Medio 2007 stemde de Tweede Kamer in met de zogenoemde Pardonregeling voor een afgebakende groep mensen die nog onder de oude Vreemdelingenwet viel. Het kabinet becijferde dat het ging om ongeveer 27.700 mensen. Als gevolg hiervan kregen gemeenten een aanvullende opdracht om deze groep vóór eind 2009 van een geschikt huis te voorzien.
Om te zorgen dat dit proces goed verloopt voor deze kwetsbare groep, werd in oktober 2007 de Taskforce Huisvesting Statushouders in het leven geroepen. Opdrachtgevers zijn de VNG en de ministeries van VROM en Justitie. De Taskforce telt drie leden: Jaap Pop namens de VNG, Koos Parie namens de corporaties en voorzitter Ed Nijpels.
De Taskforce stopt niet op 1 januari 2010, maar al op 6 oktober dit jaar als in Den Haag een slotbijeenkomst wordt georganiseerd. De reden: bijna alle pardonners zijn dan gehuisvest. Op 1 augustus stond de teller op 2955 mensen die nog een woning toegewezen moeten krijgen. Maar het gaat nu hard. Jaap Pop van de Taskforce heeft de verwachting dat bijna alle pardonners de komende maanden onderdak krijgen.
Gemor
Alle betrokkenen spreken trots van een ‘huzarenstukje’ en een ‘geweldige prestatie’, want in amper twee jaar tijd is het met vereende inspanningen maar mooi gelukt. Toch is de huisvesting niet zonder slag of stoot verlopen. Zo duurde het even voordat alle pardonners zichtbaar en traceerbaar werden, vooral de groep van 14.000 pardonners die buiten de COA-opvang (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers) verbleef bij vrienden en familie, in de noodopvang of bij kennissen of die particulier huurden bij huisjesmelkers. Ook bleek het te gaan om veel alleenstaanden, voor wie meer woningen nodig zijn.
En in februari dit jaar ontstond gemor in de Tweede Kamer dat reguliere statushouders langer op een huis moeten wachten, terwijl pardonners snel een woning krijgen. De PVV en de VVD waren sowieso al kritisch over de pardonregeling, maar ook de SP en PvdA stelden Kamervragen over het feit dat starters, doorstromers en reguliere statushouders in de krappe woningmarkt aan de kant moesten voor de huisvesting van pardonners, die in de meeste gevallen voorrang kregen. De VNG, Ed Nijpels van de Taskforce en ook Justitie en VROM erkenden dat deze verdringing ‘niet wenselijk’ was, maar ‘helaas onvermijdelijk’. Nu bijna alle pardonners zijn gehuisvest, is dit probleem uit de wereld.
Verdeling
Een ander probleem ontstond rondom de verdeling van de pardonners over de gemeenten. Alle gemeenten kregen naar rato van hun aantal inwoners een taakstelling om deze mensen te huisvesten. Punt was dat de meeste pardonners, voorheen illegalen, vooral woonden in de grote steden en in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht, waar ze hun illegaliteit langer verborgen konden houden. Er is dus sprake van scheefgroei, want veel met name kleinere gemeenten hebben hun taakstelling niet gehaald en zullen die ook niet halen, terwijl andere gemeenten zoals bijvoorbeeld Amsterdam en Utrechtse Heuvelrug meer pardonners hebben gehuisvest dan was afgesproken.
Niettemin: in 24 maanden tijd 27.700 mensen huisvesten is een huzarenstukje, zegt Stefanie Austen, beleidsmedewerker Ruimte en Wonen van de VNG. Dat er scheefgroei is ontstaan, verklaart zij uit het feit dat sommige pardonners soms al jaren woonden in een (grote) stad, daar inmiddels sociaal of medisch gebonden waren, werk hadden gevonden en hun kinderen daar naar school lieten gaan.
‘Enschede had zo’n groep. Ik vind het niet meer dan logisch dat dergelijke gemeenten zich extra hebben ingespannen om die groep juist binnen hun gemeentegrenzen te huisvesten. Die mensen moet je uit humanitair oogpunt niet uit hun netwerk halen en plotseling naar Den Helder sturen.’ Ze is vooral trots dat gemeenten de pardonners zo snel hebben gehuisvest. ‘Daar kan iedereen lessen uit trekken, vooral voor het huisvesten van de groep reguliere statushouders, waar achterstanden zijn ontstaan. Dat vind ik wel: nú moeten we doorpakken, aan de gang met de lessen die we geleerd hebben. We hebben een vliegwiel te pakken, waar we resultaat mee geboekt hebben.’
Succesfactoren
Wat zijn die succesfactoren, vragen we aan Jaap Pop van de Taskforce. ‘Daar waar de huisvesting snel gelukt is, was vaak sprake van regionale samenwerking tussen gemeenten. Dat scheelde enorm.
Een tweede factor is het aanstellen van een speciale casemanager, die de huisvestingstaak voortvarend oppakt. Dat moet je hebben: een bevlogen wethouder of burgemeester, of een betrokken ambtenaar.
Een derde succesfactor is de ketenaanpak. Bij het “thuis geven” van de pardonners werd in succesvolle gemeenten niet alleen gekeken naar huisvesting, maar ook naar inkomen, scholing, zorg, inburgering en integratie. Corporaties, het maatschappelijk werk, zorginstellingen en VluchtelingenWerk waren daar nauw bij betrokken. Het is dan ook een belangrijke aanbeveling van de Taskforce om statushouders voortaan op die manier te benaderen. Nog een bijkomend voordeel: de gemeenten hebben het COA gevonden, daar bestaan nu vaak rechtstreekse contacten mee. Die samenwerking is verbeterd.’
Blijft over het feit dat vele gemeenten hun taakstelling niet gehaald hebben en ook niet zullen halen terwijl andere gemeenten juist meer pardonners hebben gehuisvest dan was afgesproken. Dat roept de vraag op over verevening. Dat wil zeggen dat de gemeenten die hun taakstelling niet hebben gehaald nu meer reguliere statushouders dienen te huisvesten. Jaap Pop is daar namens de Taskforce een voorstander van. Austen (VNG): ‘Dat ben ik momenteel aan het onderzoeken door in het land gemeenten te bellen. De verevenings-vraag komt in een advies dat de VNG in het najaar afgeeft in het Bestuurlijk Overleg met staatssecretaris Albayrak en minister Van der Laan.’
Amsterdam: krapte op de woningmarkt
Amsterdam kreeg als taak 1222 pardonners te huisvesten. ‘We zijn op orde’, vertelt Coby van Middelkoop, werkzaam bij de Dienst Wonen als adviseur Aandachtsgroepen. Zij werd projectleidster Huisvesting Generaal Pardonners. ‘Op 1 augustus hebben we 1178 pardonners gehuisvest. Onze taakstelling gaan we dus halen en we gaan zelfs iets over dat aantal heen.’
De huisvesting kwam laat op gang, omdat de mensen lastig te vinden waren. Amsterdam heeft geen asielzoekerscentrum meer en zocht daarom de samenwerking met VluchtelingenWerk, de gezamenlijke kerken en het ASKV, het steunpunt voor vluchtelingen. ‘Samen hebben we een Pardonloket geopend in de Zuiderkerk, waar we vluchtelingen opriepen zich te melden, met steun van advocaten en aankondigingen in de huis-aan-huisbladen. We verwachtten dat het storm liep, maar nee. Het kwam maar mondjesmaat op gang. De meeste vluchtelingen keken eerst de kat uit de boom. Pas toen we duidelijk gecommuni-ceerd hadden dat er niets zou gebeuren als je niet onder het pardon zou vallen, liep het beter.’
Amsterdam koos ervoor om behalve de pardonners die al ergens in de stad verbleven, ook diegenen te huisvesten die medisch of sociaal gebonden zijn aan de stad. De gemeente zette in op een gezamenlijke, integrale aanpak. Zo werkten de Diensten Werk en Inkomen, Wonen, Maatschappelijke Ontwikkeling en Persoonsgegevens nauw samen met daarbij een trekkersrol voor de Bestuursdienst. ‘Die ketenaanpak, inclusief periodiek overleg met de corporaties en VluchtelingenWerk als maatschappelijk begeleider werkte goed. Ook werd regionaal samengewerkt met Woningnet en het AZC Crailo in het Gooi. In het ketenoverleg werden alle probleemsituaties besproken.’
Grootste probleem was de krapte op de Amsterdamse huizenmarkt: ‘Er komen in Amsterdam jaarlijks slechts 9500 sociale huurwoningen vrij, waarvan de helft naar bijzondere doelgroepen gaat. Dan blijven er nog maar 4500 woningen over, waar ook starters en doorstromers het van moeten hebben. Deze groepen hebben het wel even gevoeld dat we pardonners voorrang hebben verleend. Niettemin ben ik trots dat we het gehaald hebben, we hebben het met elkaar zorgvuldig gedaan.’
Utrechtse Heuvelrug: ook alleenstaanden een fatsoenlijk huis
Dat een ketenaanpak met een speciale casemanager goed werkt, blijkt uit het voorbeeld van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Daartoe behoren de kernen Driebergen, Doorn, Maarn, Leersum en Amerongen. Cees van den Broek, medewerker Integratie bij de gemeente, werd er projectleider en riep gelijk op tot regionale samenwerking en een ketenaanpak. ‘Wij vonden het niet humaan om pardonners die soms al tien jaar hier woonden uit te plaatsen naar Zeeland. We wilden iedereen regionaal, liefst lokaal, van een woning voorzien, zodat hun netwerk in stand bleef. Dat is grotendeels gerealiseerd.’
Ook alleenstaanden kregen een fatsoenlijke woning. ‘Sommige gemeenten zeggen dat ze dat niet kunnen en daarom delen zij een eengezinswoning in halve studentenflats of HAT-eenheden, maar dat vind ik echt grote onzin. Als het ons lukt als kleine gemeente, moet het overal lukken.’
Met de inburgering werd niet gewacht tot een pardonner gehuisvest was: ‘De minister zag daar het belang van in en zo kregen we eerder geld, om samen met het ROC pardonners al op het AZC in Leersum een inburgeringcursus aan te bieden.’ Ook was er meteen aandacht voor de lichamelijke en/of geestelijke hulpvraag die sommige pardonners hadden. ‘We hebben bijvoorbeeld MEE, een organisatie voor mensen met een beperking, in de arm genomen om hen naar de juiste gehandicaptenzorg toe te leiden. Met GGZ-instelling Altrecht hebben we mensen geestelijke zorg kunnen aanbieden. Zo zijn er tal van zorginstellingen in onze omgeving waarmee we hebben samengewerkt.’
Van den Broek is daarnaast vrijwillig initiatiefnemer van de ‘één
euro-winkel’ in Doorn. Dat is een winkel met tweedehands kleding
en boeken, waar alles één euro kost. ‘De winkel wordt gerund door pardonners en asielzoekers, zodat zij een gezicht krijgen. Met de opbrengst hebben we tot nu toe de studiekosten van 42 jonge vluchtelingen gefinancierd.’
Door René van Trigt
Bron: http://www.allepersberichten.nl/persbericht/10781/1/-Deze-week-in-VNG-Magazine-Bijna-alle-pardonners-onder-dak/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten