23 juli 2020

Meedenkvraag 2 (UPDATE) : iemand wil een Zoekjaar aanvragen maar de Nederlandse ambassade daar is dicht en het formulier op de IND site mag alleen worden gebruikt vanuit Nederland.

Wat nu? Iemand van binnen  of buiten de IND hier ook ervaring mee? Uitzondering mogelijk ivm Corona?

UPDATE: IND mailde terug. Het klopt dat er op het moment geen Zoekjaarvergunningen vanuit het buitenland kunnen worden aangevraagd als de ambassade er dicht is en er worden ook geen speciale regelingen voor in het leven geroepen.

Maar je mag dan wel je aanvraag doen bij een Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland als die wel open is.

VACATURE: Medewerker verwerken en behandelen bij de rechtbank Den Haag

Wat je gaat doen

Je verzorgt alle, waaronder de complexere, processen van de administratieve ondersteuning van een rechtsgebied. Je zorgt voor complete en correct ingedeelde (digitale) zaakdossiers door onder meer de binnengekomen processtukken, berichten en verzoeken te beoordelen op formele vereisten en waar nodig aanvullende informatie of herstel van verzuim te vragen. Je doet verzoeken af die standaard worden af- of toegewezen en neemt zo nodig contact op met de indieners, of zet deze door voor een juridische beoordeling. Je controleert of alle processtappen en -stukken correct en volledig zijn vastgelegd in het dossier. Je fungeert als vraagbaak voor de medewerkers verwerken en behandelen schaal 5.
Bij de administratieve voorbereiding van zittingen controleer je of het dossier volledig is voor zitting. Je zorgt waar nodig voor herstel of aanvullingen en verwerkt verzoeken om verdaging, uitstel, kortgeding of voorlopige voorziening, zo nodig na overleg met juridisch medewerkers of de rechter. Je voert alle administratieve voorbereidingen voor de zitting uit, informeert en roept partijen en andere betrokkenen op (tolken, deskundigen) en regelt zo nodig specifiek voorzieningen of faciliteiten voor de zitting. Bij sommige rechtsgebieden ga je als typist/ enquêtegriffier mee naar zitting. Ook verzorg je de administratieve verwerking na de zitting.
De administraties
De rechtbank kent meerdere administraties met een groot aantal verschillende werkterreinen, variërend van bestuursrecht, civiel, kanton, familie-, jeugd- en strafrecht. In totaal werken ongeveer 250 medewerkers in de administratieve ondersteuning. De werksfeer is bij elk rechtsgebied anders maar altijd informeel.
Wij hebben momenteel vacatures bij de teams voor Kanton Leiden/ Gouda, locatie Gouda, Strafrecht 2 (Kabinet RC), Bestuursrecht 2 en Familie.
  • Team Kanton Leiden/Gouda, locatie Gouda kent twee verschillende werkterreinen: civiele zaken (dagvaardingen en kortgedingen) en extrajudiciële zaken (arbeidsrecht, erfrecht en curatele, bewind en mentorschap)
  • Team Strafrecht 2 (Kabinet RC) voert strafrechtelijk vooronderzoek in zaken zoals: getuigenverhoren, voorgeleidingen, doorzoekingen, bezwaarschriftprocedures rondom processtukken en supersnelrecht.
  • Team Bestuursrecht 2 behandelt onder andere zaken op het gebied van het vreemdelingenrecht. Je kunt hierbij denken aan asielaanvragen, inburgering, gezinshereniging, visum- en paspoortzaken.
  • Team Familie behandelt een variëteit aan zaken: scheiding- en alimentatiezaken, adoptie, omgangsregelingen en gezagsvoorzieningen, alsmede een verscheidenheid aan overige zaken behorend bij de wetgeving conform Boek 1 BW.
Rechtbank Den Haag
Rechtbank Den Haag draagt zorg voor integere, tijdige en effectieve beslechting van geschillen, berechting van strafbare feiten en toezicht op curatoren, bewindvoerders en mentoren van kwetsbare personen en organisaties. De rechtbank behandelt per jaar circa 170.000 zaken. Omdat de Staat der Nederlanden in Den Haag is gevestigd, beslist de Haagse rechter vrijwel alle (civiele) zaken tegen de Rijksoverheid. Regelmatig gaat het dan om complexe, geruchtmakende of gevoelige zaken met een groot maatschappelijk belang of vergaande – mogelijk ook politieke – consequenties. Daarnaast heeft de Haagse rechtbank een aantal bijzondere bevoegdheden. Zo is de rechtbank bijvoorbeeld als enige bevoegd in octrooizaken, militaire ambtenarenzaken, zaken als bedoeld in de Wet Internationale Misdrijven en de overlevering van verdachten aan de bijzondere VN-tribunalen en het Internationaal Strafhof. Er werken circa 220 rechters. Zij worden bijgestaan door ruim 700 gerechtsambtenaren (juridisch medewerkers, administratief personeel en medewerkers van de bedrijfsvoering) De rechtbank is onderverdeeld in 15 teams. Daarvan zijn 12 teams aangeduid als juridisch inhoudelijk team. Deze teams bestaan uit rechters, juridisch medewerkers en administratief medewerkers, en zijn belast met de behandeling van het primair proces. Elk afzonderlijk team wordt aangestuurd door een teamvoorzitter. Deze vormt samen met het hoofd juridische ondersteuning en de leidinggevende administratie het Managementteam (MT)

Wat we je bieden

Een functie vol mogelijkheden om je kennis verder uit te breiden en je persoonlijke ontwikkeling te stimuleren. Onze arbeidsvoorwaarden zijn uitstekend geregeld volgens het cao Rijk, in te zien via www.caorijk.nl:
  • Een salaris in schaal 6 (€ 2.209,35 - € 2.871,26 op basis van 36 uur);
  • Verlof van 165,6 vakantie-uren per jaar (op basis van 36 uur per week);
  • Een individueel keuze budget waarmee je een deel van jouw arbeidsvoorwaarden zelf kunt samenstellen. Dit budget bedraagt 16,37% van je bruto salaris. Hierin is de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering opgenomen;
  • Pensioenopbouw volgens het ABP;
  • Goede regelingen voor ouderschapsverlof, studiefaciliteiten en vergoeding woon-werkverkeer;
  • Ook heb je een aantal individuele keuzemogelijkheden bij het samenstellen van je arbeidsvoorwaardenpakket.

Wat we van je vragen

Als Medewerker verwerken en behandelen kan je op alle rechtsgebieden en bij alle teams de generieke administratieve processen uitvoeren op basis van de competenties zelfstandigheid, flexibiliteit, stressbestendigheid, resultaatgerichtheid en zelfontwikkeling. Je werkt dienstverlenend, klantgericht en accuraat. Ook ben je vaardig in het gebruik van digitale systemen, applicaties en communicatiemiddelen. Je bent communicatief vaardig, kan goed omgaan met veranderingen, je houdt van een dynamische werkomgeving en je kan goed samenwerken met collega's van verschillend niveau.
Rechtbank Den Haag vraagt van haar medewerkers dat zij ook bereid zijn om te rouleren naar andere teams binnen de rechtbank.
Verder heb je een hoge typevaardigheid of ben je hier op korte termijn geschikt voor te maken en ben je in staat om het gesproken woord direct foutloos om te zetten naar het geschreven woord, in die zin dat je in staat bent om vragen en antwoorden samen te vatten en in correct Nederlands op papier te zetten. Om deze functie op goed niveau te kunnen uitoefenen, heb je ook nog:
  • Mbo niveau 4 werk- en denkniveau, op basis van een afgeronde middelbare beroepsopleiding op niveau 4, eventueel aangevuld met relevante SSR-modules en een gedegen kennis van de administratieve processen, procedures en applicaties in de te ondersteunen zaakstromen;
  • uitstekende typevaardigheid;
  • minimaal twee jaar werkervaring in een vergelijkbare functie;
  • uitstekende beheersing van de Nederlandse taal, zowel in woord als geschrift.

Interesse?

Zoek jij inhoudelijke veelzijdigheid en uitdaging en wil je een bijdrage leveren aan het functioneren van de rechtsstaat? Dan is deze functie bij de Rechtspraak iets voor jou. Solliciteer direct via onderstaande button. Dit kan tot 27 juli 2020. Je brief richt je aan de voorzitter van de selectiecommissie, de heer P. Hasselman.
Geef daarbij in je brief aan naar welk team/rechtsgebied van de openstaande vacatures je interesse uit gaat.

Vragen over de sollicitatieprocedure kan je stellen via e-mailadres: wervingenselectie.rb.denhaag@rechtspraak.nl. Let op: sollicitaties via de e-mail worden niet in behandeling genomen.
Solliciteren kan tot 27 juli 2020. De gesprekken staan gepland in week 33/ 34 (10 t/m 21-08-2020) Vanwege de geldende Corona-maatregelen kan er besloten worden dat de gesprekken niet op de rechtbank plaatsvinden maar op een andere wijze worden gevoerd, bijvoorbeeld via Skype. In het geval gesprekken op de rechtbank plaatsvinden nemen we hierbij de geldende maatregelen van de overheid en het RIVM te allen tijde in acht. Hetzelfde vragen wij van onze sollicitanten. Hierover word je dan ook persoonlijk geïnformeerd.
Bijzonderheden
  • Het betreft een contract voor bepaalde tijd van één jaar met een proeftijd van 1 maand;
  • Voor het team Kabinet RC gaat het om een functie voor 24 uur per week;
  • Voor de teams Bestuursrecht 2, Kanton Gouda en Familierecht gaat het om een functie voor 36 uur per week.
  • De selectiegesprekken vinden plaats in week 33 en week 34.
  • Een taaltoets maakt deel uit van de selectieprocedure. Voor het team Kabinet RC zal tevens een typetest onderdeel zijn van de selectieprocedure.
  • Wij verzoeken je uitsluitend te reageren, indien je aan alle de gestelde functie-, opleidings- en ervaringseisen voldoet.
  • De vacature wordt zowel in- als extern opengesteld, waarbij Interne kandidaten voorrang krijgen in het sollicitatieproces.
  • Ben je een verplicht Van-Werk-Naar-Werk-kandidaat (VWNW)? Geef dit dan duidelijk aan bovenaan je brief. Wij ontvangen graag een bewijsstuk van je VWNW-status, bijvoorbeeld een besluit. Alleen dan kunnen we je sollicitatie in behandeling nemen. Verder informatie over VWNW .
  • Indien een VWNW-kandidaat heeft gereageerd dan vindt eerst het gesprek met de VWNW-kandidaat plaats voordat we verder gaan met de reguliere gesprekken. We verzoeken je hiermee rekening te houden.
  • Online screening, bijvoorbeeld via zoekmachines en ‘social networks’, kan onderdeel zijn van het selectieproces.
  • We streven ernaar de organisatie een afspiegeling te laten zijn van de maatschappij, waarin iedereen de tijd en ruimte krijgt zich te ontwikkelen.
  • We vragen je altijd een Verklaring Omtrent Gedrag te overhandigen bij indiensttreding.

Buitenlandse jurisprudentie over rechtstreeks werking EU recht en over veilige derde landen

In a historic move, the Portuguese Constitutional Court (PCC) issued its first decision on EU law and supremacy today!
The PCC said it will refrain from assessing the compatibility of EU law with the Constitution whenever EU law (and the CJEU) ensure a protection of a (fundamental) principle of the democratic rule of law that is materially equivalent to that recognised in the PT Constitution
Link to the decision here: https://lnkd.in/exUq4D2 Press release here: https://lnkd.in/e9CrAtA (Both only in Portuguese, yet)






GREAT NEWS!!! The Federal Court of Canada has just struck down the Safe Third Country Agreement! Refugees can soon enter Canada via the US again.


Is dit misschien ook wat voor de asieljuristen en COA medewerkers onder ons?

Zoals sommige van jullie weten schrijf ik wel eens recensies, maar een Amerikaanse uitgever gebruikt me ook als galley-lid. Dat zijn lezers van een manuscript die gratis het boek krijgen maar heel kritisch gaan lezen en gaan terugkoppelen en ook een recensie schrijven.

Ik ben nu gevraagd voor een boek dat zich o.a. in Wassenaar afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog en gaat over de invloed van traumatische gebeurtenissen op de generaties daarna. Nou weten wij migratiemensen het nodige over traumas en in de krant lees je hoe de Joodse Nederlanders ook als tweede of derde generatie nog door de oorlog werden geraakt.

Wellicht dus ook wat voor u? Mail me dan even dan mail ik het door aan Stephanie in Texas.

The Long Tail of Trauma: A Memoir

 
In a memoir that reads like historical fiction, a New England journalist uncovers multigenerational trauma in her European ancestors from 1904 to 1945, while dealing with her mother’s PTSD from 1989 to 2018.
 
 
The Long Tail of Trauma covers the lives of five generations of the author’s maternal ancestors from 1904-2018, through Europe and America. The long tail refers to multigenerational family trauma that begins near Liverpool before World War I and continues through Operation Pied Piper and the PTSD era in America.

The author’s journey becomes an exploration into attachment and the legacy of maternal trauma on intergenerational mental health and relationships. Through documenting her forebears’ stories, author Elizabeth Wilcox gives us a greater understanding of what a mother must overcome to erase the epigenetic stain of early childhood trauma.

Stichtingen sturen brief aan Eerste Kamer inzake nieuwe wet Inburgering 2021


De nieuwe wet Inburgering is aangenomen door de Tweede Kamer. Ondanks dat veel partijen hun zorgen hebben uitgesproken, is er volledig voorbij gegaan aan de positie van de gezinsmigranten. Zie ook ons eerdere bericht hierover.
Derhalve hebben wij gezamelijk met Stichting Buitenlandse Partner en de groep Inburgeraars 2013-2020 een brief verstuurd aan de voorzitter en leden van de Eerste Kamer.

Zie de brief hier: https://www.stichtinggoed.nl/remigratie/brief-aan-eerste-kamer-inzake-nieuwe-wet-inburgering-2021/?unapproved=546&moderation-hash=624bc4cf58c860790b958eb4a5834b6f#comment-546


Deze zin in jullie brief klopt juridisch niet "Bovendien blijkt nergens uit dat Nederlanders recht op een gezinsleven hebben, met een partner naar eigen keuze, in hun eigen land.". Op grond van artikel 8 EVRM heb je recht op gezinsleven maar geen recht op domiciliekeuze.


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Review of "House on endless waters" by Emona Elon - Amsterdam Jews during the war

House on Endless Waters: A Novel (English Edition)

Meedenkvraag (Geupdate): Is er een juridische dan wel morele verplichting om wanneer je als staat iemand uitnodigt als vluchteling er te komen wonen om welwillende te staan ten opzichte van het verlenen van een bezoek visum voor een familielid?


Toelichting: familielid is eerder met visum om bezoek geweest en tijdig teruggekeerd, heeft een vaste baan en ook in het land van verblijf een ouder en een ander familielid dat verblijf bij hem heeft. Deze keer blijft de IND afwijzen.

Je zou denken dat wanneer een land bewust de stap neemt om iemand uit te nodigen zich hier te vestigen het verzoek van het kind van zo iemand om haar moeder te komen bezoeken met de nodige welwillendheid zal worden behandeld. En dan bedoel ik niet alleen een beslissing nemen conform de beginselen van behoorlijk bestuur zoals een zorgvuldige voorbereiding en een dragende motivering van een besluit maar ook een actief meedenkende rol en in ieder geval het horen van zo’n volwassen kind van die uitgenodigde vluchtelinge mochten er toch problemen lijken te zijn.

Immers we hebben allemaal tijdens de Coronacrisis gezien hoe vreselijk ouders het vonden om hun kinderen en kleinkinderen niet te kunnen zien en viceversa. Dit geldt ook voor deze Syrische familie.

De IND is herhaaldelijk gevraagd om mee te denken in deze zaak. Omdat het hier een gezin is van uitgenodigde vluchtelingen vind ik dat de IND een zorgplicht heeft die zich ook uitstrekt buiten het sec verlenen van verblijf aan moederin  Nederland maar ook dat aan de dochter als daar enigszins wordt voldaan aan de visumeisen om humanitaire redenen desnoods een tot Nederland beperkt visum te geven. De Schengencode geeft de individuele leden daar veel ruimte in. Er staat nergens gedefinieerd wanneer het alleen maar mag. Zie “The ‘spirit of the Schengen rules’, the humanitarian visa, and contested asylumgovernance in Europe – The Swiss case”, Journal of Ethnic and Migration Studies,  Philip Hanke, Marek Wieruszewski Marion Panizzon. https://www.researchgate.net/publication/324270147_The_'spirit_of_the_Schengen_rules'_the_humanitarian_visa_and_contested_asylum_governance_in_Europe_-_The_Swiss_case

Nu hebben we daarentegen een besluit waar de IND 0 moeite heeft gedaan. Zelfs de eigen dossierkast is niet opengemaakt. Op veelvuldige correspondentie is niet gereageerd. Er is geen vraag gesteld. De beschikking is een samengeraapt knip en plak model.

Onder 7 stelt de Preambule van de Visacode: “(7)b Member States should ensure that the quality of the service offered to the public is of a high standard and follows good administrative practices. They should allocate appropriate numbers of trained staff as well as sufficient resources in order to facilitate as much as possible the visa application process. Member States should ensure that a ‘one-stop’ principle is applied to all applicants.

In deze zaak zie ik nog de nodige verbeterpunten. Verweerder lijkt bij visa wel eens te vergeten dat dit soort mensen ook enorme bedragen in de Nederlandse toerisme industrie komen storten en dat blije verhalen bij terugkomst een enorm pr middel zijn voor Nederland.



Mensen met veel asiel clienten hebben jullie een idee? Andere input ook welkom. Velen weten meer dan 1.

20 juli 2020

Heeft u veel cliënten uit India?

U weet hoe het gaat: als iemand uit een ver land zegt dat hij recent iets gedaan heeft met een link met uw eigen land dan geeft dat al gauw een band of een positieve indruk.

U weet wellicht dat ik bij wijze van hobby voor een Amerikaanse website boeken recenseer. Zo deed ik dat recent met een boek geschreven door iemand uit de Indiase diaspora in de Verenigde Staten. Het is een boek wat speelt in de Parsee gemeenschap in India in 1892 maar wat de hoofdpersoon tot in Afghanistan en terug volgt.

In ieder geval één zakelijke relatie van mij behoort tot deze aanhangers van Zarathustra die als Iraanse vluchtelingen een paar eeuwen geleden naar India zijn getrokken. Hij vond het helemaal leuk dat ik de link met hem had gelegd. Hij vertelde dat de Yezidi in Irak en Syrië tot hetzelfde geloof behoren.

Lees hier de recensie:

"Murder in Old Bombay" - the debut novel of Nev March - review

It is 1892 and cavalry captain Jim Agnihotri is recovering in hospital after some then unknown traumatic event. Fighting boredom he is reading and rereading a Sherlock Holmes novel and all the papers he can get a hand on. A murder trial really gets his attention: two girls have jumped off a tower or were pushed off it. Jim is wondering how Sherlock Holmes would solve a case like this. The accused are acquitted and the widower/brother writes an open letter to the newspaper. And the final line in that letter finds it's way directly into the soul of captain Jim; "They are gone and I remain". 


"His words cut into me, the sharp burn of his grief. I knew something of his pain, for my brothers in arms were gone, yet I remained."


Lees hier verder: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2020/07/murder-in-old-bombay-debut-novel-of-nev.html

Wat is er veranderd aan dit blog? What has changed on the blog?

Zoals u hebt kunnen zien is er het één en ander veranderd aan de lay-out van het blog. Blogger is zich aan het moderniseren en wij moeten mee. Wellicht doe ik iets verkeerd maar ik krijg maar een beperkte hoeveelheid nieuwe berichten op de eerste pagina. Dus klikt u vooral door.

Wat ook handig is is het nemen van een abonnement zodat u op de hoogte wordt gehouden van alle nieuwe berichten. Dat kan via het blog zelf of via Feedburner (zie hiervoor de link hieronder).

Heeft u zelf iets interessants geschreven mail me vooral. Wat ik dan weer waardeer is dat u een link naar dit blog plaatst. Dit blog schrijf ik al sinds 2008. Veel is het doorgeven van het werk van anderen maar vergeet niet dat ikzelf ook een bekwaam en ervaren jurist vreemdelingenrecht ben met een belangstelling die wel eens de randen van ons vak opzoekt.

Feedback is welkom!


As you can see the layout of this weblog has changed due to new developments at Blogger. Somehow I cannot convince the program to place all new blogs on the front page so you will have to click through.

What can be handy is taking a subscription either here on the blog itself or by using the link above.

When you think you have something of interest for the blog do mail me please. I on the other hand appreciate a link to this blog on your sites as it helps with Google ranking.

I started this blog in 2008. Much of what I post is the work of other but do not forget that I am a resourceful and experienced immigration lawyer myself who has an interest in things that just have a faint link to our field of work as well.

Wilt u een donatie doen? Klik dan op onderstaande button / Would you like to donate please click on the button.

 

VACATURE: Bij Brunel zoeken ze mensen die de IND gaan helpen de achterstanden weg te werken

Voor een mooie opdrachtgever binnen het rijk ben ik op zoek naar junior en medior juristen met ervaring in het vreemdelingenrecht.    Ben jij op kort termijn beschikbaar en klaar voor een nieuwe uitdaging? Stuur dan jouw CV naar h.boudhan@brunel.net.



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Review of "House on endless waters" by Emona Elon - Amsterdam Jews during the war

House on Endless Waters: A Novel (English Edition)

US withdraws from Refugee Protocol

The Proposed Rule, changing the US rules for Asylum, raises the standard of proof from a "significant possibility" to a "reasonable possiblility" that the alien would be persecuted or tortured in the country of removal. In short, this means that it is no longer sufficient that an alien has well-founded fear but has to prove that persecution or torture has happened or will happen. This higher standard is almost the same as requiring that you have written evidence that you are or will be persecuted or tortured. This higher standard is in violation with the Refugee Treaty and its Protocol of 1967, of which the USA is a signatory, and which states explicitly that a well-foudned fear is enough to meet the definition of a refugee. 

One could have a discussion on the precise wording of the Treaty and Protocol and how these differ from the Proposed Rule. However, I think it is simply more convincing to observe that this restrictive change of the American rules on international protection are by definition a restriction of the concept of a refugee. This means that the USA does no longer fulfils its duty to incorporate the 1967 Protocol into US immigration Law. Or, in other words, the USA has practically withdrawn itself from its legal obligations to offer protection to refugees as the adjusted meaning in the Proposed Rule creates a new category of refugees who have written evidence. And as history has shown, a person with well-founded fear of persecution seldom has a written note from his or her persecutor.

Continue here or contact the author: https://www.linkedin.com/pulse/us-withdraws-from-refugee-protocol-carolus-gr%25C3%25BCtters/?trackingId=UMjys%2BI%2BuzBfs%2BwbuFZB%2BQ%3D%3D


Published on July 15, 2020

Senior Researcher at Centre for Migration Law (CMR) Radboud University Nijmegen


VACATURE: Teaching and Research Fellow in Human Rights and Socio-Legal Studies

This six-month teaching and research fellowship has been specifically created for the purposes of covering the (limited) graduate-level teaching obligations of ISS faculty members who will be on research leave in the first half of 2021. The Fellow will in particular deliver and co-ordinate teaching in the following two ISS MA courses: Human Rights, Law & Society and Mobilising Rights & Social Justice, in agreement with the relevant course leaders. The curriculum has been developed, but there is much scope for the teaching fellow’s own unique input.

In addition, this fellowship provides for an opportunity to conduct research in an invigorating multidisciplinary and multicultural environment.

Formally, the Fellow will be affiliated with the Institute’s MA-Major teaching programme on Human Rights, Gender and Conflict Studies: Social Justice Perspectives, as well as the ISS research group Global Development, Law and Social Justice.

Candidates need to be experienced university lecturers who meet the following, main requirements:

  • A PhD in the field of international human rights and/or socio-legal /law and society studies;
  • A research and teaching profile either on law and globalization or in relation to development issues in the global South;
  • 5-10 years post-doctoral experience with teaching at the post-graduate level on international law and human rights and socio-legal studies, preferably for students with a highly diverse background.

Gratis cursus over trauma (gefocust op het lesgeven aan zulke kinderen maar ook heel handig voor de NT2 docent of jurist die met vluchtelingen werkt)

De cusus wordt verzorgd door de Australische Queensland University of Technology en is op PABO - niveau maar u moet er wel goed Engels voor kunnen. Alles gaat online in een bestek van twee weken en een paar uur cursus. Na afloop kunt u er een certificaat voor krijgen,

Dit was mijn stukje in het Engels hierover.


