Samenvatting artikel:
Wat
betekent het om onuitzetbaar te zijn en te zijn gedetineerd in
vreemdelingenbewaring binnen het huidige Nederlandse
vreemdelingenbeleid? Dit artikel analyseert de menselijke, juridische en
politieke status van de onuitzetbare niet zozeer vanuit een ethisch,
maar een politiek-filosofisch perspectief. Daarbij laat ik me inspireren
door Hannah Arendts analyse in 1951 van het lot van statelozen in het
interbellum; een situatie die verontrustend veel lijkt op die van
onuitzetbare illegalen nu. Hoewel Arendts analyse veel is
becommentarieerd, is opvallend genoeg tot nu toe onopgemerkt gebleven
dat Arendt hier expliciet ingaat op de conditie van onuitzetbaarheid.
Ik noem drie samenhangende kenmerken van de menselijke status van de onuitzetbare: ze is rechteloos, thuisloos (een apatride) en een mens zonder meer, dat wil zeggen: iemand die is gereduceerd tot naakt leven. In dit verband spreek ik van een 'naturalistische reductie', de stapsgewijze afbraak van een gekwalificeerd menselijk bestaan. Ik laat zien dat deze situatie verwijst naar de principiële en onophefbare politieke spanning tussen universele mensenrechten en nationale soevereiniteit, het principe waarop de moderne natiestaat is gebaseerd. Ik schets twee aspecten van deze spanning: het samenvallen van mensenrechten en burgerrechten enerzijds, en het samenvallen van burgerschap en nationaliteit anderzijds. Ik bespreek hierbij Arendts kritiek op de ontoereikendheid van de mensenrechten om het lot van statelozen en onuitzetbaren te verbeteren, namelijk vanwege hun theoretische fundering in een zogenaamd onvervreemdbare menselijke natuur, ofwel vanwege hun a-politieke karakter.
De onuitzetbare is onderworpen is aan het regime van uitzetbaarheid. Dat verwijst naar het gegeven dat het huidige Nederlandse vreemdelingenbeleid niet in het teken staat van asiel maar van terugkeer. Uitzetbaar zijn betekent onderworpen zijn aan willekeur: het risico op willekeurige arrestatie en detentie. Verder is de onuitzetbare uitzetklaar en wordt daartoe beschikbaar gehouden in vreemdelingendetentie, maar tegelijkertijd bevindt ze zich in het limbo van de onuitzetbaarheid, omdat ze helemaal niet uitgezet kan worden. Het detentiecentrum lijkt op de reguliere gevangenis, omdat in beide gevallen sprake is van opsluiting en vrijheidsberoving. Maar waar in een gevangenis individuen worden vastgezet op grond van een specifieke daad waarmee ze de wet hebben overtreden, worden illegalen gedetineerd op grond van bepaalde algemene criteria die betrekking hebben op hun collectieve identiteit. In dit opzicht lijkt het detentiecentrum op het kamp: een plaats immers waar bepaalde groepen ongewensten worden geconcentreerd en geïnterneerd. Een tweede overeenkomst tussen het detentiecentrum en het kamp betreft de juridische status ervan. De hedendaagse vreemdelingendetentie vormt een juridische schemerzone of schaduwwereld. Het zijn in cynische zin letterlijk 'u-topia's' (ου-τόποι), 'niet-plaatsen', 'nergens', 'niemandsland'. Het gaat om administratieve detentie, op grond van een bestuursrechtelijke in plaats van strafrechtelijke maatregel. Dat houdt in dat er geen aanklacht hoeft te zijn, en geen proces door een onpartijdige rechter of tribunaal. De belangrijkste aanwijzing voor de schimmige juridische status van de vreemdelingendetentie is dat onuitzetbaren worden opgesloten voor onbepaalde tijd - namelijk in afwachting van hun uitzetting, die ongewis is - opnieuw in tegenstelling tot veroordeelde delinquenten. Het is inzichtgevend om hier de test voor het identificeren van ontrechting toe te passen die Arendt bedacht. Volgens haar is het beste criterium om te bepalen of iemand buiten de wet is geplaatst de bepaling van het feit of zijn of haar juridische positie verbetert door een misdrijf te plegen. Dat is inderdaad het geval bij de hedendaagse onuitzetbaren. Immers, hij of zij wordt dan gedetineerd volgens het strafrecht, met alle genoemde daarbij behorende rechten.
Onuitzetbaar zijn betekent dus: geen thuis in de wereld hebben, en daarom veroordeeld zijn tot het enige thuis dat natiestaten de thuislozen te bieden hebben: detentiecentra of kampen.
