Artikel 20 VWEU niet toetsbaar in visumprocedure? Hoezo? (uitspraak rechtbank)
LJN: BY8870, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 12/22699 | ||
Datum uitspraak: | 18-12-2012 | |
Datum publicatie: | 18-01-2013 | |
Rechtsgebied: | Vreemdelingen | |
Soort procedure: | Eerste aanleg - enkelvoudig | |
Inhoudsindicatie: |
gegrond, visumaanvraag; toetsen aan artikel 20 VWEU De rechtbank constateert dat de Vw, zoals die thans luidt, niet voorziet in een situatie als de onderhavige, waar het verblijfsrecht rechtsreeks kan voortvloeien uit artikel 20 van het VWEU. Na het arrest inzake Zambrano is de Nederlandse regelgeving op dit punt nog niet aangepast. Met eiseres is de rechtbank van oordeel, dat niet valt in te zien dat eiseres, teneinde haar rechten voortvloeiend uit artikel 20 VWEU geldend te maken, een mvv-aanvraag zou moeten indienen, aan welke aanvraag hoge legeskosten verbonden zijn en waarom zij niet, door middel van een visum-aanvraag, haar rechten als familielid van een Unieburger, die zich mogelijk in eenzelfde positie bevindt als de kinderen in de zaak Zambrano, getoetst zou kunnen zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat nu eiseres een aanvraag voor een visum heeft ingediend, met het doel om samen met haar zoon, van Nederlandse nationaliteit, naar Nederland te reizen en zich daar te vestigen, waarbij zij zich baseert op artikel 20 van het VWEU, verweerder niet kan volstaan met het afwijzen van de visumaanvraag op de wijze als in deze procedure is geschied. Daar komt bij dat eiseres gemotiveerd heeft aangevoerd dat de vader van haar zoon, vanwege zijn detentie in Turkije, niet in staat zal zijn om voor zijn zoon te zorgen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom in het kader van een visumaanvraag het beroep van eiseres op artikel 20 VWEU niet voor beoordeling in aanmerking zou komen.
|
2. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiseres is op [datum] in Nederland bevallen van een zoon, [naam zoon]. Eiseres verbleef op dat moment illegaal in Nederland. Bij rechterlijke uitspraak van 21 februari 2007 is ten aanzien van de zoon van eiseres het vaderschap vastgesteld van [vader zoon], die de Nederlandse nationaliteit heeft. [naam zoon] heeft eveneens de Nederlandse nationaliteit. Eiseres is op [datum] 2008 naar Marokko teruggekeerd, samen met haar zoon. Eiseres is op [datum] in Marokko gehuwd met [vader zoon]. Eiseres heeft, teneinde een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan te vragen, in Marokko het inburgeringsexamen met succes afgelegd. Voordat de mvv-procedure kon worden opgestart, is de echtgenoot van eiseres in 2009 gedetineerd geraakt in Turkije. De detentie duurt thans nog voort.
(...)
4.3 De rechtbank constateert dat de Vw, zoals die thans luidt, niet voorziet in een situatie als de onderhavige, waar het verblijfsrecht rechtsreeks kan voortvloeien uit artikel 20 van het VWEU. Na het arrest inzake Zambrano is de Nederlandse regelgeving op dit punt nog niet aangepast. Verweerder kan in zoverre gevolgd worden in zijn standpunt dat een aanvraag voor een visum, teneinde zich als familielid van een Unieburger samen met de Unieburger in Nederland te vestigen, zonder dat gebruik is gemaakt van het recht van vrij personenverkeer, in beginsel niet is geschreven voor een situatie als de onderhavige. Onder deze omstandigheden is het dan ook aan de betrokken lidstaat om de eigen regelgeving zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met het Unierecht. Met eiseres is de rechtbank van oordeel, dat niet valt in te zien dat eiseres, teneinde haar rechten voortvloeiend uit artikel 20 VWEU geldend te maken, een mvv-aanvraag zou moeten indienen, aan welke aanvraag hoge legeskosten verbonden zijn en waarom zij niet, door middel van een visum-aanvraag, haar rechten als familielid van een Unieburger, die zich mogelijk in eenzelfde positie bevindt als de kinderen in de zaak Zambrano, getoetst zou kunnen zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat nu eiseres een aanvraag voor een visum heeft ingediend, met het doel om samen met haar zoon, van Nederlandse nationaliteit, naar Nederland te reizen en zich daar te vestigen, waarbij zij zich baseert op artikel 20 van het VWEU, verweerder niet kan volstaan met het afwijzen van de visumaanvraag op de wijze als in deze procedure is geschied. Daar komt bij dat eiseres gemotiveerd heeft aangevoerd dat de vader van [naam zoon], vanwege zijn detentie in Turkije, niet in staat zal zijn om voor zijn zoon te zorgen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom in het kader van een visumaanvraag het beroep van eiseres op artikel 20 VWEU niet voor beoordeling in aanmerking zou komen.
4.4 De rechtbank is voorts van oordeel dat een bestuursorgaan, nu eiseres een beroep doet op rechten die zij stelt aan het Unierecht te ontlenen, waarbij in de nationale wetgeving geen bepaling aanwezig is die in deze situatie voorziet, in de bezwaarfase niet zonder nader onderzoek kan volstaan met het ongegrond verklaren van het bezwaar.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. De rechtbank ziet daarbij geen aanleiding om aan verweerder een dwangsom op te leggen, voor het geval de gestelde beslistermijn wordt overschreden. Verweerder zal immers nog enig onderzoek dienen te verrichten teneinde de aanspraken van eiseres, voortvloeiende uit artikel 20 VWEU, te kunnen beoordelen. Zonodig zal eiseres daartoe kunnen worden gehoord.
5. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb, verweerder opdragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
6. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;
-draagt verweerder op €156,- aan eiseres te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met het beroep;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eiseres in verband met het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2012.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Tweet
Reacties