Teaching Students Who Have Suffered Complex Trauma: Not only interesting for people who teach like for instance I do with my "Dutch class for immigrant ladies" of whom several come from a traumatic refugee background. But this course also shows that when your body is flooded with stress hormones your brainstem is over active and as a result your prefrontal cortex is offline. So there’s minimal or no cognitive activity driving any decisions about his behaviour. I think it is safe to say that when a refugee gets his or her interview to determine their asylum claim that will be the case too. I think by learning how to react to these kind of students we will also be better lawyers.


"Let’s go back to the example of the young boy who smashed the classroom window.

Neuroscience tells us that while this student is experiencing this significant behaviour event:

  • His brainstem is on overload.
  • His system is being flooded with abnormal and excessive amounts of stress hormones.
  • His prefrontal cortex is offline, so there’s minimal or no cognitive activity driving any decisions about his behaviour.

Neuroscience tells us that this student is experiencing a serious neurobiological and physiological event that is, for a time, out of his control. He will need a period of careful and informed co-regulation to be able to come down from this state.

Neuroscience tells us that if we want to influence the frequency and intensity of this boy’s future behaviours, we need to access his prefrontal cortex. So, we need to put time and thought into making this happen in the most informed manner we can."







Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Review of "House on endless waters" by Emona Elon - Amsterdam Jews during the war

17 juli 2020

UITSPRAAK: Aanrander van vier vrouwen loopt als biseksueel gevaar bij terugkeer naar Libië en mag nu nog even in NL blijven omdat de IND stukje vergat te motiveren

Een echte aanwinst voor de maatschappij maar om iemand de vluchtelingenstatus te onthouden moet je wel aangeven wat door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Dat had de I|ND niet gedaan. En dat is jammer aangezien de recidivekans matig is en dat ik dat als vrouw nog te veel vind. Als je als vluchteling bang bent dan hou je hier maar je handen in je zakken.

ECLI:NL:RBDHA:2020:6331

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak13-07-2020
Datum publicatie15-07-2020
Zaaknummer NL20.12417
RechtsgebiedenVreemdelingenrecht
Inhoudsindicatie
Eiser kan worden aangemerkt als verdragsvluchteling maar komt niet in aanmerking voor een asielvergunning vanwege openbare orde aspecten; volgens verweerder is eiser veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf en vormt hij een gevaar voor de gemeenschap. De rechtbank wijst op C2/7.10.1 van de Vc, arrest Ahmed van het Hof van Justitie (13 september 2018, C-369/17), de uitspraak van de Afdeling van 3 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:226) en de eerdere uitspraak van deze rechtbank in eisers zaak (ECLI:NL:RBDHA:2019:3086) en overweegt dat verweerder onvoldoende overeenkomstig heeft getoetst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de door eiser gepleegde feitelijke handelingen, de aard en de mate van geweld van een zodanige ernst en omvang zijn dat het onthouding van een asielvergunning rechtvaardigt. Daarnaast heeft verweerder t.a.v. het criterium ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’ ten onrechte niet aan het Unierechtelijk openbare orde begrip getoetst. De rechtbank ziet niet in dat bij de intrekking van een asielvergunning wel aan dit Unierechtelijk openbare orde begrip wordt getoetst en bij de weigering van een asielvergunning niet, terwijl de toets in artikel 14 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 3.105c en 3.105d van het Vb in beide gevallen hetzelfde is.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12417


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).


Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder het, bij besluit van 9 november 2015, aan eiser opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar gehandhaafd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.12418, plaatsgevonden op 8 juli 2020 te Dordrecht. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. al Wandaw. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft voorafgaand aan deze procedure drie eerdere aanvragen om een asielvergunning gedaan. Deze aanvragen zijn afgewezen en de afwijzingen zijn onherroepelijk.
2. Op 5 juli 2018 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is. Uit gevoelens van angst en schaamte heeft eiser hierover in de drie voorafgaande procedures niet durven verklaren. Daarnaast heeft eiser aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als jonge jongen in Libië seksueel is misbruikt door een buurjongen. Ook heeft eiser verklaard dat hij in 2012 is ontvoerd en twee dagen is vastgehouden door een groep onbekende mannen, die hem mishandeld en misbruikt hebben. Eiser heeft verder, net als in de vorige procedures, naar voren gebracht dat hij deel uitmaakt van de stam Awlad Al Sheikh, die loyaal was aan het bewind van kolonel Gaddafi en dat eiser daarom te vrezen heeft bij terugkeer. Daarbij is ook van belang dat eisers opa een bekende dichter van Gaddafi was, dat eiser op een school zat waar de Bataljon Brigade 32 deel van uitmaakte en dat eisers stamleden en neven lid waren van de bataljons van Gaddafi, aldus eiser.
3. Bij besluit van 31 januari 2019 heeft verweerder deze asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. In dat besluit heeft verweerder onder meer overwogen dat eisers verklaringen over de ontvoering en het misbruik niet geloofwaardig zijn. Wel acht verweerder de biseksuele geaardheid van eiser en het behoren tot een stam die loyaal was aan Gadaffi geloofwaardig. Vanwege deze geloofwaardige elementen behoort eiser tot een risicogroep maar hij heeft volgens verweerder niet met geringe indicaties aannemelijk gemaakt dat sprake is van een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Wel acht verweerder in het besluit van 31 januari 2019 aannemelijk dat eiser vanwege zijn biseksuele geaardheid een reëel risico op ernstige schade loopt bij uitzetting naar Libië, maar aan eiser wordt geen asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend omdat hij is veroordeeld voor een ernstig misdrijf.
4. Bij uitspraak van 28 maart 2019 (NL19.2498) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het beroep tegen het besluit van 31 januari 2019 gegrond verklaard. In deze uitspraak volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de verklaringen van eiser over de ontvoering en het misbruik op essentiële punten zodanig vaag, summier, wisselend en onvoldoende concreet zijn dat geen geloof kan worden gehecht aan de gebeurtenissen. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat geen sprake is van geringe indicaties op grond waarvan eiser als lid van de risicogroepen LHBT’s en aan Gadaffi loyale stammen in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus. Wel is sprake van een reëel risico op ernstige schade vanwege eisers seksuele geaardheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het besluit van 31 januari 2019 onvoldoende gemotiveerd dat eiser een ernstig misdrijf heeft gepleegd op grond waarvan hij niet in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming.
Bij uitspraak van 9 december 2019 (201902647/1/V2) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 maart 2019 gegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de beroepsgrond van eiser dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom hij vanwege zijn seksuele geaardheid niet in aanmerking komt voor de vluchtelingenstatus. Daarbij overweegt de Afdeling dat verweerder in hoger beroep ook heeft erkend dat hij dit standpunt ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Het overige dat eiser in hoger beroep heeft aangevoerd leidt volgens de Afdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
5. Op 12 juni 2020 heeft verweerder in het bestreden besluit opnieuw beslist op de asielaanvraag van eiser. In dit besluit en het daarin ingelaste voornemen heeft verweerder zich wederom op het standpunt gesteld dat de gestelde ontvoering en het misbruik ongeloofwaardig worden geacht omdat eiser daarover onvoldoende concreet en wisselend heeft verklaard. Eisers biseksuele geaardheid en het behoren tot de stam Awlad Al Sheikh acht verweerder wederom geloofwaardig. Eiser wordt evenwel vanwege het behoren tot deze stam niet aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag omdat hij niet met geloofwaardige en individualiseerbare geringe indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging. Wel kan eiser vanwege zijn biseksuele geaardheid als vluchteling worden aangemerkt, maar verweerder verleent eiser daarvoor geen asielvergunning omdat eiser een bijzonder ernstig misdrijf heeft gepleegd. Omdat sprake is van een ernstig misdrijf verleent verweerder eveneens geen asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond omdat sprake is van een opvolgende aanvraag en omdat er sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Verder handhaaft verweerder het in de tweede asielprocedure, bij besluit van 9 november 2015, opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar.
6. Eiser voert aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers verklaringen over de ontvoering en marteling ongeloofwaardig zijn; eiser heeft hierover gedetailleerd verklaard en er is geen sprake van bevreemdingwekkende en tegenstrijdige verklaringen. Ter zitting heeft eiser in dit kader verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1499) waarin is geoordeeld dat verweerder zijn tegenwerpingen ten aanzien van de geloofwaardigheid had moeten relateren aan relevante externe geloofwaardigheidsindicatoren. Bovendien heeft verweerder er in de beoordeling geen rekening mee gehouden dat eiser door de gebeurtenissen is getraumatiseerd, aldus eiser.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat het standpunt van verweerder ten aanzien van het relevante element ontvoering en misbruik in het onderhavige bestreden besluit en daarin ingelaste voornemen van 8 mei 2020 niet afwijkt van zijn standpunt in het besluit van
31 januari 2019 en daarin ingelaste voornemen van 25 juli 2018. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft daarover reeds een oordeel gegeven in de uitspraak van 28 maart 2019. Ook hetgeen eiser destijds in de zienswijzen heeft aangevoerd verschilt wezenlijk niet van hetgeen hij thans in de zienswijze van 29 mei 2020 naar voren heeft gebracht. Verweerder heeft in het bestreden besluit dan ook terecht verwezen naar het oordeel van de rechtbank van 28 maart 2019 over dit relevante element. Eiser is in hoger beroep ook opgekomen tegen dit onderdeel van de uitspraak van de rechtbank, maar de Afdeling heeft in de uitspraak van 9 december 2019 dienaangaande overwogen dat het door eiser aangevoerde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. Daarmee staat het oordeel dat de rechtbank in de uitspraak van 28 maart 2019 heeft gegeven over de gestelde ontvoering en mishandeling, in rechte vast. In die uitspraak heeft de rechtbank verweerder gevolgd in zijn standpunt dat de verklaringen van eiser over de ontvoering en het misbruik op essentiële punten zodanig vaag, summier, wisselend en onvoldoende concreet zijn dat geen geloof kan worden gehecht aan de gebeurtenissen; ook heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanknopingspunten worden gezien om eiser te volgen in zijn standpunt dat hij zodanig door de gebeurtenissen is getraumatiseerd dat hij daardoor niet in staat was om overtuigend hierover te verklaren. Eiser heeft thans in de gronden van beroep geen andere punten aangevoerd dan reeds in de uitspraak van 28 maart 2019 zijn beoordeeld. De rechtbank volstaat op dit punt dan ook met een verwijzing naar die uitspraak. Hetgeen eiser eerst ter zitting naar voren heeft gebracht op dit punt kan niet tot een ander oordeel leiden. Niet kan worden geconcludeerd dat de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020 waarnaar eiser heeft verwezen, zonder meer afbreuk doet aan de beoordeling van de rechtbank in de uitspraak van 28 maart 2019.
7. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn biseksualiteit de vluchtelingenstatus heeft en dat hem daarvoor een asielvergunning moet worden verleend nu hij geen gevaar vormt voor de openbare orde. Eiser heeft geen bijzonder ernstig misdrijf gepleegd. Zoals volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 13 september 2018 (C-369/17, hierna: arrest Ahmed) kan verweerder niet betogen dat sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf vanwege de strafmaat; er moet een volledig onderzoek naar alle feiten en omstandigheden plaatsvinden. In voornoemde uitspraak van 28 maart 2019 heeft de rechtbank ook geoordeeld dat verweerder niet louter op basis van de strafmaat (en de aard van het misdrijf) kan stellen dat er sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf. Zo heeft verweerder geen vergelijking gemaakt met andere zedenmisdrijven; relatief bezien wordt eiser namelijk in verband gebracht met ‘de lichtste vorm’ van een zedenmisdrijf. Eiser verwijst daarbij naar het arrest Omojudi van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 24 november 2009 (1820/08). Ook dient verweerder de veroorzaakte schade en de mate van geweld in de beoordeling te betrekken. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat de aard van het misdrijf, het tijdsverloop en onder meer de verklaringen van de Reclassering niet opwegen tegen de schade die eiser zou kunnen aanrichten. Bovendien heeft de rechtbank in voornoemde uitspraak van 28 maart 2019 benoemd welke criteria in de besluitvorming moeten worden onderzocht en verweerder heeft niet met inachtneming van die uitspraak op de aanvraag beslist. Daarnaast lijkt verweerder te stellen dat niet hoeft te worden onderzocht of eiser ook een actueel gevaar voor de gemeenschap vormt, maar dat is onjuist en kan ook niet uit het arrest Ahmed worden afgeleid. Er dient een volledig onderzoek naar de omstandigheden plaats te vinden, waaronder de actualiteit van het gevaar. Gelet op het tijdsverloop en onder meer de verklaringen van de Reclassering (Inforsa) vormt eiser geen actueel gevaar meer. Eiser heeft een succesvolle behandeling bij de Waag doorlopen en uit verklaringen van Inforsa blijkt dat het recidive risico matig is. Er is voldoende gebleken van een positieve gedragsverandering en verweerder heeft dit alles ten onrechte niet in de beoordeling betrokken, aldus eiser.
7.1.
In de uitspraak van 28 maart 2019 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, geoordeeld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat eiser een ernstig misdrijf heeft gepleegd op grond waarvan hij niet in aanmerking kan komen voor een asielvergunning. De rechtbank heeft daarin onder meer verwezen naar het arrest Ahmed van het Hof en in rechtsoverweging 15.3. overwogen:
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet conform zijn eigen beleid en de criteria van het Hof heeft gehandeld. De rechtbank overweegt hiertoe in de eerste plaats dat verweerder voorbij is gegaan aan het feit dat hij weliswaar de bevoegdheid heeft een asielvergunning te weigeren in geval sprake is van een ‘ernstig misdrijf’, maar dat dit geen verplichting is. Verweerder dient derhalve een belangenafweging te maken. In het voornemen is van een belangenafweging geen sprake. In de tweede plaats dient verweerder niet alleen te kijken naar de opgelegde gevangenisstraf en de aard van het misdrijf, maar dient hij tevens te kijken naar alle (andere) relevante feiten, juridische gegevens en bijzondere omstandigheden. Ook daarvan is in het voornemen niet gebleken. In het bestreden besluit heeft verweerder voor wat betreft de inhoudelijke beoordeling volstaan met een verwijzing naar het voornemen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit in dit opzicht derhalve onvoldoende is gemotiveerd, dan wel onzorgvuldig is voorbereid.
Ook heeft de rechtbank vervolgens gewezen op aanbevelingen in de EASO “Practical Guide: Exclusion”, van januari 2017 en het rapport van EASO van januari 2016 waar het Hof in het arrest Ahmed naar verwijst en in rechtsoverweging 15.5. en 15.6. overwogen:
De rechtbank concludeert hieruit dat de uitsluitingsgrond ‘ernstig misdrijf’ restrictief toegepast dient te worden, gelet op de zwaarwegende gevolgen hiervan. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen proportioneel moeten zijn ten opzichte van de gepleegde strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook hier ten onrechte geen aandacht aan besteed. Noch in het voornemen, noch in het bestreden besluit is immers aandacht besteed aan de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn begaan. Evenmin is gekeken naar de daadwerkelijke “zwaarte” van de gepleegde delicten. De rechtbank overweegt in dit kader dat de term “zedendelict” niet alleen juridisch diverse gradaties kent, maar vooral ook qua feitelijke handelingen. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder is nagegaan welke feitelijke handelingen eiser nu daadwerkelijk heeft gepleegd en of deze handelingen - en de schade die hij hiermee aan de slachtoffers en de gemeenschap heeft toegebracht - van dusdanige omvang en proportie zijn en dat zij rechtvaardigen dat geen subsidiaire bescherming wordt geboden aan een vreemdeling van wie vast staat dat hij in beginsel recht heeft op deze bescherming.
Dit onderdeel van de uitspraak van de rechtbank staat in rechte vast met de uitspraak van de Afdeling van 9 december 2019.
7.2.
De rechtbank merkt op dat verweerder zich destijds in het besluit van
31 januari 2019 op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw (verdragsvluchteling) maar wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw (de b-grond). Thans stelt verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser wel als vluchteling kan worden aangemerkt. Zowel destijds als thans heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat verlening van een asielvergunning achterwege blijft omdat zich openbare orde aspecten voordoen. Het criterium daarvoor is wel verschillend; een verdragsvluchteling kan een asielvergunning worden geweigerd als de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf en een gevaar vormt voor de gemeenschap (artikel 3.105c, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)), terwijl een vreemdeling die in aanmerking zou kunnen komen voor een vergunning op de b-grond, die vergunning kan worden onthouden als de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd (artikel 3.105e, aanhef en onder b, van het Vb). In paragraaf C2/7.10 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is het beleid voor beide gevallen opgenomen. Dat de uitspraak van de rechtbank van 28 maart 2019 en het arrest Ahmed van het Hof betrekking hebben op het criterium dat de vreemdeling een ernstig misdrijf heeft gepleegd, maakt niet dat deze in de onderhavige procedure, waarin het criterium geldt dat de vreemdeling is veroordeeld voor een bijzonder ernstig misdrijf en een gevaar vormt voor de gemeenschap, niet relevant zijn. In beide gevallen gaat het om de toetsing of de verblijfsvergunning kan worden onthouden en hetgeen wordt overwogen over het criterium ‘ernstig misdrijf’ heeft tenminste te gelden voor het zwaardere criterium ‘bijzonder ernstig misdrijf’. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat de toets voor het onthouden van een vergunning op de b-grond de toets voor het onthouden van een vluchtelingenstatus omvat.
7.3. Verweerder heeft in het bestreden besluit en daarin ingelaste voornemen gesteld dat eiser een bijzonder ernstig misdrijf heeft gepleegd. Verweerder heeft daartoe gewezen op het vonnis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 10 april 2018. Eiser is daarbij veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en het zich houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, voor drie maal feitelijke aanranding van de eerbaarheid, één maal voor een poging daartoe en voor een diefstal, gepleegd op 12 maart 2017. Verweerder heeft in het voornemen benoemd dat eiser zich binnen een kort tijdsbestek schuldig heeft gemaakt aan het aanranden van vier vrouwen; dat hij heeft geprobeerd om de geslachtsdelen van vrouwen vast te pakken dan wel een poging gedaan tot het betasten van het lichaam van de slachtoffers. Eiser heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en algemeen bekend is dat dergelijke misdrijven langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van de slachtoffers, aldus verweerder. Verweerder wijst erop dat uit het arrest blijkt dat het handelen van eiser grote impact heeft gehad op een van zijn slachtoffers. Ook betrekt verweerder in de beoordeling dat het Hof een forse gevangenisstraf heeft opgelegd (meer dan door de rechtbank was opgelegd) vanwege de aard, ernst en hoeveelheid feiten. Daarnaast acht verweerder van belang dat bij iedere aanranding en poging tot aanranding sprake is geweest van geweldsgebruik. Voorts merkt verweerder op dat uit de strafmaat voor feitelijke aanranding valt op te maken dat sprake is van een ernstig zedendelict en niet de ‘lichtste vorm’ van een zedendelict zoals eiser stelt.
7.4.1.
In onderdeel C2/7.10.1 van de Vc staat dat verweerder beoordeelt of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf op individuele basis en aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens; de IND betrekt daarbij in ieder geval de door de vreemdeling aangevoerde bijzondere omstandigheden, die zien op de aard en de ernst van het delict en het tijdsverloop dat is verstreken sinds het delict. Dit sluit aan bij het arrest Ahmed waarin het Hof overweegt dat een beslissing waarbij een persoon van de vluchtelingenstatus wordt uitgesloten, vooraf moet worden gegaan door een volledig onderzoek van alle omstandigheden van zijn individuele geval en niet automatisch kan worden genomen. Het Hof overweegt dat de straf die op een misdrijf is gesteld weliswaar bijzonder belangrijk is bij de beoordeling, maar dat de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat slechts gebruik kan maken van de in die bepaling genoemde uitsluitingsgrond na met betrekking tot de individuele persoon de haar ter kennis gebrachte specifieke feiten te hebben onderzocht om uit te maken of er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de daden van de betrokkene, die voor het overige voldoet aan de criteria om de gevraagde status te krijgen, onder de desbetreffende uitsluitingsgrond vallen. In de uitspraak van
23 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:226) heeft de Afdeling over het arrest Ahmed overwogen dat daaruit volgt dat het begrip 'ernstig misdrijf' beperkt moet worden uitgelegd vanwege de mogelijke gevolgen en dat de beoordeling of wegens de ernst van het gepleegde misdrijf tot uitsluiting van subsidiaire bescherming kan worden overgegaan, moet zijn gebaseerd op een volledig onderzoek naar alle omstandigheden van het specifieke geval. Die beoordeling vindt plaats aan de hand van meerdere criteria, waaronder de aard van het gepleegde feit, de veroorzaakte schade, de vraag of gebruik is gemaakt van geweld of een wapen, de mate van geweld, de gevolgde strafprocedure, de aard en duur van de opgelegde straf, het wettelijk strafmaximum en de vraag of de meeste rechterlijke instanties in andere lidstaten het gepleegde feit ook aanmerken als een ernstig misdrijf, aldus de Afdeling.
7.4.2. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overeenkomstig getoetst en een op de individuele zaak betrekking hebbende belangenafweging gemaakt. Verweerder heeft in het bestreden besluit en daarin ingelaste voornemen met name aandacht besteed aan de aard van het misdrijf en de opgelegde straf en - in algemene bewoordingen - de toegebrachte schade benoemd. Verder heeft verweerder summier en alleen in algemene bewoordingen de door eiser gepleegde misdrijven omschreven en benoemd dat (naar de aard van het feit, (poging tot) aanranding) sprake is van geweld bij deze delicten. De feitelijk door eiser gepleegde handelingen, de daadwerkelijke zwaarte daarvan en de aard en mate van geweld bij die handelingen ziet de rechtbank niet kenbaar betrokken in de beoordeling. Zoals de rechtbank in de uitspraak van 28 maart 2019 heeft overwogen kent een delict gradaties qua feitelijke handelingen en dient verweerder na te gaan welke feitelijke handelingen eiser nu daadwerkelijk heeft gepleegd en of deze handelingen van dusdanige omvang en proportie zijn dat zij onthouding van de vergunning rechtvaardigen. Verweerder stelt terecht dat de uitspraak van de strafrechter belangrijk is in de beoordeling die verweerder moet maken, maar er kan niet worden volstaan met een verwijzing daarnaar en de stelling dat de strafrechter alle omstandigheden in zijn beoordeling heeft meegenomen. Uit voornoemde jurisprudentie volgt dat verweerder zelf een beoordeling moet maken van de ernst van het misdrijf in relatie tot de mogelijkheid van het onthouden van een asielvergunning en daarbij kenbaar alle omstandigheden van het geval moet betrekken. Hiervan is de rechtbank onvoldoende gebleken. Daarbij zij opgemerkt dat het hier gaat om een bevoegdheid die restrictief moet worden toegepast en om een beperkte uitlegging van het begrip (bijzonder) ernstig misdrijf, gelet op de zwaarwegende gevolgen. Dit vraagt te meer om een volledige en kenbare motivering voor het gebruik van die bevoegdheid in een individueel geval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de door eiser gepleegde feitelijke handelingen, de aard en de mate van geweld van een zodanige ernst en omvang zijn dat het onthouding van een asielvergunning rechtvaardigt.
7.5. Voor het kunnen onthouden van een vergunning aan een verdragsvluchteling geldt bovendien niet alleen het criterium dat sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf maar ook het criterium dat de vreemdeling een gevaar voor de gemeenschap vormt. In dat kader is door eiser aangevoerd dat dit criterium het Unierechtelijk openbare orde begrip omvat en dat verweerder dus had moeten toetsen of eiser een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Volgens verweerder behoeft er niet te worden getoetst aan de actualiteit; verweerder leidt dit af uit overweging 47 van het arrest Ahmed. De rechtbank ziet aanleiding om eiser in zijn standpunt te volgen.
7.5.1. De rechtbank merkt op dat de rechtbank in de uitspraak van 28 maart 2019 hierover een oordeel heeft gegeven en dat verweerder hiertegen in hoger beroep niet is opgekomen. Deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, heeft in rechtsoverweging 12.1. overwogen dat, indien eiser inderdaad als verdragsvluchteling aangemerkt had moeten worden, verweerder aan de hand van het Unierecht had moeten toetsen of hij een gevaar voor de openbare orde vormt. De rechtbank ziet nu geen aanleiding anders te oordelen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat uit het beleid van verweerder (paragraaf C2/10.3 van de Vc) en vaste jurisprudentie (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1550) volgt dat bij intrekking van een asielvergunning vanwege de openbare orde wel aan het Unierechtelijk begrip wordt getoetst. Paragrafen C2/7.10.1 en C2/10.3 zijn daarbij gelijktijdig opgenomen in de Vc, onder “AA” en “AB” (Staatscourant 2018, 69964), waarbij in de toelichting geen onderscheid is gemaakt tussen het weigeren en intrekken van de vluchtelingenstatus. In de toelichting is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2368), waarin wordt verwezen naar voornoemde uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2016. In die uitspraak heeft de Afdeling in rechtsoverweging 3.4 overwogen dat voor de toepassing van artikel 14, vierde lid, aanhef en onder b, van de Kwalificatierichtlijn minstens is vereist dat de betreffende vreemdeling door zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Niet valt in te zien dat die toets of sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging dan niet bij het weigeren van een asielvergunning op dezelfde grond (de openbare orde) aan de orde zou zijn. Uit de bewoordingen van het vierde en vijfde lid van artikel 14 van de Kwalificatierichtlijn kan ook worden afgeleid dat de toets voor het intrekken van een vluchtelingenstatus niet afwijkt van de toets voor het weigeren van een vluchtelingenstatus. In het vijfde lid, dat ziet op de weigering van een asielvergunning, wordt immers verwezen naar de in het vierde lid genoemde criteria die gelden voor de intrekking van een asielvergunning. Ook uit artikel 3.105c, onder b, en artikel 3.105d, tweede lid, onder b, van het Vb volgt dat zowel bij de intrekking als bij de weigering van een asielvergunning hetzelfde criterium geldt, namelijk dat sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf en een gevaar voor de gemeenschap. De rechtbank ziet niet in dat bij de intrekking van een asielvergunning het gevaar voor de gemeenschap wordt uitgelegd als een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, terwijl bij de weigering van een asielvergunning voor het vaststellen van een gevaar voor de gemeenschap alleen een beoordeling van alle individuele omstandigheden moet worden gemaakt, zonder een beoordeling van de actualiteit, zoals verweerder stelt. Evenmin kan de rechtbank uit de door verweerder genoemde overweging 47 van het arrest Ahmed afleiden dat van een verschillende toetsing sprake is.
7.6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf en onvoldoende gemotiveerd dat eiser een gevaar voor de gemeenschap vormt door niet te toetsen aan het Unierechtelijk openbare orde begrip. Verweerder heeft dus onvoldoende gemotiveerd dat het onthouden van een asielvergunning aan eiser gerechtvaardigd is.
8. Ten aanzien van het inreisverbod voert eiser aan dat verweerder ten onrechte al hetgeen door eiser in de zienswijze is aangevoerd niet heeft betrokken bij de vraag of het reeds opgelegde inreisverbod had moeten worden opgeheven.
8.1. De rechtbank stelt vast dat eiser reeds bij besluit van 9 november 2015 een inreisverbod door de duur van twee jaar is opgelegd. In het voornemen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er reden is om de duur van het inreisverbod te verhogen naar vijf jaar. In de zienswijze heeft eiser gemotiveerd gesteld dat het inreisverbod moet worden ingetrokken. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn voornemen laten varen en het inreisverbod van twee jaar gehandhaafd. Eiser stelt terecht dat hetgeen door hem is aangevoerd in de zienswijze door verweerder had moeten worden opgevat als een verzoek om opheffing van het inreisverbod. Verweerder heeft in het bestreden besluit evenwel volstaan met de opmerking dat het inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt gehandhaafd en niet beoordeeld of er aanleiding bestond om het opgelegde inreisverbod op te heffen. Verweerder heeft dit ter zitting erkend en gevraagd om met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het gebrek te passeren omdat eiser niet aan de voorwaarden voor opheffing voldoet aangezien hij de Unie niet heeft verlaten. De rechtbank ziet hier evenwel geen aanleiding toe. Naar aanleiding van hetgeen door eiser was aangevoerd had verweerder in het bestreden besluit moeten toetsen of eiser in aanmerking kwam voor opheffing van het inreisverbod. Dit is in het geheel niet gebeurd en dat gebrek kan niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden geheeld door eerst op zitting te stellen dat eiser niet aan de voorwaarden voor opheffing voldoet. Overigens is ook ter zitting geen volledige beoordeling van het verzoek tot opheffing gegeven.
9. Het beroep is dus gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.050,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1. punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing


De rechtbank:
  • - verklaart het beroep gegrond;
  • - vernietigt het bestreden besluit;
  • - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken. Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:6331

UITSPRAAK: Tja je bent Afghaan en bekeert je tot het Christendom en dan sluit je een Islamitisch huwelijk dat je erkend wilt zien in Nederland

Het is een bijzonder verhaal maar ook lezenswaardig vanwege de IPR (internationaal privaatrechtelijke aspecten) over de erkenning van huwelijken.

ECLI:NL:RBDHA:2020:6541

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 13-07-2020
Datum publicatie 15-07-2020
Zaaknummer AWB 19/9399
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/9399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop


Namens eiseres is op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’. [referent] zal hierna wordt aangeduid als ‘referent’. Bij besluit van 26 april 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.

Daartegen heeft eiseres op 2 mei 2019 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 19 november 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Op 3 december 2019 heeft eiseres beroep ingesteld tegen dit besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2020. Eiser en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Verder is referent verschenen.

Beoordeling

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. Referent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel die hem in december 2013, bij zijn derde asielaanvraag, is verleend op grond van zijn bekering tot het christendom. Eiseres stelt dat zij op 5 mei 2018 een islamitisch huwelijk met referent is aangegaan. Zij heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij met referent is gehuwd en dat ook aan de overige voorwaarden voor gezinshereniging is voldaan.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres en referent geen rechtsgeldig huwelijk hebben afgesloten. Eiseres is moslima en referent heeft een asielvergunning gekregen omdat hij zou zijn bekeerd tot het christendom. Volgens verweerder is in het Afghaans wetboek echter vastgelegd dat een moslima niet met een man mag trouwen die geen moslim is. Een islamitisch huwelijk tussen een christenman en een moslimvrouw is om die reden niet mogelijk en niet rechtsgeldig. Nu geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk is artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet van toepassing.
Afwijzing van de aanvraag levert volgens verweerder ook geen strijd op met artikel 8 van het EVRM. Eiseres en referent zouden elkaar immers via internet hebben leren kennen en contact hebben onderhouden via chat en telefoon. Verweerder acht de overgelegde Whatsapp-berichten echter summier en daaruit blijkt niet van een relationele verdieping. Eiseres en referent hebben elkaar ook nog nooit in persoon ontmoet. Ook bij het voltrekken van het islamitisch huwelijk was referent niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door een gemachtigde. Onder deze omstandigheden kan volgens verweerder niet worden gesproken van een partnerrelatie waaraan voldoende invulling wordt gegeven om te kunnen spreken van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
4. Eiseres betwist dat het gesloten huwelijk niet rechtsgeldig zou zijn. In artikel 10:31, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Dat hebben de Afghaanse autoriteiten in dit geval gedaan. Het huwelijk wordt op dit moment dus als geldig beschouwd. Aangenomen mag worden dat het huwelijk geldig blijft zolang een bevoegde autoriteit of rechter niet anderszins oordeelt. Het is niet aan verweerder om te oordelen over de rechtsgeldigheid van buitenlandse huwelijken. Verder merkt eiseres op dat vreemd recht, op grond van artikel 10:6 van het BW, niet mag worden toegepast voor zover dat in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Als het gesloten huwelijk naar Afghaans recht ongeldig zou zijn op grond van het geloof van de betrokken partners, is dat discriminatoir en in strijd met de Nederlandse openbare orde. Verweerder mag dan geen acht slaan op die ongeldigheid. Eiseres betoogt verder dat een islamitisch huwelijk voor haar en referent de enige mogelijkheid was om te trouwen. Eiseres komt uit een streng islamitische familie en zij mag slechts als gehuwde vrouw naar referent reizen. Haar familie weet ook niet dat referent christen is. Voor referent is het niet mogelijk om naar Afghanistan af te reizen en daar met haar samen te wonen.
5. De rechtbank stelt vast dat beoordeeld moet worden of er tussen eiseres en referent een naar Nederlands internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk gesloten is. Dit vereist op grond van artikel 10:31, eerste lid, van het BW dat hun huwelijk naar het recht van Afghanistan rechtsgeldig is. Het feit dat er een huwelijksakte is opgesteld door Afghaanse autoriteiten, maakt dat het huwelijk, op grond van het bepaalde in artikel 10:31, vierde lid, van het BW, vermoed wordt rechtsgeldig te zijn. Verweerder heeft echter terecht opgemerkt dat dit slechts een vermoeden is dat weerlegd kan worden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een in Afghanistan rechtsgeldig huwelijk. De door verweerder aangehaalde bepalingen van artikel 92 en 95 van het Afghaans Burgerlijk Wetboek worden niet betwist. De rechtbank leidt uit de bewoordingen ‘shall be void’ in artikel 92 af dat het huwelijk tussen eiseres en referent niet rechtsgeldig, oftewel nietig is. Uit deze bepalingen kan niet worden afgeleid dat een dergelijk huwelijk rechtsgeldig is zolang er geen uitspraak van een bevoegde autoriteit is, waarin bepaald is dat het huwelijk niet rechtsgeldig is. Er is daarom sprake van een naar Afghaanse wetgeving niet rechtsgeldig huwelijk. Dat de Afghaanse autoriteiten daarvan niet op de hoogte zijn doet daar niet aan af, zeker nu bij hen niet bekend is dat referent christen is.
Het beroep van eiseres op het bepaalde in artikel 10:6 van het BW, omdat de reden waarom het huwelijk niet rechtsgeldig is naar Afghaans recht een discriminatoire regel is, slaagt evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat het feit dat het Afghaans recht op dit punt discriminatoir is, nog niet maakt dat een naar Afghaans recht niet rechtsgeldig huwelijk toch rechtsgeldig is.
5.1. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres evenmin in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres met enkel de overgelegde screenshots van WhatsAppberichten tussen haar en referent, onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die gelijk te stellen is aan een reëel huwelijk tussen eiseres en referent. Daarom kan er, naar het oordeel van de rechtbank, niet worden gesproken van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
6. Eiseres betoogt verder dat verweerder referent ten onrechte niet heeft gehoord tijdens de bezwaarprocedure. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet geschonden heeft door referent tijdens de bezwaarprocedure niet te horen. Uit het bezwaarschrift in samenhang met hetgeen in het primaire besluit is overwogen, was reeds duidelijk dat het bezwaar van eiseres ongegrond was.
7. Daarom is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing


De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Peters, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 13 juli 2020

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:6541

UITSPRAAK: IND mag na gegrond beroep vanwege niet tijdig beslissen ietsje langer doen over besluit ivm Corona, zomervakantie, verhoogde instroom en capaciteitsproblemen

ECLI:NL:RBDHA:2020:6670

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
15-07-2020
Datum publicatie
17-07-2020
Zaaknummer
NL20.8093
Rechtsgebieden
Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, al wel een voornemen, ontvankelijkheidsvereisten van artikel 6:12 van de Awb, bijzonder geval, afwijkende beslistermijn, artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.8093

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Procesverloop

Op 2 april 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.

Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.

Op grond van het tweede lid, voor zover hier van belang, verbindt de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.

Op grond van het derde lid, voor zover hier van belang, kan de bestuursrechter in bijzondere gevallen een andere termijn te bepalen.

2. Eiser heeft verweerder op 8 januari 2020 in gebreke gesteld. Verweerder heeft erkend dat de beslistermijn is overschreden.

3. De rechtbank heeft bij brief van 20 april 2020 aan verweerder gevraagd om de stand van zaken door te geven. Verweerder heeft op 23 april 2020 gereageerd en uitgebreid verweer gevoerd. De bestuursrechter stelt vast dat verweerder op 23 april 2020 een voornemen tot afwijzing van de aanvraag bekend heeft gemaakt.
3.1.

In de brief van 23 april 2020 heeft verweerder het primaire standpunt ingenomen dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Alhoewel het beroep terecht is ingediend, is door het coronavirus sprake van een uitzonderlijke, onzekere situatie. De rechtbank kan door de genomen maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het coronavirus nu niet bepalen wat een redelijke termijn is voor het nemen van een besluit op de onderhavige asielaanvraag, aldus verweerder. Het opleggen van een beslistermijn en een dwangsom is gelet op de genoemde uitzonderlijke situatie, de achterstanden en het tekort aan personeel bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in strijd met de geest van de Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.

Verweerder heeft het subsidiaire standpunt ingenomen dat gelet op alle omstandigheden een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn moet worden opgelegd. Volgens verweerder zijn geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd sinds 16 maart 2020, omdat door het coronavirus sprake is van een overmachtssituatie. Daarnaast verzoekt verweerder de rechtbank om een termijn van zestien weken op te leggen om alsnog te beslissen op de asielaanvraag. Verweerder verzoekt om een rechterlijke dwangsom van maximaal € 50,- per dag.
3.2.

Bij brief van 24 april 2020 heeft eiser op de brief van verweerder gereageerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder wel degelijk in staat is om te beslissen op de aanvraag, nu dat ook door een IND-medewerker thuis kan worden gedaan en dat ook in andere zaken wordt gedaan. Aangezien het nalaten te beslissen in de onderhavige zaak geen aanknopingspunten heeft met de Coronaproblematiek, is er geen aanleiding om te concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de consequenties van de lange afwikkelingsduur niet bij de vreemdeling gelegd dienen te worden en dat verweerder heeft nagelaten om op deze concrete casus toegespitste redenen en algemene omstandigheden te noemen om aan te tonen waarom er nog niet is beslist. Gelet op het tijdsverloop sinds de ingebrekestelling, asielaanvraag van 15 februari 2018 en VA-zending van 29 mei 2018, is het verzoek van verweerder om een zeer lange beslistermijn van vier maanden niet redelijk. Eiser stelt dat een krachtige prikkel nodig is om verweerder een beslissing te laten nemen en dat daarom een standaarddwangsom kan worden opgelegd. Tot slot verzoekt eiser om verweerder in de proceskosten te veroordelen en deze niet te beperken tot een halve punt, omdat de zaak gelet op de omvang van de reactie van verweerder niet als licht beoordeeld dient te worden. Ook verzoekt eiser de rechtbank om een halve punt toe te kennen voor het geven van een nadere reactie.

4. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet binnen de wettelijke beslistermijn op de asielaanvraag van eiser heeft beslist. Naar het oordeel van de rechtbank laat de uitbraak van het coronavirus onverlet dat verweerder in gebreke is tijdig een beslissing op de asielaanvraag van eiser te nemen. Voor ontvankelijkheid van een beroep niet tijdig beslissen gelden alleen de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Nu verweerder tot op heden geen beslissing op de asielaanvraag heeft genomen, eiser verweerder in gebreke heeft gesteld en hij (meer dan) twee weken daarna beroep heeft ingesteld, is aan de vereisten van dat artikel voldaan. De rechtbank zal het beroep kennelijk gegrond verklaren.

5. De rechtbank stelt vast dat verweerder al een voornemen heeft bekendgemaakt en overweegt dat, gelet op de verhoogde instroom, de capaciteitsproblemen bij verweerder, de problemen door de coronacrisis en de zomervakantieperiode, sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. De bestuursrechter zal in dit geval een afwijkende beslistermijn opleggen. De bestuursrechter acht, mede gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560, een termijn van acht weken na de uitspraak in beginsel redelijk.

6. De bestuursrechter ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij deze termijn overschrijdt. De bestuursrechter stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.

7. Voorts ziet de bestuursrechter aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De bestuursrechter stelt de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5). In het betoog van eiser, dat vanwege het uitgebreide verweer een wegingsfactor 1 moet worden gehanteerd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om deze zaak anders dan als van licht gewicht aan te merken. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om een halve punt toe te kennen voor het geven van een reactie op dit verweer.
Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;
-

vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van eiser;
-

draagt verweerder op binnen acht weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
-

bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. H.L. de Vries, griffier.

Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

De uitspraak is gedaan op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Vindplaats: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:6670

Kijk die Corona begrijp ik maar de rest is toch gewoon een kwestie van management bij de IND? 

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...