bovengemiddeld vaak uit jonge alleenstaande mannen en is bovendien sprake van een relatief groot aandeel opvolgende aanvragen. Het inwilligingspercentage bij aanvragen van personen met een opvolgend asielverzoek is over het algemeen lager. Hetzelfde geldt voor het inwilligingspercentage bij alleenstaande jonge mannen. Onverminderd deze nuancerende opmerkingen, waren de gegevens uit het rapport voor mij aanleiding de IND te vragen nader individueel dossieronderzoek te doen om meer inzicht te krijgen in de redenen van afwijzing. Bij dit aanvullend onderzoek zijn de dossiers van ongeveer 50 personen die zich beriepen op een homoseksuele geaardheid en aan wie de asielvergunning is onthouden, bekeken. De resultaten van dit aanvullende dossieronderzoek laten de bovenstaande afwijzingen (nog) beter begrijpen. In circa 10 zaken waarin de gestelde seksuele geaardheid aannemelijk was, is een vergunning onthouden omdat is geoordeeld dat er zelfs geen geringe indicaties aanwezig waren dat betrokkene bij terugkeer vervolging te vrezen heeft. De overige afwijzingen betreffen zaken van gestelde Iraakse vreemdelingen waarin een andere lidstaat verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-verordering, zaken waarin de gestelde herkomst uit (Centraal-)Irak ongeloofwaardig werd bevonden of zaken waarin de gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig werd geacht.
Vanzelfsprekend laten bovenstaande bevindingen onverlet dat ik nauwlettend blijf volgen of er zich in Irak ontwikkelingen voordoen in de situatie van etnische/religieuze minderheden en homoseksuelen die aanleiding geven om het beleid nader in te vullen. Onder meer aan de hand van de jaarlijks door de minister van Buitenlandse Zaken uitgebrachte ambtsberichten over de algemene situatie in Irak wordt door mij frequent bezien of er aanleiding is het asielbeleid voor (specifieke groepen) Iraakse asielzoekers aan te passen. Op 16 december 2011, heeft de minister van Buitenlandse Zaken een ambtsbericht Irak uitgebracht dat de periode oktober 2010 tot en met oktober 2011 beslaat. De in dit ambtsbericht en andere objectieve bronnen weergegeven informatie over de situatie van homoseksuelen in Irak is voor mij aanleiding om deze groep in het asielbeleid, gelijk de christenen, mandeeërs en yezidi’s, aan te wijzen als kwetsbare minderheidsgroep. Ook zal in het asielbeleid Irak expliciet worden opgenomen dat bij de individuele beoordeling van asielaanvragen van Iraakse asielzoekers die pas in Nederland hun geaardheid ontdekken en/of onthullen, en daardoor geen melding kunnen maken van in Irak wegens hun homoseksualiteit ondervonden asielrelevante problemen, rekening moet worden gehouden met de wel reeds in Irak ondervonden problemen die niet gekoppeld zijn aan hun seksuele geaardheid. Dit betekent dat aan een homoseksuele asielzoeker die al in een ander verband problemen heeft ondervonden in Irak, die weliswaar op zichzelf onvoldoende waren voor toelating, maar die gevoegd bij de homoseksuele geaardheid mogelijk toch tot een verhoogde aandacht zou kunnen leiden, verblijf kan worden verleend.
De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-1508.html

Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

10 maart 2012

COC wil stop uitzetting Iraakse homoseksuelen

9 maart 2012, Giel van der Steenhoven
Het COC wil een categoriaal toelatingsbeleid voor homoseksuelen Irakezen. Het COC wordt daarbij gesteund door Human Rights Watch, dat al in 2009 aan de bel trok vanwege de doodseskaders die in Irak op LHBT’ers jagen.
”De situatie in Irak is levensgevaarlijk en LHBT’s worden er systematisch geconfronteerd met gruwelijkheden”, zegt COC-voorzitter Vera Bergkamp. “De bescherming die Nederland momenteel biedt aan LHBT-asielzoekers uit Irak is volstrekt onvoldoende. Wij vragen minister Leers om hen als groep asiel te verlenen.”
LHBT-asielzoekers moeten momenteel nog aantonen dat zij in hun land van herkomst persoonlijk gevaar lopen om uitzetting te vermijden. Voor Iran wordt een uitzondering gemaakt. LHBT-asielzoekers uit dat land hoeven enkel aan te tonen dat ze homoseksueel zijn. Het COC schat dat er momenteel vijf tot vijftien LHBT-asielzoekers in Nederland het risico lopen te worden teruggestuurd naar Irak.
Naar schatting zijn sinds 2003 zo’n 750 homoseksuelen in Irak omgebracht. Dodenlijsten met daarop de namen van homoseksuelen worden volgens Human Rights Watch in Iraakse wijken opgehangen.
Bron: Nederlands Dagblad/Novum

Bron: http://www.expreszo.nl/2012/coc-wil-stop-uitzetting-iraakse-homoseksuelen


Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

10 december 2010

Het verschil tussen 15c van de Definitierichtlijn en categoriale bescherming (uitspraak ABRRvS)

LJN: BO6339, Raad van State , 201004738/1/V2

Datum uitspraak: 25-11-2010
Datum publicatie: 06-12-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Somalië / Shabelle Hoose / onderscheid beoordeling artikel 15, aanhef en onder c, Definitierichtlijn en artikel 29, lid 1, aanhef en onder d Vw 2000

2.2. De minister klaagt in zijn eerste grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte - in het kader van het beroep van de vreemdeling op artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn 2004/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: de richtlijn) - heeft overwogen dat de omstandigheid dat de staatssecretaris terugkeer naar Zuid- en Centraal-Somalië in beginsel van bijzondere hardheid acht een sterke aanwijzing is dat zich in Zuid- en Centraal-Somalië een situatie, als beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn voordoet en dat, nu niet is gesteld dat in het geval van de vreemdeling sprake is geweest van fraude, zodat hij niet valt onder de groep van personen afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië waarvoor het categoriaal beschermingsbeleid is afgeschaft, op de minister ter zake een nadere motiveringsplicht rust. Aldus heeft de voorzieningenrechter, volgens de minister, miskend dat de vraag of terugkeer naar het oordeel van de minister van bijzondere hardheid is van geheel andere orde is dan de vraag of sprake is van de uitzonderlijke situatie, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn.

2.2.1. De vraag of terugkeer naar het oordeel van de minister van bijzondere hardheid is, in welk geval artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 een grondslag vormt voor vergunningverlening, dient te worden onderscheiden van de vraag of zich de situatie voordoet, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn. Artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn beoogt - zoals de Afdeling eerder heeft overwogen onder meer in de uitspraak van 25 mei 2009 in zaak nr. 200702174/2/V2 (www.raadvanstate.nl) - bescherming te bieden in de uitzonderlijke situatie dat de mate van willekeurig geweld in het aan de gang zijnde gewapend conflict dermate hoog is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat elke burger louter door zijn aanwezigheid in het desbetreffende land of gebied een reëel risico loopt op de in die bepaling bedoelde ernstige schade, in welke bescherming artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 voorziet. De door de voorzieningenrechter in aanmerking genomen omstandigheid dat niet is gesteld dat de vreemdeling fraude heeft gepleegd, mist in het kader van de toetsing of zich die uitzonderlijke situatie voordoet betekenis. In die omstandigheid heeft de voorzieningenrechter dan ook ten onrechte grond gevonden voor het oordeel dat op de minister ter zake een nadere motiveringsplicht rust. De grief slaagt.

2.3. De minister klaagt in zijn tweede grief dat, samengevat weergegeven, de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat onvoldoende is gemotiveerd dat in de provincie Shabelle Hoose in Somalië geen sprake is van de uitzonderlijke situatie, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn en dat gelet hierop de aanvraag ten onrechte in het kader van de aanmeldcentrum-procedure is afgewezen. In het besluit van 10 april 2010 is deugdelijk gemotiveerd dat uit gezaghebbende en objectieve bronnen niet blijkt dat in de provincie Shabelle Hoose in Somalië sprake is van de uitzonderlijke situatie, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn, aldus de minister.

2.3.1. De Afdeling heeft eerder (bij uitspraak van 9 september 2010 in zaak nr. 201001112/1/V2, www.raadvanstate.nl) overwogen dat de staatssecretaris van Justitie in het daarin aan de orde zijnde besluit deugdelijk heeft gemotiveerd dat de mate van willekeurig geweld in de provincie Shabelle Hoose ten tijde voor de desbetreffende vreemdeling van belang, niet dermate hoog was dat zwaarwegende gronden bestonden om aan te nemen dat hij, louter door zijn aanwezigheid aldaar, op dat moment een reëel risico zou lopen op ernstige schade, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, van de richtlijn.

2.3.2. Niet in geschil is dat de vreemdeling afkomstig is uit Baraawe. Baraawe ligt in de provincie Shabelle Hoose.

2.3.3. Nu uit hetgeen door de vreemdeling is aangevoerd niet is af te leiden dat de situatie in Shabelle Hoose ten tijde van voor hem van belang wezenlijk afweek van de situatie in de periode die in voormelde uitspraak van 9 september 2010 aan de orde was, alsmede in aanmerking genomen dat het standpunt van de minister over het beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn dezelfde strekking heeft als het standpunt ter zake van die bepaling in de zaak, die tot voormelde uitspraak van 9 september 2010 heeft geleid, is ook in het besluit van 10 april 2010 deugdelijk gemotiveerd dat zich in Shabelle Hoose niet de uitzonderlijke situatie voordoet, bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend. Hieruit volgt dat de voorzieningenrechter ten onrechte in de motivering van het standpunt inzake artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat de aanvraag ten onrechte in een aanmeldcentrum is afgedaan. De grief slaagt.

2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 10 april 2010 toetsen in het licht van de daartegen in eerste aanleg aangevoerde beroepsgronden, voor zover daarop, na hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist.

2.5. Voor zover de vreemdeling heeft beoogd te betogen dat, gezien de onveilige situatie in Zuid- en Centraal-Somalië, het categoriaal beschermingsbeleid voor asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië ten onrechte is beëindigd, wordt overwogen dat de Afdeling in de uitspraak van 9 september 2010 in zaak nr. 200906039/1/V2 (www.raadvanstate.nl) heeft overwogen dat de minister in de zaak, die tot die uitspraak heeft geleid, ter zitting bij de Afdeling nader heeft toegelicht dat de geconstateerde fraude van Somalische asielzoekers de aanleiding is geweest het beleid te heroverwegen en dat bij die heroverweging in de in artikel 3.106 van het Vb 2000 genoemde indicator "het beleid in andere landen van de Europese Unie" grond is gevonden voor beëindiging van het beleid van categoriale bescherming voor asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië. Voorts heeft de Afdeling in die uitspraak geoordeeld dat, nu niet is voorgeschreven welk relatief gewicht moet worden toegekend aan de indicatoren die in ieder geval worden betrokken in de beoordeling of sprake is van een situatie, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, geen grond bestaat voor de conclusie dat het standpunt, dat geen categoriaal beschermingsbeleid hoeft te worden gevoerd voor asielzoekers afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië, de toetsing in rechte niet kan doorstaan.
De Afdeling ziet thans geen aanleiding voor een ander oordeel.

2.6. Aan de hiervoor niet besproken bij de voorzieningenrechter voorgedragen beroepsgronden komt de Afdeling niet toe. Over die gronden is door de voorzieningenrechter uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het besluit waarop deze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geding.

Bron: rechtspraak.nl

31 januari 2010

Waarom de staatssecretaris mag besluiten om geen categoriaal beschermingsbeleid voor Afghanisatn te voeren (uitspraak)

LJN: BL0551,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/30854


Datum uitspraak: 22-01-2010
Datum publicatie: 26-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Afghanistan / artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat de situatie in Afghanistan weliswaar is verslechterd en dat hij dit ook heeft meegewogen, maar dat de indicator als neergelegd in artikel 3.106, onder c, van het Vb 2000 doorslaggevend blijft. Volgens vaste jurisprudentie van de AbRS komt aan verweerder een ruime beoordelingsvrijheid toe bij de beoordeling van de situatie in het land van herkomst en bij de beantwoording van de vraag of er aanleiding bestaat gebruik te maken van de bevoegdheid om een categoriaal beschermingsbeleid te voeren. Alleen als het besluit niet strookt met wettelijke voorschriften of verweerder, bij afweging van alle daarvoor in aanmerking komende belangen en gegeven de feitelijke grondslag ervan, niet tot dat besluit heeft kunnen komen, komt het voor vernietiging in aanmerking. De aan verweerder te stellen motiveringseisen moeten aansluiten op dat toetsingskader. Gelet op deze volgens de AbRS aan de verweerder te stellen motiveringseisen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat terugkeer van eiser naar Afghanistan niet van bijzondere hardheid zal zijn. Nu uit de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan verweerder van 19 maart 2009 blijkt dat het beleid van de ons omringende landen sinds de totstandkoming van het beleid zoals neergelegd in het WBV 2008/25 niet is gewijzigd, hetgeen door eiser ook niet is betwist, heeft verweerder met inachtname van de opnieuw verslechterde situatie in Afghanistan aan dat beleid doorslaggevende betekenis kunnen toekennen. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder er verder niet toe gehouden de beslissing om naar aanleiding van het laatste ambtsbericht niet tot een wijziging van het in WBV 2008/25 neergelegde beleid over te gaan, separaat kenbaar te maken.


bron: rechtspraak.nl


19 januari 2010

Staatssecretaris mag naar het beleid van andere Europese landen kijken en beslissen daarom geen categoriaal beschermingsbeleid voor Afghanen in te stellen (uitspraak Raad van State)

LJN: BK9639, Raad van State , 200907080/1/V2

Datum uitspraak: 13-01-2010
Datum publicatie: 18-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De Afdeling verstaat hetgeen onder 2.4.2. is weergegeven aldus dat de staatssecretaris het in het besluit van 16 april 2008 neergelegde standpunt - dat geen categoriaal beschermingsbeleid behoeft te worden gevoerd voor asielzoekers afkomstig uit Afghanistan - met toepassing van artikel 83, derde lid, van de Vw 2000 handhaaft, en dat hiervoor het beleid van de ons omringende landen van de Europese Unie doorslaggevend is.
Omdat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 6 april 2005 in zaak nr. 200500646/1, JV 2005/210), niet is voorgeschreven welk relatief gewicht moet worden toegekend aan de indicatoren die in ieder geval worden betrokken in de beoordeling of sprake is van een situatie, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, en in aanmerking genomen dat, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 19 augustus 2009 in zaak nr. 200900452/1/V2, www.raadvanstate.nl), aan de staatssecretaris een ruime beoordelingsvrijheid toekomt terzake van de vraag of aanleiding bestaat voor het voeren van een categoriaal beschermingsbeleid, is er geen grond voor het oordeel dat hij bij de handhaving van zijn standpunt niet in redelijkheid aan de afstemming van zijn beleid met het in de ons omringende landen van de Europese Unie gevoerde beleid doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen.

bron: rechtspraak.nl


17 december 2009

Vluchtelingenwerk: "Afschaffing categoriaal beschermingsbeleid onverantwoord"

Staatssecretaris Albayrak wil het categoriaal beschermingsbeleid afschaffen. Ondanks dat de veiligheidssituatie in landen als Somalië onveranderd is, vindt zij dit niet meer voldoende aanleiding om vluchtelingen uit deze brandhaarden in de wereld bescherming te bieden. “Consequentie van dit beleid is dat mensen teruggestuurd worden naar levensbedreigende situaties, of in Nederland op straat komen te staan”, stelt Edwin Huizing, directeur van VluchtelingenWerk Nederland. “Dit is niet iets wat wij moeten willen.”

Misbruik
Het speciale beschermingsbeleid voor groepen mensen die op de vlucht zijn voor willekeurig geweld is ter discussie komen te staan, omdat er volgens Justitie veel misbruik van wordt gemaakt. Hiermee wordt onder meer gerefereerd aan Somaliërs die hun vingertoppen hebben verminkt, zodat zij niet kunnen worden geïdentificeerd. Volgens de staatssecretaris profiteerden deze mensen van beleid waar zij geen recht op hadden. “Terwijl wij in Nederland juist met z’n allen hebben vastgesteld dat de situatie in Somalië zo slecht is, dat iedereen die daar vandaan komt bescherming nodig heeft”, aldus Edwin Huizing.


Individueel vluchtverhaal
Volgens Albayrak is het niet nodig de speciale bescherming te handhaven, omdat voor asielzoekers uit onveilige landen afdoende beschermingsgronden bestaan. Bij deze gronden wordt echter voornamelijk gekeken naar het individuele vluchtverhaal. De asielzoeker moet dan kunnen aantonen dat het geweld in zijn land specifiek op hem is gericht. Dat is bijna ondoenlijk voor mensen die uit landen komen waar sprake is van willekeurig geweld, want hoe kun je dan bewijzen dat jij als persoon gevaar loopt?

Vangnet noodzakelijk
VluchtelingenWerk is van mening dat er voor deze groepen mensen naast de individuele beschermingsgronden een vangnet moet blijven bestaan. “Sommige conflicten in de wereld zijn zo heftig, dat het inhumaan is mensen daar naar toe terug te sturen. Door het categoriale beleid af te schaffen, creëer je een beschermingsgat. Je kunt dan wel schermen met de Europese kwalificatierichtlijn, die volgens Justitie ook genoeg beschermingsgrond biedt, maar dan moet je die richtlijn wel op een goede manier toepassen. Zoals het nu is, zullen veel vluchtelingen onterecht worden afgewezen.”

Bescherming op de tocht
De bescherming van vluchtelingen komt steeds meer op de tocht te staan. “Doel van het asielbeleid zou een goede bescherming van vluchtelingen moeten zijn. In plaats daarvan probeert de overheid hen zoveel mogelijk buiten de deur te houden. Daar moet een einde aan komen. Mensen die huis en haard verlaten omdat de kogels hen daar om de oren vliegen, mag je niet in de kou laten staan.”

Bron: http://www.vluchtelingenwerk.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=625:actueel&catid=28:frontpage



Ach Nederland kennende krijgen we wel een gedoogdenbeleid waarbij de Gemeenten de uitgeprocedeerde asielzoekers gaan opvangen.

11 september 2009

Asielzoekers Somalië belanden op straat; Rechters hebben moeite met beleid Albayrak

Enkele honderden Somalische asielzoekers zijn op straat beland sinds staatssecretaris Albayrak (vreemdelingenzaken) in mei dit jaar het automatische beschermingsbeleid voor Somalië heeft afgeschaft. De regeling werkte fraude in de hand. Asielaanvragen van Somaliërs worden nu weer individueel beoordeeld.

In het aanmeldcentrum in Ter Apel worden opvallend veel Somalische zaken afgewezen, concludeert VluchtelingenWerk Nederland. Het gaat niet alleen om vermoede fraudeurs, maar vooral om Somaliërs die volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een ongeloofwaardig vluchtverhaal hebben, en daarom terug moeten naar hun land. Zij belanden, in afwachting van het beroep bij de rechtbank, op straat.


Lees het volledige bericht met onder meer de visie van de rechtbanken op uitzetting, het in hoger beroep gaan van Albayrak en de visie van Vluchtelingenwerk op de site van Trouw (die moeilijk doen met copyright):
asiel,
http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article2856533.ece/Asielzoekers__Somalie_belanden_op_straat_.html

23 augustus 2009

Vele Somalische asielzaken bij de rechtbanken (uitspraken)

Nu aan Somalische asielzoekers niet meer automatisch een verblijfsvergunning wordt verleend zie je dat de rechtbanken het erg druk hebben met zaken uit dat deel van de wereld.

Diegenen die hun vingers hadden verbouwd en daarom waren afgewezen en het nu toch nog maar een keer probeerden kunnen inmiddels lezen dat inmiddels wel vingerafdrukken kunnen maken geen novum is.

Wel werd er een vovo toegewezen over de situatie in Midden en Zuid - Somalie.

Zie de volgende uitspraken:




LJN: BJ5393, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Arnhem , AWB 09/26224 (verzoek) en AWB 09/26223 (beroep)



Datum uitspraak: 07-08-2009
Datum publicatie: 17-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Herhaalde aanvraag / ditmaal niet gemanipuleerde vingertoppen geen novum

Herhaalde aanvraag met ditmaal niet gemanipuleerde vingertoppen geen novum in de zin van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. Nu verzoeker reeds in de eerdere procedure het onderzoek naar zijn nationaliteit mogelijk had kunnen (en derhalve moeten) maken, maakt het niet langer frustreren van dit onderzoek niet dat verweerder dit alsnog moet laten plaatsvinden. Geen schending vertrouwensbeginsel. Geen sprake van excessive formalism. Toepassen artikel 4:6 Awb ook mogelijk bij gelijktijdig beroep op artikel 15 c Definitierichtlijn.


LJN: BJ5391, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Arnhem , 09/24799

Datum uitspraak: 23-07-2009
Datum publicatie: 17-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening


Inhoudsindicatie: Afschaffing categoriaal beschermingsbeleid Centraal- en Zuid-Somalië / toewijzing vovo

Uit het dossier volgt dat in deze zaak (onder meer) relevant en in geschil is of verweerder het categoriale beschermingsbeleid ten aanzien van Centraal- en Zuid-Somalië heeft kunnen beëindigen. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken van deze nevenzittingsplaats (onder meer de uitspraak van 19 juni 2009, LJN: BJ1397), overweegt de voorzieningenrechter dat de voorlopige voorzieningprocedure zich (thans) niet leent voor de beantwoording van de (complexe) vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten het beleid van categoriale bescherming ten aanzien van Centraal- en Zuid-Somalië te beëindigen. De belangen van verzoekster wegen zwaarder dan de belangen van verweerder. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het verzoek om een voorlopige voorziening gelet op de bovenstaande overwegingen zonder zitting, als zijnde kennelijk gegrond, worden toegewezen.

LJN: BJ5464, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Groningen , Awb 09/26998

Datum uitspraak: 11-08-2009
Datum publicatie: 18-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen


Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / Somalië / Memorandum of Understanding (MOU) Somaliland / zicht op uitzetting
Verweerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat er een Memorandum of Understanding (MOU) tot stand is gekomen tussen de Nederlandse autoriteiten en de autoriteiten van Somaliland, een gebied gelegen in het noorden van Somalië. Gelet op het betreffende MOU bestaat volgens verweerder de mogelijkheid om vreemdelingen waarvan de afkomst uit Somaliland vaststaat, gedwongen uit te zetten naar dit gebied. Gelet op de omstandigheid dat de Somalische afkomst van eiser niet in geschil is en de omstandigheid dat eiser niet vrijwillig wenst terug te keren naar Somalië, is de rechtbank met eiser van oordeel dat de opgelegde maatregel van bewaring van meet af aan niet gerechtvaardigd is geweest. De stelling van verweerder dat het MOU er toe leidt dat gedwongen uitzetting naar Somaliland wel mogelijk is, kan door de rechtbank niet worden gevolgd nu deze stelling ter zitting uitdrukkelijk door eiser is bestreden, verweerder het MOU niet ter beoordeling aan de rechtbank heeft overgelegd en verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt dat, anders dan de AbRS op 1 juli 2009 (zaaknummer 200902298/1, LJN: BJ1600) heeft geoordeeld, feitelijke uitzetting naar Somalië wel tot de mogelijkheden behoort. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat vanaf de aanvang van de maatregel van bewaring onvoldoende zicht op uitzetting van eiser binnen afzienbare termijn, zodat de bewaring van eiser van meet af aan plaatsvond voor een ander doel dan zijn uitzetting. Het beroep is gegrond en de rechtbank ziet aanleiding voor het toekennen van schadevergoeding voor de dagen die eiser ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht. Beroep gegrond.






20 augustus 2009

Asieladvocaten maak Irak dossier: Veel doden bij golf van aanslagen in Bagdad

In de Iraakse hoofdstad Bagdad zijn vandaag tientallen mensen om het leven gekomen door aanslagen met autobommen en mortieren. Honderden raakten gewond.

Dat meldt de Iraakse politie vandaag.

Er hadden zes aanslagen plaats binnen een uur. Daarbij kwamen minstens 75 mensen om het leven. Ruim 300 mensen raakten gewond.

Autobom
Een autobom ontplofte bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, in een woonwijk vlak bij de zwaar beveiligde Groene Zone, waar het parlement en veel buitenlandse ambassades zijn gevestigd. Ramen van het ministerie sneuvelden door de explosie.

Een andere aanslag had plaats in de buurt van het ministerie van Financiën in het noorden van Bagdad. Hierbij vielen minstens drie doden en zeven gewonden.

Geweld
Ook in de wijk Karrada was een aanslag. Verder werden regeringsgebouwen in het centrum beschoten met mortiergranaten, aldus de politie.

In het westen van de stad hebben de autoriteiten twee mannen opgepakt, meldt CNN. De twee reden in een auto die afgeladen was met explosieven. Ze worden ervan verdacht topmannen van al-Qa'ida te zijn.

Het geweld in Bagdad is de afgelopen jaren sterk afgenomen, maar de stad is nog geregeld doelwit van aanslagen.


Bron: http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Buitenland/243819/Veel-doden-bij-golf-van-aanslagen-in-Bagdad.htm

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...