Ik noem drie samenhangende kenmerken van de menselijke status van de onuitzetbare: ze is rechteloos, thuisloos (een apatride) en een mens zonder meer, dat wil zeggen: iemand die is gereduceerd tot naakt leven. In dit verband spreek ik van een 'naturalistische reductie', de stapsgewijze afbraak van een gekwalificeerd menselijk bestaan. Ik laat zien dat deze situatie verwijst naar de principiële en onophefbare politieke spanning tussen universele mensenrechten en nationale soevereiniteit, het principe waarop de moderne natiestaat is gebaseerd. Ik schets twee aspecten van deze spanning: het samenvallen van mensenrechten en burgerrechten enerzijds, en het samenvallen van burgerschap en nationaliteit anderzijds. Ik bespreek hierbij Arendts kritiek op de ontoereikendheid van de mensenrechten om het lot van statelozen en onuitzetbaren te verbeteren, namelijk vanwege hun theoretische fundering in een zogenaamd onvervreemdbare menselijke natuur, ofwel vanwege hun a-politieke karakter.
De onuitzetbare is onderworpen is aan het regime van uitzetbaarheid. Dat verwijst naar het gegeven dat het huidige Nederlandse vreemdelingenbeleid niet in het teken staat van asiel maar van terugkeer. Uitzetbaar zijn betekent onderworpen zijn aan willekeur: het risico op willekeurige arrestatie en detentie. Verder is de onuitzetbare uitzetklaar en wordt daartoe beschikbaar gehouden in vreemdelingendetentie, maar tegelijkertijd bevindt ze zich in het limbo van de onuitzetbaarheid, omdat ze helemaal niet uitgezet kan worden. Het detentiecentrum lijkt op de reguliere gevangenis, omdat in beide gevallen sprake is van opsluiting en vrijheidsberoving. Maar waar in een gevangenis individuen worden vastgezet op grond van een specifieke daad waarmee ze de wet hebben overtreden, worden illegalen gedetineerd op grond van bepaalde algemene criteria die betrekking hebben op hun collectieve identiteit. In dit opzicht lijkt het detentiecentrum op het kamp: een plaats immers waar bepaalde groepen ongewensten worden geconcentreerd en geïnterneerd. Een tweede overeenkomst tussen het detentiecentrum en het kamp betreft de juridische status ervan. De hedendaagse vreemdelingendetentie vormt een juridische schemerzone of schaduwwereld. Het zijn in cynische zin letterlijk 'u-topia's' (ου-τόποι), 'niet-plaatsen', 'nergens', 'niemandsland'. Het gaat om administratieve detentie, op grond van een bestuursrechtelijke in plaats van strafrechtelijke maatregel. Dat houdt in dat er geen aanklacht hoeft te zijn, en geen proces door een onpartijdige rechter of tribunaal. De belangrijkste aanwijzing voor de schimmige juridische status van de vreemdelingendetentie is dat onuitzetbaren worden opgesloten voor onbepaalde tijd - namelijk in afwachting van hun uitzetting, die ongewis is - opnieuw in tegenstelling tot veroordeelde delinquenten. Het is inzichtgevend om hier de test voor het identificeren van ontrechting toe te passen die Arendt bedacht. Volgens haar is het beste criterium om te bepalen of iemand buiten de wet is geplaatst de bepaling van het feit of zijn of haar juridische positie verbetert door een misdrijf te plegen. Dat is inderdaad het geval bij de hedendaagse onuitzetbaren. Immers, hij of zij wordt dan gedetineerd volgens het strafrecht, met alle genoemde daarbij behorende rechten.
Onuitzetbaar zijn betekent dus: geen thuis in de wereld hebben, en daarom veroordeeld zijn tot het enige thuis dat natiestaten de thuislozen te bieden hebben: detentiecentra of kampen.
Bio:
Ik
ben universitair docent praktische filosofie aan de Rijksuniversiteit
Groningen, en ben in 2010 gepromoveerd op een proefschrift over de
politieke fenomenologie van Hannah Arendt (aan de Universiteit van
Amsterdam). In mijn proefschrift is een hoofdstuk gewijd aan een analyse
van de situatie van illegalen. In mijn huidige postdoc-onderzoek ga ik
onder meer in op de kwestie van onuitzetbaarheid.
referentie:
Borren, Marieke (2012), 'Wie en waar is de onuitzetbare? Een Arendtiaans perspectief', Tijdschrift voor Humanistiek, nr. 50/5, pp. 62-77
Het artikel is te vinden op http://xs4all.academia.edu/ MariekeBorren
Aangeleverd door de schrijfster: dr. M. (Marieke) Borren
universitair docent
Rijksuniversiteit Groningen, vakgroep Praktische filosofie
Zij geeft het volgende aan: "Ik ben erg benieuwd naar reacties van juristen op dit artikel (ik ben zelf politiek filosoof, zonder achtergrond in het recht)."
Law blog
Tweet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten