28 december 2018

The right to immigrate

Every 18 December, the United Nations celebrate International Migrants Day to recognise the efforts, contributions, and rights of migrants worldwide. A perfect moment to speak with Arjen Leerkes, who was appointed Professor of ‘Migration, Securitisation and Social Cohesion' at Maastricht University and UNU-MERIT last month, about the position of immigrants in our societies. Where can asylum seekers go when they are trying to flee their country? Should they stay in the same region, or can they go elsewhere?

Changing the Dutch immigration detention regime

Portrait of Arjen Leerkes
Portrait of Arjen Leerkes drawn by his 6 year old daughter
 
“My work on the concept of perceived legitimacy was used in the argumentation to bring change in the Dutch immigration detention regime and has contributed to making it less punitive. There was an assumption, not so much in the law itself but rather among policy makers and advisors, that detention would pressure migrants into complying with the rules. My research showed that this effect was limited, and that it was more important for example to help migrants to understand why they did not get a residence permit.  My recommendations also led to more attention being paid to the respectful treatment of migrants during detention. My analysis indicated that very strict policies could lead to health issues among migrants and that return migration policies could be improved by investing more in keeping migrants physically and mentally healthy. Obviously, migrants should receive good treatment for human rights reasons, but politicians and policies can also be influenced by pragmatic considerations,” says Leerkes.

The expertise that Leerkes has gathered in the Netherlands, notably through his research work over the past 10 years at the Ministry of Justice and Security, is quite unique. “Not many people are granted the kind of access that I have,” he explains. He now wants to bring his insights into the international arena. “There is a similar tendency in other countries to use this type of deterrence logic, such as when dominant countries unilaterally decide to use their power to impose their interests on others. I want to show that such policies are unlikely to be effective because they do not take into account the notions of perceived procedural and distributive justice.”

Please continue to the original article that you can find here: https://www.maastrichtuniversity.nl/news/right-immigrate



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

De bijzondere zaak van advocaat Luscuere die samen met twee tieners in vreemdelingenbewaring en lekkers van zijn moeder in de cel zat

Julien Luscuere een ervaren advocaat vreemdelingenrecht had recent piketdienst en trof twee jonge jongens aan in de cel van de KMar. Bekijk eerst de film die hij er zelf over heeft gemaakt.



En nu de uitspraak waar de vraag is hoeveel schadevergoeding moet worden betaald in een zaak waar alles mis ging.


ECLI:NL:RBDHA:2018:15431

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 21-12-2018
Datum publicatie 24-12-2018
Zaaknummer NL18.23687
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Verzoek tot hogere schadevergoeding dan door de Staat aangeboden standaardbedrag, in verband met onrechtmatige vreemdelingenbewaring minderjarigen, afgewezen
Vindplaatsen Rechtspraak.nl


Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL18.23687

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser]

(gemachtigde: mr. J. Luscuere),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Bekink).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.

Verweerder heeft op 10 december 2018 de maatregel van bewaring opgeheven.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen

1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit. Hij is geboren op 30 september 2003 en is dus 15 jaar oud.

De migratiehond van de Koninklijke Marechaussee heeft hem (en een andere minderjarige vreemdeling) op 7 december 2018 aangetroffen tussen de banden van een trailer op het afgesloten terrein van veerdienstmaatschappij Stena Line in Hoek van Holland. Eiser had de bedoeling om zo illegaal naar Engeland te reizen. Het was de derde keer dat hij zo is aangetroffen. Eiser is (naar zijn zeggen) sinds 1 jaar en 10 maanden in de Europese Unie en sinds 6 maanden in Nederland. Hij heeft asiel aangevraagd.

Op 5 december 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats Nidos benoemd tot eisers voogd.

Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2018 heeft eiser te kennen gegeven dat hij voorafgaande aan zijn verhoor een advocaat wenste te consulteren. Tijdens zijn gehoor op 8 december 2018 heeft hij dit herhaald. Vervolgens verklaarde hij desgevraagd dat hij het goed vindt om zonder aanwezigheid van zijn advocaat te worden gehoord en ving het gehoor aan. Op 8 december 2018 om 13:00 uur heeft verweerder de piketcentrale geïnformeerd. Eiser heeft de nacht van 8 december 2018 op 9 december 2018 in een wachtcel van de Koninklijke Marechaussee doorgebracht. Op 9 december 2018 is eiser vervolgens overgebracht naar politiebureau aan het Doelwater in Rotterdam, waar hij in een politiecel heeft verbleven tot 10 december 2018. Op die dag is eiser overgebracht naar Detentiecentrum Zeist, waar hij kennelijk in de gesloten gezinsvoorziening heeft verbleven. Verweerder heeft de maatregel van bewaring opgeheven op 10 december 2018

– zoals ter zitting met partijen aan de hand van de wel bekende feiten is geschat – ergens tussen 17:00 en 21:30 uur. Eiser is vervolgens naar het Asielzoekerscentrum in Maastricht gebracht, waar hij om 23.30 uur aankwam en op enig moment daarna met onbekende bestemming is vertrokken.

3. Eiser betoogt dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig was en voert in dat verband, kort samengevat, het volgende aan.

 Anders dan eiser tevoren als zijn wens kenbaar had gemaakt, heeft verweerder hem niet in de gelegenheid gesteld om vóór het gehoor met zijn voogd van Nidos en zijn advocaat te spreken.

 De maatregel van bewaring is gestoeld op artikel 59b, eerste lid onder a en b, van de Vw. Daarmee is het doel van de maatregel niet eenduidig te verifiëren. Niet gemotiveerd is in hoeverre de aan de maatregel ten grondslag gelegde zware gronden de maatregel kunnen dragen. Verder wordt in de belangenafweging niet (voldoende) ingegaan op de kwetsbare positie van eiser als asielzoeker.

 Het beleid over inbewaringstelling van minderjarigen (A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire) houdt geen rekening met de bijzondere positie van minderjarigen. Daarom mist een correct juridisch kader voor de oplegging van de maatregel van bewaring en moet het beleid onverbindend worden verklaard. In ieder geval heeft verweerder in de maatregel van bewaring geen bijzondere aandacht geschonken aan de minderjarigheid van eiser en zijn kwetsbare positie, wat in strijd is met internationale verdragsbepalingen en normen die in gelijksoortige situaties in het strafrecht gelden voor minderjarigen.

 De detentieomstandigheden waren niet passend voor eiser als minderjarige. Hij heeft één nacht in een wachtcel van de Koninklijke Marechaussee doorgebracht. Verder blijkt niet dat verweerder heeft geprobeerd om hem eerder dan op 10 december 2018 te plaatsen op een voor minderjarigen passende locatie.

 Verweerder heeft niet de nodige zorg in acht genomen bij de opheffing van de maatregel van bewaring. Op 10 december 2018 om 23.30 uur kwam eiser aan bij het AZC in Maastricht en toen bleek dat daar voor hem geen plaats was, heeft verweerder contact heeft gezocht met Nidos voor een noodopvangadres. Toen zo’n adres uiteindelijk was gevonden, was eiser al weggelopen. Verder heeft verweerder pas na de opheffing, op 11 december 2018, Nidos en de advocaat hierover ingelicht.

4. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank als bewaringsrechter alleen de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring tot aan de opheffing ervan kan beoordelen en dus niet (ook) – anders dan eiser lijkt te veronderstellen – de gang van zaken in de periode nádat de maatregel van bewaring is opgeheven.

5. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder (in ieder geval in strijd met zijn beleid) in de maatregel van bewaring niet heeft gemotiveerd waarom eisers minderjarigheid geen reden was voor het toepassen van een lichter middel van toezicht. Verweerder heeft dit ter zitting volmondig erkend (overigens net als het feit dat hij ten onrechte eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring Nidos en zijn advocaat te raadplegen). Dat in de maatregel van bewaring (in algemene zin) is afgewogen of op eiser een afdoende minder dwingende maatregel doeltreffend is toe te passen is onvoldoende. Welke (in de Vc) genoemde zwaarwegende belangen verweerder aanwezig achtte, blijkt niet uit de maatregel van bewaring. De maatregel van bewaring is daarom onvoldoende gemotiveerd. Al hierom is de maatregel van aanvang af onrechtmatig. Alle andere argumenten, die eiser aanvoert ter onderbouwing van zijn betoog dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig is geweest, hoeven daarom niet worden besproken. Als de maatregel van bewaring nog niet was opgeheven, zou ook één slagende beroepsgrond voldoende zijn geweest om te de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten en de maatregel op te heffen. Méér valide argumenten om de maatregel van bewaring van aanvang aan onrechtmatig te achten, maken de maatregel ook niet méér en/of extra onrechtmatig.

6. In geschil is de vraag of de door verweerder aangeboden schadevergoeding van (3 × € 105, - =) € 315,- passend is of dat er, zoals eiser betoogt, bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot toekenning van een hogere schadevergoeding dan berekend overeenkomstig de toepasselijke normbedragen voor de vaststelling van schadevergoeding in verband met onrechtmatige vrijheidsontneming. Eiser verzoekt een schadevergoeding van € 1.111,- (dat volgens hem een ‘ludiek’ bedrag is), althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag dat hoger is dan de door verweerder aangeboden schade-vergoeding.
6.1.

De vergoeding, die eiser verzoekt op de voet van artikel 106 van de Vw is gericht op het compenseren van de schade die hij als gevolg van de onrechtmatige bewaring heeft geleden. Vooropgesteld wordt dat het door verweerder aangeboden bedrag, zoals gebruikelijk in dit soort gevallen, is gebaseerd op de forfaitaire vergoedingen die op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafrecht (WbvSv) worden toegekend voor, kort gezegd, ten onrechte opgelegde voorlopige hechtenis. Deze vergoeding ziet niet alleen op vermogensschade, maar ook op immateriële schade. Omdat er in deze procedure niets is gesteld over materiële schade gaat de rechtbank er vanuit dat het eiser te doen is om vergoeding van de door hem geleden immateriële schade.
6.2.

Verweerder heeft bij het bepalen van de aangeboden schadevergoeding de geldende normbedragen tot uitgangspunt genomen, die (mede) een vergoeding zijn voor immateriële schade als gevolg van onrechtmatige bewaring zijn. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat hij meer dan gebruikelijk heeft geleden en dat er bijzondere feiten en omstandigheden zijn aanleiding geven tot een hogere schadevergoeding dan de standaardbedragen, zeker in het licht van de stelling ter zitting dat het een ‘door de wol geverfde vreemdeling’ betreft. Hij maakt dit niet aannemelijk. Dat eiser minderjarig is, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid, zoals ook blijkt uit de rechtspraak over op de voet van artikel 89 van het WbvSv toegekende schadevergoedingen. Dat eiser één nacht in een wachtcel bij de Koninklijke Marechaussee heeft doorgebracht is ook geen bijzondere omstandigheid. Dat een maatregel van bewaring ten uitvoer wordt gelegd in een cel van de Koninklijke Marechaussee is toegestaan op grond van het bepaalde in artikel 5.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit. De standaardvergoeding houdt daar dus al rekening mee. De uitspraken in zaken van onrechtmatige vrijheidsbeneming, die worden besproken in de door de rechtbank geraadpleegde Smartengeldgids, geven ook geen aanleiding voor het oordeel dat een hogere schadevergoeding op zijn plaats is. Tot slot is de stelling dat de onrechtmatige bewaring (mogelijk) zal bijdragen aan nog meer wantrouwen van eiser is instanties en volwassenen onvoldoende om aan te nemen dat hij meer dan gemiddeld heeft geleden onder de maatregel van bewaring.

De rechtbank ziet kortom geen grond voor het oordeel dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot het toekennen van een hogere schadevergoeding dan berekend overeenkomstig de toepasselijke normbedragen voor de vaststelling van schadevergoeding ter zake van onrechtmatige vrijheidsontneming.

Het moet de rechtbank nog wel van het hart dat de gehele gang van zaken op zijn zachtst gezegd geen schoonheidsprijs verdient. Hopelijk trekt verweerder hieruit lering voor de toekomst.

7. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.

8. De rechtbank acht gronden aanwezig om de door verweerder aangeboden schadevergoeding van € 315,- toe te kennen.

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Daarbij komen alleen de redelijkerwijs gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Hiervoor geldt een dubbele redelijkheidstoets: niet alleen de kosten zelf moeten redelijk zijn, maar ook het maken van de kosten als zodanig moet redelijk zijn. Anders dan verweerder meent, acht de rechtbank het redelijk dat eiser proceskosten heeft gemaakt, ook door de zaak op zitting te laten komen en daar een hogere schadevergoeding te bepleiten dan verweerder had aangeboden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 315,-, te betalen door de griffier;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Driel, griffier.

Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:15431

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email





UK citizens as non-EU citizens in the EU after Brexit: applying the EU Directive on non-EU long-term residents


Professor Steve Peers, University of Essex*
Introduction

What happens to UK citizens in the EU27 after Brexit, if they have been living in an EU27 country for some time? If the proposed withdrawal agreement is ratified, they will retain most of their current rights under EU free movement law in the country they live in, although without the right to move freely between Member States any longer. (There will also be a transition period during which UK citizens could still enjoy free movement rights to the EU27, and vice versa). EU27 citizens in the UK will equally retain current rights (for a detailed annotation of an earlier version of the citizens’ rights provisions in the agreement, which do not differ much from the final version, see my blog post).
If the withdrawal agreement is not ratified, there is apparently no intention on the part of the Commission to propose an EU-wide law to protect UK citizens’ acquired rights (as I suggested here). So, as the Commission pointed out in its most recent communication, it will be up to each Member State to regulate the position of UK citizens' acquired rights under its national law, subject to partial EU-wide harmonisation of some aspects of immigration law concerning non-EU nationals. (It’s a myth that the EU has no power to regulate the immigration status of non-EU citizens, as I discussed in a recent tweet thread. Note that the UK, Ireland and Denmark have generally opted out of these EU laws, including those discussed in this blog post. This will not stop UK citizens being covered by these laws as non-EU citizens after Brexit).
One of the more important such EU measures, as the Commission noted, could be the EU Directive long-term residence for non-EU citizens.  It will obviously be relevant if there’s no deal, but it could even be relevant for some UK citizens if the withdrawal agreement is ratified, because it includes limited provisions on movement to other Member States. These fall short of the free movement rights that UK citizens are losing, but are better than nothing at at all.
For those reasons, it’s useful to take a look at the Directive, from the particular perspective of UK citizens in the EU on Brexit day. Much of what I say here is, however, equally relevant to any UK citizens moving to the EU afterward, or to citizens of any other non-EU countries (besides those which have free movement treaties with the EU: Norway, Iceland, Switzerland and Liechtenstein).
Summary

In case the more detailed legal comments below are too daunting, here’s a short summary. The EU Directive on long-term resident non-EU citizens could apply to UK citizens living in an EU Member State after Brexit. They have to have lived there legally for five years, and it’s unclear if residing there as an EU citizen before Brexit counts, although there’s a good argument it does. There are also parallel national laws on securing long-term residence for non-EU citizens, which might be more appealing in practice for UK citizens, particular if it’s easier to apply under those laws. The EU rules will be more relevant to those UK citizens who would want to move to another Member State in future.  Anyone uncertain about their legal status should research the national law where they are living further, and if necessary obtain legal advice.
 Read the rest of this excellent post here http://eulawanalysis.blogspot.com/2018/12/uk-citizens-as-non-eu-citizens-in-eu.html


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Antwoord op prejudiciele vragen en vervolgens de Raad van State uitspraak inzake vluchtelingen die te laat om nareis gezinshereniging verzoeken

Bij uitspraak van 21 juni 2017 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2017:1609 heeft de Raad van State het EUropese Hof van Justitie gevraagd om de volgende prejudiciele vragen te beantwoorden



I.    verzoekt het Hof van Justitie van de Europese Unie bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de volgende vragen:


    Vraag 1:
    Is het Hof, gelet op artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71) en het arrest Nolan (ECLI:EU:C:2012:638), bevoegd prejudiciële vragen van de Nederlandse rechter te beantwoorden over de uitleg van bepalingen van deze richtlijn in een geding betreffende het verblijfsrecht van een gezinslid van een subsidiair beschermde, indien deze richtlijn in het Nederlandse recht op rechtstreekse en onvoorwaardelijke wijze van toepassing is verklaard op subsidiair beschermden?


    Vraag 2:
    Staat het stelsel van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB 2003 L 251, met rectificatie in PB 2012 L 71) in de weg aan een nationale regel als aan de orde in de hoofdgedingen op grond waarvan een verzoek om in aanmerking te komen voor gezinshereniging op basis van de gunstiger bepalingen van hoofdstuk V kan worden afgewezen om de enkele reden dat dit niet is ingediend binnen de in artikel 12, eerste lid, derde alinea, vermelde termijn?
    Is voor de beantwoording van deze vraag van belang dat het mogelijk is om in geval van overschrijding van voormelde termijn, al dan niet na een afwijzing, een verzoek om gezinshereniging in te dienen waarbij wordt beoordeeld of is voldaan aan de in artikel 7 van richtlijn 2003/86/EG gestelde vereisten en rekening wordt gehouden met de in de artikelen 5, vijfde lid, en 17 vermelde belangen en omstandigheden?
Bij uitspraak van 28 december 2018 is de Raad van State in deze procedure tot een uitspraak gekomen onder verwijzing naar het antwoord van het Hof van Justitie.

"
5.    Het Hof heeft, voor zover thans van belang, in het arrest overwogen:
    "46    Uit artikel 12, lid 1, derde alinea, van richtlijn 2003/86 blijkt […] dat de wetgever van de Unie de lidstaten heeft toegestaan dat zij wat de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/86 betreft de gewone regeling toepassen in plaats van de voorkeursregeling die normaliter op vluchtelingen van toepassing is, wanneer het verzoek om gezinshereniging na het verstrijken van een bepaalde termijn na de toekenning van de vluchtelingenstatus is ingediend.
    47    Het staat de lidstaten dus vrij om, wanneer zij dit opportuun achten, de door vluchtelingen ingediende verzoeken om gezinshereniging niet op grond van de voorkeursregeling van artikel 12, lid 1, van richtlijn 2003/86 te behandelen, maar op grond van de gewone regeling die op verzoeken om gezinshereniging van toepassing is, wanneer die verzoeken na het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 12,
        lid 1, derde alinea, van deze richtlijn zijn ingediend.
    48    Artikel 12, lid 1, derde alinea, van richtlijn 2003/86 kan niet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten op grond daarvan verplicht moeten oordelen dat de termijnoverschrijding, zonder dat daarvoor een geldige reden bestaat, bij de indiening van het verzoek om gezinshereniging op grond van de voorkeursregeling in artikel 12, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn slechts een factor is die naast andere in de totaalbeoordeling van de gegrondheid van dit verzoek moet worden betrokken en waarvoor andere overwegingen een tegenwicht kunnen vormen.
    49    Indien namelijk van die uitlegging zou worden uitgegaan, waarvoor geen steun is te vinden in de tekst van artikel 12 van genoemde richtlijn, zouden de doeltreffendheid en de duidelijkheid worden ontnomen aan de regel voor de afbakening van de respectieve werkingssferen van de regelingen voor door vluchtelingen ingediende verzoeken om gezinshereniging die de lidstaten op basis van de termijn in artikel 12, lid 1, derde alinea, van diezelfde richtlijn mogen invoeren.
    50    Daarnaast heeft de overschrijding van de termijn voor de indiening van een verzoek om gezinshereniging als bedoeld in artikel 12, lid 1, derde alinea, van richtlijn 2003/86 geen directe gevolgen voor de toestemming tot binnenkomst of verblijf van de gezinsleden van de gezinshereniger, maar wordt op basis daarvan alleen het kader bepaald waarbinnen dat verzoek moet worden beoordeeld. Aangezien de beoordeling van de gegrondheid van een dergelijk verzoek in de praktijk alleen kan plaatsvinden nadat is bepaald welke regeling daarop van toepassing is, kunnen overwegingen betreffende de gegrondheid van dit verzoek geen tegenwicht vormen voor de overschrijding van die termijn.
    51    Artikel 5, lid 5, en artikel 17 van richtlijn 2003/86 kunnen geen reden tot een andere oplossing zijn.
    52    De beslissing van een lidstaat waarbij wordt geëist dat aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van die richtlijn wordt voldaan, belet niet dat vervolgens de gegrondheid van de gevraagde gezinshereniging zodanig wordt onderzocht dat overeenkomstig  artikel 5, lid 5, en artikel 17 van genoemde richtlijn terdege rekening wordt gehouden met het belang van het minderjarige kind, met de aard en de hechtheid van de gezinsbanden van de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in de lidstaat alsmede met het bestaan van gezinsbanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.
    53    In die context zal de betrokken lidstaat kunnen voldoen aan het vereiste van een individuele behandeling van het verzoek om gezinshereniging dat uit artikel 17 van richtlijn 2003/86 voortvloeit (zie in die zin arrest van 9 juli 2015, K en A, C-153/14, EU:C:2015:453, punt 60), dat onder meer voorschrijft dat rekening worden gehouden met de specifieke aspecten van het feit dat de gezinshereniger een vluchteling is. Zoals in herinnering is gebracht in overweging 8 van deze richtlijn, vraagt de situatie van vluchtelingen daarom bijzondere aandacht, aangezien zij in hun land van herkomst geen normaal gezinsleven tegemoet kunnen zien, zij mogelijkerwijs gedurende lange tijd van hun gezin waren gescheiden voordat hun de vluchtelingenstatus werd toegekend en het voor hen moeilijker kan zijn om aan de inhoudelijke eisen van artikel 7, lid 1, van genoemde richtlijn te voldoen dan voor andere derdelanders.
    54    Uit een en ander volgt dat de uitlegging van artikel 12, lid 1, derde alinea, van richtlijn 2003/86 die in punt 48 van het onderhavige arrest is uiteengezet, niet belet dat vóór de definitieve beslissing over de gevraagde gezinshereniging rekening wordt gehouden met alle factoren die in artikel 5, lid 5, en artikel 17 van deze richtlijn zijn genoemd.
    55    Dit in aanmerking nemend, heeft de wetgever van de Unie de lidstaten weliswaar toegestaan dat zij de naleving van de voorwaarden in artikel 7, lid 1, van deze richtlijn eisen in het geval bedoeld in artikel 12, lid 1, derde alinea, maar heeft hij daarom nog niet bepaald hoe een te laat ingediend verzoek op grond van de voorkeursregeling in artikel 12, lid 1, eerste alinea, van genoemde richtlijn procedureel moet worden behandeld.
    56    Wanneer Unievoorschriften ter zake ontbreken, is het vaste rechtspraak van het Hof dat het op grond van het beginsel van procedurele autonomie een zaak van de interne rechtsorde van de lidstaten is om deze procedurevoorschriften vast te stellen, op voorwaarde evenwel dat die voorschriften niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (zie in die zin arrest van 22 februari 2018, INEOS Köln, C 572/16, EU:C:2018:100, punt 42  en aldaar aangehaalde rechtspraak).
    57    Wat het gelijkwaardigheidsbeginsel betreft, zijn er geen aanwijzingen in het aan het Hof voorgelegde dossier en is in het kader van de onderhavige procedure ook geenszins gesteld dat soortgelijke binnenlandse situaties naar Nederlands recht anders worden behandeld.
    58    Wat het doeltreffendheidsbeginsel betreft, zij eraan herinnerd dat bij het onderzoek van elk geval waarin de vraag rijst of een nationaal procedurevoorschrift de toepassing van het Unierecht onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, volgens vaste rechtspraak van het Hof rekening moet worden gehouden met de plaats van dat voorschrift in de gehele procedure voor de verschillende nationale instanties, alsook met het verloop en de bijzonderheden van deze procedure (zie in die zin arrest van 22 februari 2018, INEOS Köln, C-572/16, EU:C:2018:100, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
    59    In de onderhavige zaak is een nationale regeling op grond waarvan een ten behoeve van een gezinslid van een vluchteling ingediend verzoek om in aanmerking te komen voor gezinshereniging op basis van de gunstiger bepalingen van hoofdstuk V van richtlijn 2003/86, kan worden afgewezen op grond dat dit verzoek meer dan drie maanden na de toekenning van de vluchtelingenstatus aan de gezinshereniger is ingediend, waarbij tegelijk wel de mogelijkheid             wordt geboden een nieuw verzoek in te dienen in het kader van een andere regeling, niet als zodanig van dien aard dat de uitoefening van het door richtlijn 2003/86 verleende recht op gezinshereniging in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt.
    60    De afwijzing van het verzoek om gezinshereniging dat is ingediend in het kader van een nationale regeling die is ingevoerd om uitvoering te geven aan artikel 12, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn, houdt immers niet in dat het recht op gezinshereniging niet gewaarborgd kan worden, aangezien de gezinshereniging in het kader van een andere regeling kan worden toegestaan, na de indiening van een daartoe strekkend verzoek.
    61    Hoewel de vertraging en de administratieve lasten die met de indiening van een nieuw verzoek samenhangen een zeker ongemak voor de betrokkene kunnen vormen, neemt dat niet weg dat dit ongemak niet van die omvang is dat dit in alle gevallen kan worden geacht in de praktijk te beletten dat hij zijn recht op gezinshereniging doeltreffend kan doen gelden.
    62    Dat zou echter anders zijn indien, om te beginnen, het eerste verzoek om gezinshereniging zou kunnen worden afgewezen in situaties waarin de te late indiening van dit verzoek op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is.
    63    Wanneer, vervolgens, een nationale regeling vluchtelingen ertoe verplicht hun rechten snel na de toekenning van de vluchtelingenstatus te doen gelden, op een moment waarop hun kennis van de taal en de procedures van de lidstaat mogelijkerwijs nog niet groot is, dienen de betrokkenen volledig te worden geïnformeerd over de gevolgen van het besluit tot afwijzing van hun eerste verzoek en de maatregelen die zij dienen te nemen om hun recht op gezinshereniging doeltreffend te kunnen doen gelden.
    64    Tot slot moet worden benadrukt dat artikel 12, lid 1, derde alinea, van richtlijn 2003/86 het de lidstaten alleen toestaat om van artikel 12, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn af te wijken door van de vluchteling te eisen dat hij aan de voorwaarden van artikel 7,
        lid 1, van genoemde richtlijn voldoet.
    65    Op een vluchteling die zijn verzoek om gezinshereniging meer dan drie maanden na de toekenning van de vluchtelingenstatus heeft ingediend, dienen derhalve niettemin de op vluchtelingen toepasselijke gunstiger voorwaarden voor de uitoefening van het recht op gezinshereniging zoals bepaald in de artikelen 10 en 11 of artikel 12, lid 2, van diezelfde richtlijn te worden toegepast.
    66    Gelet op een en ander moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 12, lid 1, van richtlijn 2003/86 niet in de weg staat aan een nationale regeling op grond waarvan een ten behoeve van een gezinslid van een vluchteling ingediend verzoek om in aanmerking te komen voor gezinshereniging op basis van de gunstiger bepalingen van hoofdstuk V van deze richtlijn, kan worden afgewezen op grond dat dit verzoek meer dan drie maanden na de toekenning van de vluchtelingenstatus aan de gezinshereniger is ingediend, waarbij tegelijk wel de mogelijkheid wordt geboden een nieuw verzoek in te dienen in het kader van een andere regeling, op voorwaarde dat deze regeling:
        - erin voorziet dat een dergelijke weigeringsgrond niet kan worden gehanteerd in situaties waarin de te late indiening van het eerste verzoek op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is;
        - erin voorziet dat de betrokkenen volledig worden geïnformeerd over de gevolgen van het besluit tot afwijzing van hun eerste verzoek en de maatregelen die zij dienen te nemen om hun recht op gezinshereniging doeltreffend te doen gelden, en
        - waarborgt dat de als vluchteling erkende gezinsherenigers in aanmerking blijven komen voor de op vluchtelingen toepasselijke gunstiger voorwaarden voor de uitoefening van het recht op gezinshereniging zoals bepaald in de artikelen 10 en 11 of artikel 12, lid 2, van genoemde richtlijn."
Beoordeling grieven
6.    Uit de punten 55 tot en met 61 van het arrest volgt dat de procedurevoorschriften die gelden voor de behandeling van een te laat ingediende nareisaanvraag niet in strijd mogen zijn met het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.
7.    De Afdeling heeft in de verwijzingsuitspraak (onder 2) toegelicht hoe naar Nederlands recht wordt beoordeeld of een termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zij heeft toegelicht dat de beoordeling van de verschoonbaarheid geen belangenafweging is maar inhoudt dat wordt beoordeeld of de oorzaak van de termijnoverschrijding in redelijkheid kan worden toegerekend aan de betrokkene. In nareiszaken is dat de desbetreffende gezinshereniger of zijn gezinslid. Een termijnoverschrijding kan bijvoorbeeld verschoonbaar zijn als deze het gevolg is van een fout van het desbetreffende bestuursorgaan of als de betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij het besluit, waartegen hij binnen een bepaalde termijn had moeten opkomen, niet heeft ontvangen. Fouten van een gemachtigde zijn in de regel geen reden om een verschoonbare termijnoverschrijding aan te nemen.    
    Deze manier van beoordelen van de verschoonbaarheid geldt ook voor andere termijnoverschrijdingen zoals de overschrijding van de termijn om bezwaar te maken tegen een weigering om een bouwvergunning te verlenen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA8122, en overschrijding van de termijn om bezwaar te maken tegen de verlening van een vrijstelling en van een bouwvergunning (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR2298). Omdat de wijze waarop wordt beoordeeld of een overschrijding van de driemaandentermijn verschoonbaar is, niet ongunstiger is dan de wijze waarop wordt beoordeeld of een overschrijding van een termijn in soortgelijke binnenlandse situaties verschoonbaar is, is voldaan aan het gelijkwaardigheidsbeginsel.
8.    Uit de punten 58 tot en met 61 van het arrest volgt dat de staatssecretaris de uitoefening van het recht op gezinshereniging in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maakt door een aanvraag af te wijzen wegens onverschoonbare overschrijding van de driemaandentermijn.  Het is immers mogelijk een reguliere aanvraag in te dienen. Het indienen van zo'n nieuwe aanvraag leidt weliswaar tot vertraging en administratieve lasten maar dit ongemak is niet zo groot dat het in de praktijk in alle gevallen het recht op gezinshereniging in de weg staat. Hiermee is voldaan aan het doeltreffendheidsbeginsel.
9.    Verder volgt uit het arrest dat de staatssecretaris niet in strijd met de artikel 12, eerste lid, derde alinea, van de Gezinsherenigingsrichtlijn handelt als hij een na de driemaandentermijn ingediende eerste aanvraag afwijst zonder een inhoudelijke beoordeling te maken, mits de termijnoverschrijding niet objectief verschoonbaar is en hij de desbetreffende vreemdelingen volledig heeft geïnformeerd over de gevolgen van zijn besluit en de maatregelen die zij moeten nemen om alsnog in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Een onverschoonbare overschrijding van de driemaandentermijn is niet slechts één van de factoren die de staatssecretaris bij zijn beoordeling moet betrekken maar de doorslaggevende factor voor de vraag welke regeling van toepassing is (punten 47 tot en met 50 en 62 en 63 van het arrest).
10.    Het arrest geeft geen aanleiding voor een andere conclusie over de verschoonbaarheid dan de conclusie die de Afdeling in de verwijzingsuitspraak (onder 21) al heeft getrokken op basis van het in die uitspraak (onder 2) geschetste toetsingskader.
    Zoals de Afdeling in de verwijzingsuitspraak heeft overwogen, is van belang dat referent als gevolg van miscommunicatie uit een gesprek met VWN had begrepen dat het geen zin had een aanvraag in te dienen en zich pas na het verstrijken van de driemaandentermijn nader heeft laten informeren over de mogelijkheden om een aanvraag te doen. De overschrijding van de driemaandentermijn is niet verschoonbaar omdat de oorzaak van de termijnoverschrijding in redelijkheid kan worden toegerekend aan referent. Verder faalt het betoog van de vreemdelingen dat de beoordeling van de verschoonbaarheid moet plaatsvinden in het kader van het doel en de ratio van de driemaandentermijn omdat bij de beoordeling van de verschoonbaarheid geen belangenafweging plaatsvindt.
11.    Gelet op de punten 62 en 63 van het arrest, moet de staatssecretaris de desbetreffende vreemdelingen volledig informeren over de gevolgen van zijn afwijzende besluit en de maatregelen die zij moeten nemen om alsnog in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Volgens de brief van 22 april 2013 van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal (Kamerstukken II 2012/13, 33 293, nr. 21) informeert de staatssecretaris vreemdelingen bij het verlenen van een verblijfsvergunning asiel over het nareisbeleid en is hiervoor een folder over het beleid beschikbaar, geschreven in de meest gangbare talen die asielzoekers spreken. Dit volstaat echter niet. De staatssecretaris moet volgens het Hof immers informatie geven over de gevolgen van de afwijzing van de aanvraag en de na die afwijzing te nemen stappen. Dit betekent dat de staatssecretaris deze informatie uiterlijk moet geven op het moment dat hij de afwijzing in een besluit op bezwaar handhaaft. De staatssecretaris heeft in het besluit van 20 april 2015, waarin hij de aanvraag heeft afgewezen, en in het besluit van 8 november 2015, waarin hij de afwijzing heeft gehandhaafd, niets vermeld over de mogelijkheid om een mvv met het oog op een verblijfsvergunning regulier aan te vragen.
    De Afdeling ziet echter aanleiding om dit gebrek krachtens artikel 6:22 van de Awb te passeren omdat aannemelijk is dat de vreemdelingen niet zijn benadeeld doordat de staatssecretaris hen in het besluit van 8 november 2015 niet heeft gewezen op de mogelijkheid om een mvv met het oog op een verblijfsvergunning regulier aan te vragen. De vreemdelingen waren ten tijde van het besluit van 8 november 2015 al op de hoogte van deze mogelijkheid. Zij hebben in bezwaar immers aangevoerd dat de gevolgen van het tegenwerpen van de driemaandentermijn voor hen onevenredig zijn omdat zij langdurig niet zullen kunnen voldoen aan de vereisten die in een reguliere procedure gelden.
12.    Volgens de punten 51 tot en met 54 van het arrest is de staatssecretaris bij een onverschoonbare termijnoverschrijding van een eerste aanvraag niet gehouden om rekening te houden met het belang van het minderjarige kind, de aard en de hechtheid van de gezinsbanden van de betrokken persoon en de duur van zijn verblijf in de lidstaat en met het bestaan van gezinsbanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst. De staatssecretaris kan namelijk overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn hiermee rekening houden bij de beoordeling van de door de desbetreffende vreemdelingen in te dienen reguliere aanvraag, aldus het Hof.
    Gelet hierop, faalt het betoog dat de staatssecretaris, kort gezegd, in strijd heeft gehandeld met het Unierecht door de aanvraag af te wijzen wegens overschrijding van de driemaandentermijn en te verwijzen naar de reguliere procedure zonder een inhoudelijke beoordeling te maken en zonder rekening te houden met de belangen van het kind en de duur van zijn verblijf in de lidstaat alsmede met het bestaan van gezinsbanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.
13.    Uit punt 64 van het arrest volgt dat artikel 12, eerste lid, derde alinea, van de Gezinsherenigingsrichtlijn toestaat dat de staatssecretaris eist dat een referent, van wie hij de eerste aanvraag wegens onverschoonbare termijnoverschrijding heeft afgewezen, in de reguliere procedure voldoet aan de in artikel 7, eerste lid, gestelde vereisten. Volgens punt 65 van het arrest moet de staatssecretaris ervoor zorgen dat die referent in aanmerking blijft komen voor de op hem toepasselijke gunstiger voorwaarden voor de uitoefening van het recht op gezinshereniging zoals bepaald in de artikelen 10 en 11 of artikel 12, tweede lid van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
    Dit betekent dat de staatssecretaris, als de vreemdelingen een mvv met het oog op een verblijfsvergunning regulier aanvragen, in de reguliere procedure invulling moet geven aan de artikelen 10 en 11 en artikel 12, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Of en hoe de staatssecretaris dit doet, staat echter niet ter beoordeling in deze nareisprocedure maar in de reguliere procedure. Met het oog hierop wijst de Afdeling erop dat staatssecretaris op de zitting bij de Afdeling heeft toegelicht dat hij bij de behandeling van een reguliere aanvraag beoordeelt of hij de desbetreffende referent moet vrijstellen van de verplichting om stabiele en regelmatige inkomsten te hebben en de verplichting om leges te betalen (zie de verwijzingsuitspraak, onder 12 en 19).  
14.    Ten slotte faalt het betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. De staatssecretaris mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt. Gelet op de motivering van besluit van 20 april 2015 en hetgeen de vreemdelingen daartegen in bezwaar hebben aangevoerd, is aan deze maatstaf voldaan. De staatssecretaris heeft in dat besluit namelijk erop gewezen dat de driemaandentermijn onverschoonbaar is overschreden. De vreemdelingen hebben in bezwaar aangevoerd dat de staatssecretaris hun de termijnoverschrijding ten onrechte heeft toegerekend en dat hij, gelet op het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en de artikelen 5, vijfde lid, en 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, alle relevante omstandigheden van het geval bij zijn beoordeling had moeten betrekken.
    De grieven falen.     
15.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
16.    De staatssecretaris moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.008,00 (zegge: vierduizend acht euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Lubberdink    w.g. De Keizer
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018"


 Lees hier de volledige uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:4275
716.



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

27 december 2018

Aflopen termijn indienen aanvraag op 31/12 - pilot vaststelling aannemelijkheid slachtofferschap mensenhandel


 Onderwerp: aflopen termijn indienen aanvraag - pilot vaststelling aannemelijkheid slachtofferschap mensenhandel
Geachte heer/mevrouw,
Zoals aan het begin van dit jaar aangekondigd, is het tot en met 31 december 2018 mogelijk een aanvraag voor een deskundigenbericht in te dienen.  Per 1 januari 2019 vervalt deze mogelijkheid.
Inmiddels hebben wij een groot aantal aanvragen ontvangen. De Tijdelijke regeling is daarom verlengd tot met 30 juni 2019 voor de afhandeling van de reeds ontvangen aanvragen. Gedurende het eerste half jaar van 2019 zal de pilot ook geëvalueerd worden en vervolgens zal op departementaal niveau een beslissing worden genomen of de pilot in vaste vorm wordt doorgezet. Mocht dit het geval zijn, dan zal eveneens worden gekeken naar een overgangsregeling voor de periode waarin geen aanvraag kon worden ingediend. We stellen het op prijs als u dit bericht binnen uw netwerk verder verspreidt.
Wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen. Dank voor de samenwerking en eventueel uw input voor de evaluatie door Regioplan.  
Fijne feestdagen!
Met vriendelijke groet,
Angélique Termeulen

 Algemeen 070-4142000  |   Kneuterdijk 1  |  Postbus 71  |  2501 CB  Den Haag  |  www.schadefonds.nl




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

VACATURE: jurist bij het Leger des Heils


Jurist (24 uur per week)

Bedrijf: Leger des Heils
Stad: Utrecht
Vacatureomschrijving

Jurist (24 uur per week)

Ben jij in het bezit van een afgeronde opleiding Nederlands Recht (WO) en op zoek naar een uitdagende baan binnen de Jeugdbescherming? Dan komen wij graag in contact met jou!



Wat ga je doen?
In deze rol adviseer jij onze Jeugdbeschermers en management met betrekking tot het primaire proces, alsmede beleidsmatige aangelegenheden. Je denkt actief mee wanneer er juridische vraagstukken (kunnen) ontstaan en adviseert over de toepassing van de wet in procedures, regelingen en/of de te nemen stappen. Je bent mede verantwoordelijk voor de behandeling (zowel schriftelijk als mondeling) van diverse juridische procedures. Tot jouw werkzaamheden behoren o.a.:
het opstellen van beroep- en verweerschriften en het optreden ter zitting;
het adviseren van de directie t.a.v. (klacht- of onderzoeks-) procedures bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugdzorg, de Kinderombudsman en de Nationale Ombudsman;
het organiseren van juridische trainingen ter deskundigheidsbevordering van onze jeugdbeschermers en gedragswetenschappers;
het deelnemen aan interne en externe overleggen met de ketenpartners (onder andere collega-gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming).

Wat wij vragen:
Je bent in het bezit van een afgeronde opleiding Nederlands recht (WO);
Je beschikt over relevante werkervaring in het jeugdrecht, personen- en familierecht, (jeugd)strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht;
Je hebt kennis van binnen de jeugdzorg geldende wet- en regelgeving;
Je hebt een passie voor de specifieke en kwetsbare doelgroep van LJ&R (o.a. Roma en gezinnen met een wisselende verblijfplaats);
Je beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden en weet de wet te vertalen naar de praktijk van de jeugdbeschermers;
Je beschikt over een sterk analytisch vermogen;
Je kunt snel schakelen in de hectiek van alledag;
Je kunt je vinden in de doelstelling van LJ&R.
Wat wij bieden:
De aanstelling is voor 24 uur per week voor de duur van een half jaar met mogelijkheid tot verlenging. Arbeidsvoorwaarden zijn conform de CAO Jeugdzorg, schaal 11 (minimaal € 3.115,21 en maximaal
€ 4.707,94 bruto per maand bij een 36-urige werkweek). Opname in het pensioenfonds Zorg & Welzijn en een eindejaarsuitkering van 8,3 procent.


Over Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R) is een landelijk opererende organisatie, actief binnen het justitieel kader (zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk). Wij bieden diensten op het gebied van jeugdbescherming, jeugdreclassering en volwassenreclassering. Ons werk wordt gekenmerkt door vasthoudendheid, gedrevenheid, passie, vakmanschap, 'straat' ervaring en een pragmatische aanpak. Vanuit christelijke waarden bieden wij kinderen, jongeren en volwassenen in kwetsbare situaties een nieuw perspectief op een zinvol leven, in een geaccepteerde positie in de samenleving, nu en in de toekomst.

Contact
Heb je interesse in deze vacature, solliciteer dan online via onze website www.werkenbijhetlegerdesheils.nl. Reageren is mogelijk t/m 3 januari 2019. Gesprekken zullen plaatsvinden op vrijdag 11 januari 2019. Op vrijdag 4 januari 2019 ontvang je bericht of je voor een gesprek wordt uitgenodigd.




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

16 december 2018

"Go home?: The politics of immigration controversies" (FREE BOOK)


Go home?: The politics of immigration controversies

Author(s)Jones, Hannah; Saltus, Roiyah; Dhaliwal, Sukhwant; Forkert, Kirsten; Davies, William; Gunaratnam, Yasmin; Bhattacharyya, Gargi; Jackson, Emma
PublisherManchester University Press
Published
SubjectsSociety & social sciences; Society & culture: general; Media studies; Social issues & processes; Refugees & political asylum; Migration, immigration & emigration; Sociology & anthropology; Sociology; Politics & government
Abstract
"The 2013 Go Home vans marked a turning point in government-sponsored communication designed to demonstrate control and toughness on immigration. In this study, the authors explore the effects of this toughness: on policy, public debate, pro-migrant and anti-racist activism, and on the everyday lives of people in Britain. Bringing together an authorial team of eight respected social researchers, alongside the voices of community organisations, policy makers, migrants and citizens, and with an afterword by journalist Kiri Kankhwende, this is an important intervention in one of the most heated social issues of our time."
Less
Keywordsimmigration; policy; government; activism; ethics; racism; britain; research; migrant; communication
LanguageEnglish
Number of pages208
ISBN9781526113221
DOI10.26530/OAPEN_625583
Rightshttps://creativecommons.org/licenses/by-nc/3.0/


You can find it here:  http://oapen.org/search?identifier=625583

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Citizenship and free movement in a changing EU: Navigating an archipelago of contradictions



Book Chapter
UCL Press (2018) 
U kunt dit hoofdstuk gratis lezen op JSTOR: 
Shaw, Jo. “Citizenship and Free Movement in a Changing EU: Navigating an Archipelago of Contradictions.” Brexit and Beyond: Rethinking the Futures of Europe, edited by Benjamin Martill and Uta Staiger, UCL Press, London, 2018, pp. 156–164. www.jstor.org/stable/j.ctt20krxf8.23

Cover image for Brexit and Beyond: Rethinking the Futures of Europe
From the Book

Brexit and Beyond: Rethinking the Futures of Europe

Benjamin Martill
Uta Staiger
Copyright: 2018 Publisher: UCL Press



Brexit bears serious consequences not just for Britain but for Europe and the broader balance of global order. Yet most discussions of Brexit have focused on the causes of the “Leave” vote and its implications for the future of British politics.

Drawing the discussion of Brexit beyond Britain, Benjamin Martill, Uta Staiger, and a team of twenty-eight contributors explore the consequences for Europe and the European Union. Marshaling the perspectives and methodologies of a diverse range of disciplines, the contributors chart the likely effects of Brexit on institutional relations, law, political economy, foreign affairs, democratic governance, and the idea of Europe itself. While the contributors at times offer divergent predictions for the future of Europe after Brexit, they share the conviction that careful analysis is in needed—now more than ever—if we are to understand what lies ahead.

Brexit and Beyond is the first book to focus on the broader consequences of Brexit, and its clear, comprehensive, and trenchant analysis will be invaluable to understanding the complex effects.


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...