Posts tonen met het label staatssecretaris. Alle posts tonen
Posts tonen met het label staatssecretaris. Alle posts tonen

19 november 2018

Kritisch artikel in de Telegraaf over meebuiggedrag en onkunde staatssecretaris Harbers


Actiegroepen en oppositie zien dat de staatssecretaris ’te bewerken’ lijkt

Kritiek op ’flexibiliteit’ Harbers

— Mark Harbers (49) maakte tijdens zijn carrière bij de VVD vooral achter de schermen indruk, als politiek assistent van voormalig minister Gerrit Zalm en als Kamerlid belast met Financiën. „Hij is doodsbang voor de media”, klonk het toen rond de VVD-top. Als staatssecretaris van Asielzaken staat hij volop in de schijnwerpers, maar valt vooral zijn ’flexibiliteit’ op. Een portret van staatssecretaris ’Harbini’.



(...)

" Na zijn gegoochel rond de Armeense asielkinderen kwam al weer het volgende hoofdpijndossier op zijn bord; de omarming van het VN-migratiepact van Marrakesh. Ook hier toverde Harbers onlangs een konijn uit de hoge hoed. Was hij eerder nog warm pleitbezorger van het pact, dat niet bindend zou zijn en daarom prima door Nederland kon worden gesloten, ineens besloot de staatssecretaris juristen aan het werk te zetten om dit toch nog maar eens te onderzoeken. Inmiddels is Nederlandse steun voor het pact wankel geworden."

 (...)
"  De staatssecretaris, van 2007 tot 2009 al eens wethouder in Rotterdam, is volgens hem ’een echte bestuurder’. „Met een dikke huid, al verschilt het of je praat over een paar miljoen extra of over het lot van uitgeprocedeerde kinderen.”
In zijn eigen partij begint het ongemak over de flexibiliteit van Harbers intussen voor het eerst aan de dag te treden. Een prominent VVD-politicus in Den Haag vraagt zich af of Harbers überhaupt wel geschikt is om over complexe asieldossiers te oordelen: „Hij heeft daar geen enkele ervaring mee.”

Koop de Telegraaf of maak een gratis account aan op de site zodat u het hele artikel hier kunt lezen:




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

22 april 2015

Besluit- en vertrekmoratorium voor bepaalde Iraakse asielzoekers verlengd


Nr. 1990 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2015
Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn beleidsbeslissing om het per 16 april 2015 afgelopen besluit- en vertrekmoratorium voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim, Diyala en Babil, eenmalig te verlengen voor de duur van zes maanden. Hieronder licht ik deze beslissing nader toe.
Het besluit- en vertrekmoratorium voor Iraakse asielzoekers uit genoemde provincies trad in werking per 17 oktober 2014 voor de duur van een half jaar. Zoals toegelicht in de voorafgaande Kamerbrief van 7 oktober 2014 gaf – kort verwoord – de volatiele en onoverzichtelijke situatie in de desbetreffende provincies de aanleiding voor het instellen van de moratoria.1
Op 16 april 2015 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht over de situatie in Irak uitgebracht. Het ambtsbericht beslaat de periode van medio september 2014 tot en met medio maart 2015. Relevante ontwikkelingen tot aan de publicatie van het ambtsbericht, medio april 2015, zijn zoveel mogelijk meegenomen. Het ambtsbericht meldt dat de veiligheidssituatie in Irak, vergelijkbaar is met de voorgaande verslagperiode. In een aantal steden en gebieden in de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Diyala, Salaheddin, Kirkuk en Babil vinden hevige gevechten plaats tussen het Iraakse regeringsleger en de door ISIS geleide opstandelingen. In dergelijke steden en gebieden is geen sprake van effectieve controle door één van de partijen in het conflict, omdat:
  • geen van de partijen het gebied volledig kan innemen;
  • de controle geregeld overgaat van de ene naar de andere partij en er dus geenszins sprake lijkt te zijn van enige vastigheid; dan wel
  • de controle op enig moment weliswaar bij één partij ligt, maar hevig bevochten wordt door een andere.
Omdat naar verwachting voorlopig onzekerheid zal blijven bestaan over de veiligheidssituatie in Irak en op grond daarvan redelijkerwijs veelal niet kan worden beslist of aanvragen op één van de gronden van artikel 29, Vreemdelingenwet 2000, kunnen worden ingewilligd, heb ik besloten tot het verlengen van het besluitmoratorium voor de duur van een half jaar. Instelling van een besluitmoratorium geeft mij de wettelijke basis de beslistermijn voor individuele asielzaken die tot nu toe zijn ingediend en nog worden ingediend, te verlengen met één jaar. De periode waarvoor het besluitmoratorium geldt, geeft de mogelijkheid nadere ontwikkelingen en eventuele verduidelijking van de situatie af te wachten. Tevens zie ik hierin aanleiding het vertrekmoratorium met zes maanden te verlengen. Hiermee worden uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Irak die onder het toepassingsgebied vallen van dit vertrekmoratorium, thans niet verplicht terug te keren naar Irak en wordt hen opvang geboden voor zover geen sprake is van openbare orde problematiek.
Het instellen van het besluitmoratorium betekent overigens niet dat in het geheel geen beslissingen kunnen worden genomen. In onder andere zaken waarin op basis van de Dublinverordening een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, en zaken waarin duidelijke aanwijzingen zijn voor toepassing van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag kan daarvan sprake zijn. In zaken waarin buiten twijfel is dat een vreemdeling in aanmerking komt voor een status, kan ook inwilligend worden besloten. Ik verwijs in dit verband naar de antwoorden op de Kamervragen van 24 november 2014.2
Het besluit- en vertrekmoratorium geldt niet voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de Koerdische Autonome Regio (KAR) en de zuidelijke provincies Karbala, Najaf, Wassit, Qadissiya, Maysan, Dhi-Qar, Muthanna en Basra. In deze gebieden vinden beduidend minder of geen gevechten plaats tussen het Iraakse regeringsleger en de door IS(IS) geleide opstandelingen en is de situatie minder fluïde en diffuus. Gelijk aan het vorige ambtsbericht meldt het ambtsbericht van april 2015 dat het in het overwegend sjiitische zuiden van Irak relatief rustig is, en de Koerdische veiligheidsdiensten de veiligheidssituatie in de KAR – over het algemeen – onder controle hadden. De informatie die het ambtsbericht verstrekt over deze provincies is voldoende om zorgvuldige beslissingen in individuele zaken te kunnen nemen. Voor vreemdelingen afkomstig uit deze provincies blijft het huidige asielbeleid van kracht waarin bijzondere aandacht bestaat voor religieuze minderheden, alleenstaande vrouwen en Iraakse vreemdelingen met een homoseksuele of biseksuele geaardheid en transgenders.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

20 maart 2015

VVD-talent Dijkhoff (34) nieuwe staatssecretaris vreemdelingenzaken

2857309

VVD-talent Dijkhoff (34) nieuwe staatssecretaris Justitie

Kamerlid Klaas Dijkhoff (34) wordt de nieuwe staatssecretaris van het ministerie van Justitie. Samen met de nieuwe minister Ard van der Steur (45) zal hij het nieuwe VVD-duo vormen op het ministerie van Veiligheid en Justitie. 

Lees hier het artikel in De Volkskrant:  http://www.volkskrant.nl/dossier-kabinet-rutte-ii/vvd-talent-dijkhoff-34-nieuwe-staatssecretaris-justitie~a3916994/

Gepromoveerd in het oorlogsrecht en hield zich bezig met mensenrechten............. Klinkt niet slecht






Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

04 november 2014

Brief Staatssecretaris over gezinshereniging, commentaar uit Europa en richtsnoeren (deel 3)


IV Aanbevelingen

Inburgeringsbeleid buitenland
Het College beveelt aan het inburgeringsbeleid te herzien. Zoals ik eerder heb aangegeven, wachten de Minister van SZW en ik de uitspraak van het Hof af.
Het College beveelt daarnaast aan om het inburgeringsbeleid in Nederland weer een overheidsverantwoordelijkheid te maken. Het vigerende beleid stelt de eigen verantwoordelijkheid om zich de Nederlandse taal en kennis van de maatschappij eigen te maken centraal. Alle inburgeringsplichtige migranten worden hierbij via het sociaal leenstelsel ondersteund, waarbij asielgerechtigden de mogelijkheid hebben om een hoger bedrag te lenen dan reguliere aanvragers.10
Artikelen 5, vijfde lid en 17 van de gezinsherenigingsrichtlijn
Het College beveelt aan de artikelen 5, vijfde lid en 17 van de richtlijn volledig in de regelgeving op te nemen en te zorgen voor een kenbare toetsing uitgaande van het recht op gezinshereniging.
Implementatie in wetgeving
Volgens het Hof van Justitie vereist omzetting van een richtlijn in nationale wetgeving niet noodzakelijkerwijs in elke lidstaat een optreden van de wetgever11. Volgens het Verdrag betreffende de Werking van de EU zijn lidstaten bevoegd om voor de uitvoering van de richtlijnen de vorm en de middelen te kiezen waarmee het door de richtlijnen nagestreefde resultaat het best kan worden bereikt. Uiteindelijk gaat het erom dat het nuttig effect wordt bereikt.
Bij de implementatie van de richtlijn is ervan uitgegaan dat het apart benoemen van deze beide artikelen in de regelgeving niet noodzakelijk is. De Commissie heeft aangegeven12 dat deze artikelen aansluiten bij respectievelijk artikel 3 Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) en artikel 8 EVRM. Voor de Commissie was dit reden op te merken dat het aanbeveling verdient om bij de afweging van belangen uit te gaan van de interpretatie van artikel 8 EVRM. Ook heeft het Hof van Justitie van de EU overwogen dat de criteria van artikel 17 van de richtlijn corresponderen met die van artikel 8 EVRM.13
Door de wijze waarop een aanvraag wordt getoetst aan de Vw, artikel 4:84 Awb, 3:4 Awb en artikel 8 EVRM en deze beoordeling aansluit op de artikelen 5, lid 5 en 17 van de richtlijn zie ik geen noodzaak beide artikelen op te nemen in het Vb.
Kenbare toetsing
De belangenafweging zal nog meer zichtbaar worden gemaakt in de motivering van besluiten in individuele zaken.
De wijze waarop elementen uit artikel 5, lid 5, en artikel 17 worden betrokken bij de toetsing en de beoordeling van eventuele aanspraken op grond van artikel 8 EVRM, zal daardoor meer kenbaar zijn.
Analoge toepassing gezinsherenigingsrichtlijn op Nederlanders
Het College beveelt aan weer in het beleid op te nemen dat de richtlijn van overeenkomstige toepassing is op Nederlanders.
Ik ben hier bij de belangrijkste conclusies al uitgebreid op in gegaan.
Consistentie in beleid
Ik onderschrijf het belang van het voorkomen van rechtsonzekerheid door het voeren van consistent beleid over meerdere jaren vanuit een duidelijke visie die in lijn is met de richtlijn. In dit verband wil ik er op wijzen dat beleidswijzigingen tot stand komen op basis van politieke besluitvorming met parlementaire controle. Voorts kunnen individuele beslissingen worden onderworpen aan een onafhankelijke rechterlijke toets. Het standaard uitvoeren van een impact-assessment voorafgaand aan nieuwe maatregelen behoort meestal niet tot de mogelijkheden. In veel gevallen vinden er echter wel uitvoeringstoetsen vooraf of beleidsevaluaties achteraf plaats en wettelijk voorgeschreven advisering.
Data
Sinds januari 2013 is INDiGO het primaire systeem waar de medewerkers van de IND mee werken. Medio 2014 is het nieuwe datawarehouse van de IND in gebruik genomen, waarmee een managementinformatiesysteem beschikbaar is gekomen waarmee de informatievoorziening kan worden geborgd. Daarbij is steeds aandacht voor de registratie van data en het kunnen gebruiken ervan voor het meten van effecten van beleid. In dat verband zal, ten aanzien van de vraag van de registratie van het gebruik van artikel 4:84 Awb, nader moeten worden bezien op welke wijze die het beste vorm kan krijgen.
Proactieve beoordeling
Het College is van oordeel dat de IND een rol heeft in het proactief beoordelen van een aanvraag. Daartoe moet de IND beschikken over voldoende informatie. De IND werkt al enkele jaren in het kader van «Goed Gesprek» met een meer informele, klantgerichte aanpak om de dienstverlening met de klant te verbeteren en, binnen de grenzen van wet- en regelgeving, in samenwerking met de klant te zoeken naar een oplossing voor de vraag.
Het is in beginsel aan de vreemdeling of referent om zelf eventuele bijzondere feiten en omstandigheden aan te voeren en te onderbouwen die van belang zijn voor de beoordeling. De informatievoorziening door de IND kan nog worden verbeterd door de referent/vreemdeling actiever te wijzen op het belang van het aanleveren van alle relevante feiten en omstandigheden. Ik zal daartoe de aanvraagformulieren, brochures, website en klantdienstwijzer van de IND tegen het licht houden en waar nodig op dit punt laten aanpassen.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


 Vindplaats: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30573/kst-30573-127



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

11 december 2012

"Als ik staatssecretaris van Vreemdelingenzaken was dan"

Prominente juristen zoals professor Spijkerboer en advocaat Hamerslag geven hun visie in de nieuwe Mr-online.

http://www.mr-online.nl/digimagazine/dec12/magazine.html?page=66


Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

23 februari 2010

Toetsing geloofwaardig geachte vermoedens / zwaarwegendheid in een asielrelaas (uitspraak Raad van State)

LJN: BL4556, Raad van State , 200906650/1/V2

Datum uitspraak: 17-02-2010
Datum publicatie: 19-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie:
Indien en voor zover de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat de door een vreemdeling in zijn asielrelaas gestelde feiten en omstandigheden met inbegrip van diens eventuele vermoedens die deel uitmaken van gebeurtenissen die volgens het asielrelaas hebben plaatsgevonden, geloofwaardig worden geacht en in zoverre als vaststaande feiten en omstandigheden moeten worden aangenomen, is het vervolgens aan hem om te beoordelen of deze feiten en omstandigheden kwalificeren als rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Hoewel de staatssecretaris terecht betoogt dat van vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, beoordeeld dient te worden of deze reëel en daarmee plausibel te achten zijn, volgt uit voormelde uitspraak van 21 juli 2009 dat die beoordeling niet langer plaatsvindt in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas, maar in het kader van de beoordeling of de als vaststaand aangenomen feiten en omstandigheden kwalificeren als rechtsgrond voor verlening van voormelde verblijfsvergunning. Van die beoordeling maakt voorts deel uit de beantwoording van de vraag of, indien en voor zover de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat de vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat plausibel worden geacht, deze ook voldoende zwaarwegend zijn voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning.





Uitspraak

200906650/1/V2.
Datum uitspraak: 17 februari 2010


Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK


Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie,
appellant,

tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 21 augustus 2009 in zaak nrs. 08/24223 en 09/24225 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie.


1. Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 21 augustus 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.


2. Overwegingen

2.1. In de eerste grief klaagt de staatssecretaris dat, samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het door de Afdeling bedoelde onderscheid in haar uitspraak van 21 juli 2009 in zaak nr. 200805962/1 (www.raadvanstate.nl) niet alleen relevant is voor de intensiteit van de rechterlijke toetsing, maar ook voor het door de staatssecretaris te hanteren beoordelingskader.
Daartoe betoogt de staatssecretaris dat naast de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door een vreemdeling naar voren gebrachte feiten en omstandigheden en de beoordeling van het realiteitsgehalte van de vermoedens van die vreemdeling die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens zijn asielrelaas hebben plaatsgevonden, ook de beoordeling van het realiteitsgehalte van de door de desbetreffende vreemdeling aan de niet ongeloofwaardig geachte feiten en omstandigheden ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, tot zijn primaire verantwoordelijkheid behoort. Volgens de staatssecretaris vloeit uit de uitspraak van de Afdeling van 21 juli 2009 slechts voort dat zijn standpunt omtrent het realiteitsgehalte van bedoelde vermoedens van die vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, niet terughoudend door de rechter moet worden getoetst. Uit voormelde uitspraak van de Afdeling vloeit volgens de staatssecretaris niet voort dat hij, door de gestelde vermoedens niet geloofwaardig te achten, een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd.

2.1.1. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien een vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Het is derhalve aan de desbetreffende vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de staatssecretaris aannemelijk te maken.

2.1.2. Bij de beoordeling door de staatssecretaris van het asielrelaas gaat het meestal niet om de vraag of en in hoeverre de verklaringen over de feiten en omstandigheden die een vreemdeling aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moeten worden aangenomen. Een vreemdeling is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet worden gevergd zijn asielrelaas overtuigend met bewijsmateriaal te staven. Om een vreemdeling, waar dat probleem zich voordoet, tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van de aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen verrichten, geldt ingevolge artikel 3.35, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 - in welke bepaling artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 nader is uitgewerkt - dat de verklaringen van een vreemdeling en de daarin gestelde feiten en omstandigheden geloofwaardig worden geacht, indien die vreemdeling aan de in eerstgenoemde bepaling vermelde voorwaarden heeft voldaan. Aan die voorwaarden zal in de regel niet worden voldaan, indien sprake is van een omstandigheid als vermeld in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000. In dat geval zal volgens paragraaf C14/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) van de verklaringen een positieve overtuigingskracht moeten uitgaan om de daarin gestelde feiten en omstandigheden alsnog geloofwaardig te achten.

2.1.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 27 januari 2003 in zaak nr. 200206297/1, AB 2003, 286), komt de staatssecretaris bij de toepassing van voormeld beleid in een concreet geval beoordelingsruimte toe. De staatssecretaris beoordeelt de geloofwaardigheid van het asielrelaas op basis van uitvoerige gehoren en van vergelijking van het asielrelaas met al datgene, wat hij over de situatie in het land van herkomst weet uit ambtsberichten en andere objectieve bronnen en wat hij eerder heeft onderzocht en overwogen naar aanleiding van de gehoren van andere vreemdelingen in een vergelijkbare situatie. Dit overzicht stelt hem in staat die beoordeling vergelijkenderwijs en aldus geobjectiveerd te verrichten. Het op deze wijze beoordelen van de geloofwaardigheid van het asielrelaas door de staatssecretaris brengt met zich dat de rechter die beoordeling terughoudend dient te toetsen.

2.1.4. De Afdeling heeft evenzeer eerder overwogen (onder meer in de uitspraak van 4 mei 2006 in zaak nr. 200509551/1, JV 2006/246) dat het vorenstaande ook geldt voor de beoordeling door de staatssecretaris van het realiteitsgehalte van de niet gestaafde vermoedens. In voormelde uitspraak van 21 juli 2009 heeft de Afdeling echter overwogen dat in dat opzicht van de vermoedens van een vreemdeling die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens zijn asielrelaas hebben plaatsgevonden, dienen te worden onderscheiden de door die vreemdeling aan die gebeurtenissen ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat. De rechter dient met de terughoudendheid als hiervoor omschreven te toetsen of de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vermoedens van de desbetreffende vreemdeling die deel uitmaken van de gebeurtenissen die volgens zijn asielrelaas hebben plaatsgevonden, niet plausibel te achten zijn en dientengevolge niet als geloofwaardig kunnen worden aangenomen. Bij de toetsing door de rechter van het standpunt van de staatssecretaris omtrent het realiteitsgehalte van de door die vreemdeling aan de niet ongeloofwaardig geachte feiten en omstandigheden ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, is voor evenbedoelde terughoudendheid evenwel geen plaats. Die vermoedens maken immers deel uit van de door de desbetreffende vreemdeling op die feiten en omstandigheden gebaseerde vrees voor vervolging in de zin van artikel 1(A) van het Verdrag betreffende de status van Vluchtelingen van Genève van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 31 januari 1967, of voor schending jegens hem van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het standpunt van de staatssecretaris over de gegrondheid van die vrees van de vreemdeling dient naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 15 november 2002 in zaak nr. 200205536/1, JV 2003/13) door de rechter niet met de hiervoor bedoelde terughoudendheid te worden getoetst.

