26 juli 2024

UITSPRAKEN: Waarom moet hier uberhaupt een uitspraak komen? Proceskosten?

Ik kom op rechtspraak.nl een serie uitspraken tegen van de rechtbank om de hoek. De vreemdeling wil een verblijfsvergunning in Nederland maar de beschikking in primo is afwijzend. De vreemdeling gaat in bezwaar maar moet dat wel in het buitenland gaan afwachten en dient een verzoek om een voorlopige voorziening in.

"Bij verzoekschrift van 31 mei 2023 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.

Bij brief van 7 mei 2024 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening."

Er volgt een proceskosten veroordeling.

Zie hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11724

Waarom moeten een rechter en griffier hier hun tijd aan verdoen?

 Waarom krijgt deze vreemdeling niet gewoon een nette brief van de IND met "We hebben gezien dat u een voorlopige voorziening heeft gevraagd om uw bezwaar in Nederland af te wachten. We geven u daar bij deze toestemming voor en betalen u proceskosten".

(Of is het de advocaat die een (hogere) toevoeging wil? )

 Dat scheelt overbelastte rechtbanken werk.



PS Advocate Gelok wijst er op dat zo'n brief i.t.t. een gerechtelijke uitspraak geen rechtmatig verblijf oplevert. Tijd voor een wetswijziging?


UITSPRAAK: proceskostenveroordeling omdat niet de voorkeursadvocaat is gebeld bij de gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling

3. Eiser betoogt dat hij in het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling ten onrechte geen bijstand heeft gehad van zijn (voorkeurs-)advocaat. Hiertoe voert eiser aan dat het voorafgaand aan het gehoor duidelijk was dat mr. van Erp zijn voorkeursadvocaat was. Eiser verwijst hierbij naar processtuk 16, formulier externe bijzonderheden zaak, opgemaakt op 4 juli 2024. In dit document is op 3 juli 2024 om 10:30 uur aangegeven wie de voorkeursadvocaat was. Nu het gehoor is aangevangen om 11:01 uur was het volgens eiser voorafgaand aan het gehoor voldoende duidelijk dat mr. van Erp de voorkeursadvocaat van eiser was. Eiser stelt voorts dat hij een advocaat bij het gehoor wenste en doordat zijn voorkeursadvocaat niet is ingelicht, hij geen rechtsbijstand heeft gehad tijdens het gehoor. Voorts betoogt eiser dat hij de informatiefolder over de maatregel van bewaring niet heeft ontvangen. Eiser stelt dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen en dat de maatregel van bewaring door de opeenstapeling van gebreken van meet af aan onrechtmatig is.
3.1.

De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte geen contact heeft opgenomen met de voorkeursadvocaat van eiser. De minister is volgens zijn eigen beleid gehouden inspanningen te verrichten om de voorkeursadvocaat in te lichten, indien eiser een voorkeursadvocaat heeft, zoals neergelegd in A5/6.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De rechtbank overweegt dat het voldoende duidelijk was voorafgaand aan het gehoor, dat mr. van Erp de voorkeursadvocaat van eiser was. Dat betekent echter niet dat eiser verstoken is geweest van de mogelijkheid op rechtsbijstand. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat - kennelijk voordat bekend was dat er een voorkeursadvocaat was - de minister de piketcentrale heeft ingelicht om 9:22 uur en dat deze piketmelding om 9:31 uur is geaccepteerd door mr. Limonard. Daarna is ook nog telefonisch contact geweest met de piketadvocaat zoals blijkt uit het proces-verbaal van gehoor. De piketadvocaat heeft toen laten weten niet in de gelegenheid te zijn om bij het gehoor aanwezig te zijn, maar eiser wel op een later tijdstip te zullen bezoeken. Ook heeft de piketadvocaat aangegeven contact te zullen opnemen met de voorkeursadvocaat. Vervolgens is het gehoor om 11:01 uur aangevangen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank – hoewel er sprake is van een gebrek door het niet benaderen van de voorkeursadvocaat – geen aanleiding om de maatregel van bewaring reeds hierom van meet af aan onrechtmatig te vinden.
3.2.

Daarbij is van belang dat - anders dan eiser heeft gesteld - er geen sprake is van een opeenstapeling van gebreken. De rechtbank overweegt dat anders dan eiser heeft gesteld hij de informatiefolder wel heeft ontvangen. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal blijkt immers dat de folder aan eiser is uitgereikt.
3.3

Alhoewel er aldus sprake is van een gebrek, acht de rechtbank deze niet van zo’n zwaarwegend belang dat de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitvalt, maar ziet wel aanleiding de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. 

Rechtbank Groningen

26-07-2024
26-07-2024
NL24.27277
 


 

24 juli 2024

Zomerprogramma-videocursus Arrest K.L inzake asielgrond ‘bepaalde sociale groep’ & Het belang van het kind

Deze videocursus is een opname van het webinar van 4 juli. Aan bod komen de actualiteiten t/m 4 juli. Deze videocursus is deel van ons zomerprogramma en te zien t/m 31 augustus. Aanmelden t/m vrijdag 30 augustus 17.00 uur.

Op 11 juni 2024 heeft het Hof van Justitie in het arrest K.L. prejudiciële vragen beantwoord over de vervolgingsgrond “sociale groep” en over “het belang van het kind”.

De procedure gaat over twee jonge vrouwen uit Irak die toen ze hun asielaanvraag deden minderjarig waren en al lang in Nederland wonen. Deze vrouwen hebben aangevoerd dat ze dezelfde ideeën hebben ontwikkeld over “gendergelijkheid” als hun leeftijdsgenoten en vrienden met wie zij zijn opgegroeid en naar school zijn gegaan. Zij vrezen dat als ze terug moeten keren naar Irak, ze vanwege deze ideeën vervolgd zullen worden. Zij zeggen ook dat hun opvattingen over gendergelijkheid zo belangrijk zijn voor hun identiteit, dat ze hiervan geen afstand kunnen doen.

Het Hof heeft uitgelegd hoe in deze situatie moet worden beoordeeld of sprake is van vrees voor vervolging en op welke wijze rekening moet worden gehouden met het belang van het kind.

Beide docenten zijn betrokken geweest bij deze prejudiciële procedure en zullen toelichten wat hun verwachtingen waren en of deze zijn uitgekomen. In de flitscursus zullen zij, ieder vanuit hun eigen perspectief, een eerste analyse van het arrest delen.

* Kort na het arrest zijn de besluiten en vervolgens ook de beroepen ingetrokken, zodat de rechtbank die de vragen heeft gesteld geen inhoudelijke uitspraak meer zal doen in deze procedure.

Docenten
mr. drs. S. (Steffie) van Lokven, senior rechter bestuurs-, asiel- en vluchtelingenrecht, Rechtbank Limburg
mr. B. (Bart) Toemen, advocaat bij Gelijk Advocaten Den Bosch

Datum en tijd
On demand tot en met 31 augustus

Kosten
 € 167,02 voor leden van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken (WRV)
 € 178,46 voor niet-WRV leden
Exclusief 21% btw, inclusief digitale reader

Doelgroep
De cursus richt zich op advocaten en academische professionals die zich in de praktijk bezig houden met het vreemdelingenrecht.

Niveau***/specialisatie

Het certificaat met PO-punten wordt verstrekt na deelname aan het webinar én correcte beantwoording van de bijbehorende toetsvragen. De toetsvragen zijn een vereiste van de NOvA en de RvR.

 

Meer informatie:  https://www.stichtingmigratierecht.nl/cursussen/zomerprogramma-videocursus-arrest-kl-verwesterde-vrouwen-2024

Nieuwe directeur van Stichting Migratierecht Nederland

(Overgenomen van https://www.stichtingmigratierecht.nl)

Met groot genoegen kondigen wij aan dat Jakob Wedemeijer per 1 september start als de nieuwe directeur van Stichting Migratierecht Nederland. Jakob is 54 jaar en jurist en woont in Amsterdam. 

Jakob is achttien jaar werkzaam geweest als migratieadvocaat en als lid van de WRV ook verbonden met onze stichting. In deze tijd was hij betrokken bij verschillende initiatieven om de kwaliteit van de advocatuur te vergroten. Daarna was hij op verschillende plekken bestuurder. Zijn bestuurlijke ervaring en juridische achtergrond maken hem uitstekend toegerust om het bureau van de stichting te leiden en mede het gezicht van de stichting te vormen.

Uitspraak: Maandenlang COA medewerkster bedreigd en gestalkt? Dan is een zwaar inreisverbod terecht

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.6978


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Rasul),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister,

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).


Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opgelegde inreisverbod voor de duur van vijf jaar (bestreden besluit).

  2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

  3. De rechtbank heeft het beroep op 19 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.


Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .

5. De asielaanvraag van eiser is met het besluit van 8 september 2023 afgewezen. Aan eiser is tegelijkertijd een terugkeerbesluit opgelegd. Er is geen inreisverbod aan eiser opgelegd, omdat de Franse en de Italiaanse autoriteiten al een inreisverbod aan eiser hadden opgelegd. Met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 23 november 2023 is dit besluit onherroepelijk geworden.1

6. Bij vonnis van 27 september 2023 heeft de politierechter eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan eenvoudige belediging, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daarnaast heeft de politierechter een contactverbod en een gebiedsverbod voor de provincie Limburg voor de duur van vijf jaren opgelegd.

7. Op 8 december 2023 is eiser gehoord in verband met een voorstel van de Vreemdelingenpolitie Limburg tot het opleggen van een zwaar inreisverbod. Op 4 januari 2024 heeft de Vreemdelingenpolitie Limburg het voorstel ingediend bij de minister.

8. In het bestreden besluit heeft de minister een inreisverbod voor de duur van vijf jaar aan eiser opgelegd.2 De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige dreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. De minister ziet in eisers persoonlijke omstandigheden geen reden om af te zien van het opleggen van het inreisverbod en er is volgens de minister geen sprake van strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).


Beoordeling door de rechtbank

Het standpunt van eiser

9. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte een zwaar inreisverbod aan hem heeft opgelegd. Er is in zijn geval geen sprake van een werkelijke, actuele en voldoende bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Eiser heeft slechts met één persoon problemen gehad en hij heeft dit nu achter zich gelaten. Bovendien heeft eiser spijt van zijn handelen en heeft hij dit ook tijdens zijn gehoor verklaard. Er is volgens eiser daarom geen sprake meer van een werkelijke en actuele bedreiging. Verder voert eiser aan dat het opleggen van een inreisverbod voor de duur van vijf jaar in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft een vriendin in Nederland en er woont familie van hem in Italië. Het inreisverbod maakt een inbreuk op zijn recht op family life in de zin van artikel 8 van het EVRM.

Overwegingen van de rechtbank

10. In geschil is of de minister niet ten onrechte een inreisverbod voor de duur van vijf jaar aan eiser heeft opgelegd. Daarbij is van belang of de minister deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser vanwege zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Uit vaste rechtspraak3 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat de minister bij oplegging van een inreisverbod zoals hier aan de orde, moet toetsen aan het Unierechtelijke openbare orde begrip als bedoeld in Z.Zh. en I.O.4 In de uitspraak van 20 november 20155 heeft de Afdeling uit het Z.Zh. en I.O.-arrest afgeleid dat de minister bij zijn beoordeling of sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, alle feitelijke en juridische omstandigheden moet betrekken die zien op de situatie van de vreemdeling in relatie tot het door hem gepleegde strafbare feit, zoals onder meer de aard en ernst van dat strafbare feit en het tijdsverloop sinds het plegen daarvan. Steunen op een algemene praktijk of een vermoeden volstaat daarom niet.

11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het persoonlijke gedrag van eiser een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Hierna wordt dat uitgelegd.

11.1.

De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit uitgebreid heeft gemotiveerd hoe hij tot het oordeel is gekomen. De minister wijst erop dat door een medewerkster van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), die inmiddels is gestopt met haar werkzaamheden bij het COa, aangifte is gedaan tegen eiser op 24 maart 2023 en 16 juni 2023. Mede naar aanleiding daarvan is eiser door de politierechter van de rechtbank Limburg veroordeeld voor (eenvoudige) belediging, belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De politierechter heeft hiervoor een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, opgelegd. Daarmee is eiser veroordeeld voor een vrijheidsstraf van zes maanden of langer.6

11.2.

De politierechter heeft daarnaast een contact- en locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. De politierechter heeft bovendien aanleiding gezien om te bevelen dat de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat eiser opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen richting een bepaalde persoon of bepaalde personen. De minister heeft hieruit mogen concluderen dat de politierechter een recidivekans aanwezig acht die moet worden tegengegaan.

11.3.

Verder heeft de minister erop mogen wijzen dat uit de Justitiële Documentatie blijkt dat eiser de medewerkster van het COa gedurende meerdere maanden, vanaf 16 maart 2023 tot en met 16 juni 2023, ernstig heeft bedreigd en lastiggevallen. Eiser viel de medewerkster lastig op de COa locatie waar zij werkte, maar bedreigde haar ook met de dood via Facebook spraakberichten en WhatsApp-berichten. Eiser stopte na de eerste aangifte van 24 maart 2024 niet met zijn gedrag en bleef de COa medewerkster met de dood bedreigen. Zij voelde zich dusdanig onveilig dat zij ontslag heeft genomen bij het COa. Ook thuis voelde zij zich niet meer veilig, omdat ze bang was om eiser tegen te komen. De minister mocht erop wijzen dat eiser geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De enkele opmerking van eiser in het gesprek met de Vreemdelingenpolitie Limburg dat hij spijt heeft van de door hem gepleegde strafbare feiten, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de minister had moet afzien van het opleggen van een inreisverbod.
Eiser heeft namelijk in het gesprek met de Vreemdelingenpolitie Limburg ook aangegeven dat de COa medewerkster hem probeerde te chanteren en dat hij veel problemen met haar had. De rechtbank merkt op dat een reclasseringsrapport of andere stukken waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat eiser zijn gedrag heeft veranderd, er niet zijn. Ook anderszins is er geen enkele aanwijzing naar voren gekomen die duidt op verbetering van het gedrag van eiser. De minister heeft daarom niet ten onrechte geconcludeerd dat de actuele bedreiging blijft bestaan.

11.4.

Ook heeft de minister bij de beoordeling de aangiftes van de COa medewerkster mogen betrekken. Uit deze aangiftes blijkt dat eiser haar maandenlang heeft gestalkt en bedreigd. Als medewerkster van het COa verrichtte zij belangrijk werk voor vluchtelingen. Zij heeft zich erg onveilig gevoeld en heeft zich gedwongen gevoeld om met haar baan te stoppen. Gelet op de delictsomschrijving, de ernstige gevolgen voor het slachtoffer en het grote belang dat hulpverlening op asielzoekerscentra niet wordt belemmerd, heeft de minister niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser een voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.

12. De IND vaardigt geen inreisverbod uit als dit in het geval van de vreemdeling een schending van artikel 8 EVRM betekent.7 De rechtbank overweegt dat eiser zijn beroep op artikel 8 van het EVRM niet heeft onderbouwd. Zo heeft eiser geen stukken ingebracht waaruit blijkt dat hij een vriendin in Amsterdam heeft of dat er familie van eiser in Italië woont. De minister heeft dan ook terecht geen familie- of gezinsleven aangenomen en heeft dus ook terecht geen belangenafweging gemaakt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

13. Het beroep is ongegrond.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

 

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11500 

Waarom laat je een niet-ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening omdat er geen beroep is nog doorlopen?

Ik kwam dit in een uitspraak tegen en begreep niet waarom hier de advocaat de rechtbank nog een uitspraak laat typen? Toch niet hoop ik omdat er dan een toevoeging wordt uitbetaald.


Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker waarin verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) buiten behandeling heeft gesteld. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

1.1.

Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

1.2.

Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 maart 2024 buiten behandeling gesteld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.3.

Verweerder heeft op 10 april 2024 beslist op het bezwaarschrift van verzoeker.

1.4.

Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

 

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:11486 

 

 

---

VACATURE: (Senior) Gerechtsjurist Vreemdelingenrecht

Je komt te werken in een enthousiast en betrokken cluster van administratief medewerkers, gerechtsjuristen en rechters op de locatie Middelburg, waarin uitsluitend vreemdelingenzaken worden behandeld en waar korte lijntjes zijn met de IND en de advocatuur. De sfeer is informeel en collegiaal. Naast Middelburg, doe je ook regelmatig zitting in Breda.

Je bent de (juridische) steun en toeverlaat van de rechter. Je overlegt tijdig met de rechter over de zaken. Als senior gerechtsjurist beoordeel je juridische dossiers en maak je hiervan een analyse. Daarnaast kijk je of er praktische dingen geregeld moeten worden, maatwerk dus. Zo bel je in sommige zaken met partijen als aspecten onduidelijk zijn of stukken ontbreken. Op zitting treed je op als griffier. Na afloop van de zitting overleg je met de rechter over de uitkomst van de zaak en schrijf je de conceptuitspraak. Het bijhouden van relevante jurisprudentie en vakliteratuur is in deze functie van groot belang. Naast deze kernwerkzaamheden heb je neventaken, zoals het op termijn opleiden van nieuwe medewerkers. We verwachten een grote mate van zelfstandigheid in je werk en doen daarmee een beroep op jouw organisatievermogen.

Kennis delen met collega’s en je ontwikkelen in je vakgebied, vinden we belangrijk. Het rechtsgebied vreemdelingenrecht is permanent in beweging, onder andere door de invloed van het Europees recht en het overige internationaal verdragsrecht.

Wat we je bieden

Een functie in een verrassend informele organisatie, vol mogelijkheden om je kennis verder uit te breiden. Onze arbeidsvoorwaarden zijn uitstekend geregeld volgens de CAO Rijk per 01-07-2024:

  • Een salaris van minimaal €3.484,93 en maximaal €5.389,87 (schaal 9/10) op basis van 36 uur.
  • Een Individueel Keuzebudget (IKB) van 16,50% van het jaarsalaris plus 64 uur bovenwettelijk verlof. Met het IKB kun je keuzes maken die passen bij je eigen wensen, afgestemd op jouw persoonlijke levensfase en doelen. Zo kun je een deel van je arbeidsvoorwaarden zelf samenstellen.
  • Goede secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals flexibele werktijden, thuiswerkmogelijkheden, opleidingsfaciliteiten en volledige vergoeding van het reizen met het openbaar vervoer voor woon/werkverkeer.
  • Ruime opleidings- en ontwikkelmogelijkheden.

De rechtspraak staat voor onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en deskundigheid. Als dat ook voor jou geldt, doen verder alleen je kwaliteiten ertoe.

Wat we van je vragen

Al doende leert men, maar je voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

  • Je hebt een afgeronde wo-opleiding Nederlands Recht;
  • Je beschikt over een goed analytisch vermogen en schrijft foutloos en bondig Nederlands. Daarnaast kun je je (juridische) mening helder verwoorden;
  • Je toont initiatief om je standpunt naar voren te brengen en je kennis aan te vullen en te delen;
  • Je kunt je presteren (plannen, organiseren en samenwerken) onder tijdsdruk;
  • Je hebt aantoonbare affiniteit met Vreemdelingenrecht (actuele kennis is een pré).

Let op: in eerste instantie gaat het hier om een senior functie. Echter, we nodigen ook uitdrukkelijk pas en bijna afgestudeerde juristen uit om te reageren.

Interesse?

Zoek jij inhoudelijke veelzijdigheid en uitdaging en wil je een bijdrage leveren aan het functioneren van de rechtsstaat? Dan is deze functie bij de Rechtspraak iets voor jou.
Solliciteer direct via onderstaande button. We organiseren regelmatig selectierondes. 