2.1.5. Indien en voor zover de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat de door een vreemdeling in zijn asielrelaas gestelde feiten en omstandigheden met inbegrip van diens eventuele vermoedens die deel uitmaken van gebeurtenissen die volgens het asielrelaas hebben plaatsgevonden, geloofwaardig worden geacht en in zoverre als vaststaande feiten en omstandigheden moeten worden aangenomen, is het vervolgens aan hem om te beoordelen of deze feiten en omstandigheden kwalificeren als rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000. Hoewel de staatssecretaris terecht betoogt dat van vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, beoordeeld dient te worden of deze reëel en daarmee plausibel te achten zijn, volgt uit voormelde uitspraak van 21 juli 2009 dat die beoordeling niet langer plaatsvindt in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas, maar in het kader van de beoordeling of de als vaststaand aangenomen feiten en omstandigheden kwalificeren als rechtsgrond voor verlening van voormelde verblijfsvergunning. Van die beoordeling maakt voorts deel uit de beantwoording van de vraag of, indien en voor zover de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat de vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat plausibel worden geacht, deze ook voldoende zwaarwegend zijn voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning.

2.1.6. In het in het besluit van 3 juli 2009 ingelaste voornemen heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hij geen geloof hecht aan de gestelde vrees voor vervolging, omdat de door de vreemdeling aan de geloofwaardig bevonden feiten en omstandigheden ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, positieve overtuigingskracht missen.
Nu de staatssecretaris dit criterium heeft gehanteerd, moet het er – gelet op de hiervoor onder 2.1.2 vermelde paragraaf C14/3.4 van de Vc 2000 – voor worden gehouden dat hij de plausibiliteit van de vermoedens van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer naar het land van herkomst te wachten staat, heeft beoordeeld in het kader van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Aldus heeft hij een onjuist beoordelingskader gehanteerd. De grief faalt derhalve.

2.2. Grief 2 heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen bespreking.

2.3. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het met verbetering van de gronden waarop deze rust.

2.4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.


Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins de Vin en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.


w.g. Lubberdink
voorzitter

w.g. Zwemstra
ambtenaar van Staat


Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2010

91-594.
Verzonden: 17 februari 2010

Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser


Bron: www.rechtspraak.nl

19 januari 2010

Staatssecretaris mag naar het beleid van andere Europese landen kijken en beslissen daarom geen categoriaal beschermingsbeleid voor Afghanen in te stellen (uitspraak Raad van State)

LJN: BK9639, Raad van State , 200907080/1/V2

Datum uitspraak: 13-01-2010
Datum publicatie: 18-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De Afdeling verstaat hetgeen onder 2.4.2. is weergegeven aldus dat de staatssecretaris het in het besluit van 16 april 2008 neergelegde standpunt - dat geen categoriaal beschermingsbeleid behoeft te worden gevoerd voor asielzoekers afkomstig uit Afghanistan - met toepassing van artikel 83, derde lid, van de Vw 2000 handhaaft, en dat hiervoor het beleid van de ons omringende landen van de Europese Unie doorslaggevend is.
Omdat naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer uitspraak van 6 april 2005 in zaak nr. 200500646/1, JV 2005/210), niet is voorgeschreven welk relatief gewicht moet worden toegekend aan de indicatoren die in ieder geval worden betrokken in de beoordeling of sprake is van een situatie, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, en in aanmerking genomen dat, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 19 augustus 2009 in zaak nr. 200900452/1/V2, www.raadvanstate.nl), aan de staatssecretaris een ruime beoordelingsvrijheid toekomt terzake van de vraag of aanleiding bestaat voor het voeren van een categoriaal beschermingsbeleid, is er geen grond voor het oordeel dat hij bij de handhaving van zijn standpunt niet in redelijkheid aan de afstemming van zijn beleid met het in de ons omringende landen van de Europese Unie gevoerde beleid doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen.

bron: rechtspraak.nl


Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...