Voorafgaand aan de selectiegesprekken vindt een schrijftest en een online assessment plaats. Dit ontwikkelassessment bestaat uit een aantal vragenlijsten waaruit je talenten, competenties en ontwikkelpunten naar voren komen, zodat we jou snel beter leren kennen. Het rapport bespreken we tijdens het selectiegesprek op de rechtbank in Middelburg.
 
Heb je nog vragen? Neem dan contact op met René Filius, teamvoorzitter Vreemdelingenrecht op telefoonnummer  06-53776906 of via m.filius@rechtspraak.nl

09 juli 2024

Goede Column: Organisatie Ketikoti maakte historische vergissing door Bosma niet uit te nodigen


 

 

Lees hem hier: https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/organisatie-ketikoti-maakte-historische-vergissing-door-bosma-niet-uit-te-nodigen~b266abfa/

VACATURE: Beslismedewerker Nareis Den Bosch Immigratie- en Naturalisatiedienst

De Immigratie- en Naturalisatiedienst is voor de directie Asiel en Bescherming voor de locatie Den Bosch op zoek naar meerdere collega's Beslismedewerker Nareis (FGR: Medewerker Behandelen en Ontwikkelen S10). In de basis start je met een tijdelijk contract, dat we na een jaar bij voldoende functioneren graag omzetten in een vast contract.

In deze functie behoort hybride werken tot de mogelijkheden. Daarbij wordt verwacht dat tijdens de eerste vier weken opleiding je fulltime op locatie Den Bosch aanwezig bent. Vervolgens op momenten dat het voor de uitvoering van je functie of om organisatorische redenen gewenst is. Afstemming hierover gaat in overleg met je leidinggevende.

Migratie gaat om mensen en is nu meer dan ooit actueel. Mensen vragen om bescherming, zoeken hereniging met gezinsleden, willen hier studeren, bieden hier hun kennis aan, willen hier werken, of willen graag Nederlander worden. De migratievraagstukken van vandaag vragen om weloverwogen beslissingen waarbij de menselijke maat voorop staat. Help jij ons land om die te nemen? Wij zoeken meerdere doortastende professionals die zich thuis voelen in een dynamische werkomgeving, belangen goed tegen elkaar kunnen afwegen en een wezenlijke bijdrage willen leveren aan de maatschappij.

Wat ga je doen?

“In een typische week zie je als beslismedewerker nareis de halve wereld aan je voorbijkomen, van Syrië tot Colombia en van Oekraïne tot Libië. Al die verschillende achtergronden en culturen zorgen ervoor dat het werk blijft boeien, geen dag is hetzelfde. Deze functie vergt dan ook niet alleen kritisch denkvermogen en brede kennis, maar vooral ook een open blik en gezonde dosis nieuwsgierigheid naar de wereld waarin wij leven, rekening houdend met de menselijke maat." Maltie, Hoor- en Beslismedewerker.

Wat de functie zo leuk maakt:

Als beslismedewerker opereer je in het hart van de Nederlandse nareisprocedure. Van het voeren van een gehoor tot veelal het sturen van een definitieve beslissing: je bent van begin tot eind betrokken bij de afhandeling van nareisaanvragen van mensen uit de hele wereld. Daarmee leer je niet alleen veel over de snel veranderende wereld om je heen, maar heb je ook grote maatschappelijke en persoonlijke verantwoordelijkheid. In een hecht team werk je aldoor met inhoudelijke kaders én de menselijke maat, waarbij je een grote – maar eervolle – verantwoordelijkheid draagt. Dat is waarom deze functie zo blijft boeien: je werk doet ertoe, iedere dag opnieuw.

Ben je benieuwd naar het werk van je toekomstige collega's? Klik op de onderstaande link!

'Wij zijn de IND', algemene informatie over het werk van de IND: https://www.youtube.com/watch?v=ur8uE4gjj_4

Werken op de verschillende locaties binnen de IND is werken in een boeiende omgeving, waar samenwerken, inspelen op snel veranderende omstandigheden en natuurlijk werkplezier hand in hand gaan.

Jij voert het gesprek, houdt de regie en rapporteert ondertussen. Je beheert een groot aantal dossiers tegelijkertijd. Voor al deze zaken houd je nauwkeurig de administratie bij en verstrek je informatie aan vreemdelingen en hun vertegenwoordigers over de procedure.

Je beslist daarnaast op aanvragen of bezwaarschriften. Je controleert digitaal of dossiers volledig zijn en laat eventueel nader onderzoek doen. Denk aan DNA-onderzoeken, documentonderzoeken en onderzoeken naar misbruik, misdaden, of criminele activiteiten. Het dossier analyseer je op inhoudelijke aspecten, waarbij je gebruik maakt van zowel vreemdelingrechtelijke bepalingen als informatie uit het land van herkomst. Je scheidt hoofd- en bijzaken, je weegt belangen tegen elkaar af en formuleert op basis van de beschikbare informatie een beslissing die goed gemotiveerd is.

Een correcte en tijdige verwerking van alle informatie in ons geautomatiseerd systeem is erg belangrijk in jouw werk. Net zoals een goede samenwerking en informatie-uitwisseling met collega's en ketenpartners. Je kijkt over de grenzen van je eigen taken heen en je neemt je verantwoordelijkheid binnen de asielketen. Er wordt een flexibele inzet van je verwacht die niet per definitie wordt begrensd door een directie, afdeling, werksoort of team waar je als medewerker formeel werkzaam bent. In verband met ontwikkelingen op Europees niveau kan het zijn dat je af en toe voor je werk naar het buitenland gaat.

De voornaamste elementen in jouw rol zijn:

  • Het horen van de vreemdeling, zijn/haar familieleden en beslissen op asiel- en/of nareisaanvragen;
  • Een positieve bijdrage leveren aan het team en de teamdoelstellingen.

Lees hier verder: https://www.werkenvoornederland.nl/vacatures/beslismedewerker-nareis-den-bosch-IND-2024-0123?utm_source=indeed&utm_medium=cpc&utm_campaign=all_jobs_indeed

UITSPRAAK: verzoek heroverweging, arrest T. Q, adequate opvang

.

4. Allereerst stelt de rechtbank het volgende vast. Bij schrijven van 16 november 2022 heeft eisers gemachtigde een gemotiveerd verzoek tot bestuurlijke heroverweging gedaan. Hierin is onder verwijzing naar het arrest T.Q. van 14 januari 20215 -samengevat- verzocht om het hiervoor onder 2. genoemd asielbesluit tevens terugkeerbesluit in te trekken nu er geen dan wel onvoldoende onderzoek is gedaan naar het bestaan van adequate opvang alvorens een terugkeerbesluit te nemen. De rechtbank stelt ook vast dat tussen partijen niet in geschil is dat namens eiser een verzoek tot bestuurlijke heroverweging is gedaan, maar dat verweerder zowel in het bestreden besluit, het verweerschrift als ter zitting het standpunt heeft ingenomen dat een verzoek tot heroverweging vormvrij kan worden gedaan zodra (via het formulier M35-O) een herhaalde asielaanvraag is ingediend.

4.1.

De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet en sluit hieromtrent aan bij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 10 november 20226 waarin is geoordeeld dat er geen regel is waaruit volgt dat ook een verzoek om heroverweging moet worden gedaan aan de hand van het formulier M35-O dat daarvoor overigens ook niet is ingericht. Verder blijkt uit de op 7 juli 2021 gedateerde uitspraak7 van de Afdeling8 dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging moet worden onderscheiden van een opvolgende asielaanvraag en dat een dergelijk verzoek zich voordoet als een vreemdeling betoogt dat een eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht moet worden ingewilligd. Uit een tweede uitspraak van de Afdeling van 7 juli 20219 volgt dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging kan leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning met een ingangsdatum vóór de datum van dat verzoek, ook als het eerdere besluit niet evident onjuist was. Verweerder moet bij een verzoek om bestuurlijke heroverweging de ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning afstemmen op de datum waarop die vreemdeling aan alle vereisten voldoet. Het voorgaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat verweerder in onderhavige procedure ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat het verzoek tot bestuurlijke heroverweging ongeldig is nu er geen herhaalde asielaanvraag is ingediend. Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat verweerder het verzoek om heroverweging alsnog in behandeling dient te nemen en als zodanig moet beoordelen. In dat verband geeft de rechtbank het volgende aan verweerder mee.

4.2.

Het Hof10 heeft in het hiervoor onder 4. genoemd arrest overwogen dat een lidstaat, wanneer hij voornemens is om een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet-begeleide minderjarige, in alle fasen van de procedure rekening moet houden met het belang van het kind. Het feit dat de lidstaat een terugkeerbesluit uitvaardigt zonder zich er vooraf van te hebben overtuigd dat er voor de betrokken niet-begeleide minderjarige adequate opvang is in het land van terugkeer, heeft tot gevolg dat aan die minderjarige weliswaar een terugkeerbesluit is opgelegd, maar dat hij overeenkomstig artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/115 niet kan worden verwijderd wanneer er in het land van terugkeer geen adequate opvang beschikbaar is. De betrokken niet-begeleide minderjarige zou dus door een terugkeerbesluit in die situatie in grote onzekerheid komen te verkeren met betrekking tot zijn wettelijke status en zijn toekomst, onder meer wat betreft zijn opleiding, zijn band met een pleeggezin of de mogelijkheid om in de betrokken lidstaat te blijven. Een dergelijk situatie is volgens het Hof onverenigbaar met het vereiste overeenkomstig artikel 5, onder a, van richtlijn 2008/115 en artikel 24, lid 2, van het Handvest11 om het belang van het kind in alle fasen van de procedure te beschermen.

4.3.

De rechtbank stelt vast dat in het hiervoor genoemd arrest uiteen is gezet hoe de Terugkeerrichtlijn altijd al uitgelegd had moeten worden, namelijk dat verweerder voordat een terugkeerbesluit kan worden uitgereikt eerst concreet moet onderzoeken of er voor de betreffende niet-begeleide minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer. Ook volgt uit het arrest dat als die opvang niet aanwezig is dat dan geen terugkeerbesluit op grond van de Terugkeerrichtlijn kan worden uitgevaardigd. In onderhavige procedure dient verweerder bij de beoordeling van het verzoek om herziening dan ook te betrekken dat ten opzichte van eiser -achteraf bezien- onjuist is gehandeld door voorafgaand aan het asielbesluit tevens terugkeerbesluit geen onderzoek naar adequate opvang als bedoelt in het arrest T.Q. op te starten. De stelling van verweerder dat het arrest niet op eiser van toepassing is omdat hij thans meerderjarig is, maakt dat niet anders. Ook dient verweerder bij de beoordeling van het herzieningsverzoek inzichtelijk te maken op welke wijze na het asielbesluit actief onderzoek is verricht naar adequate opvang in het land van terugkeer. Daarbij dient ook de duur en de voortvarendheid van het onderzoek te worden betrokken. Daarbij wijst de rechtbank verweerder volledigheidshalve op de eerder genoemde uitspraak van de nevenzittingsplaats Zwolle, waarin reeds is overwogen in rechtsoverweging 13.7 dat verweerder met de tegenwerping dat eiser niet heeft aangetoond dat de aanwezige familie niet voor hem zou kunnen zorgen, miskent dat de familie ondanks inspanningen van eiser daartoe niet gevonden kan worden en daarom geen adequate opvang (meer) kan bieden.

Conclusie

5. Nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, is het beroep reeds hierom gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient ook een hernieuwde belangenafweging te worden gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM12 en de hardheidsclausule.

6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Nu eiser is vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dat niet te vergoeden.

 

 

Rechtbank Den Haag zp Groningen
08-07-2024
08-07-2024
NL24.15043
 

 

 

 

..

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...