Boete 40.000 euro voor het in dienst hebben van illegalen. Wanneer wordt een boete gematigd? (Uitspraak Raad van State)
LJN: BU9483, Raad van State , 201105951/1/V6
Datum uitspraak: 28-12-2011
Datum publicatie: 28-12-2011
Soort procedure: Hoger beroep
"2.3.1. Het gaat bij het opleggen van een boete wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav om de aanwending van een bevoegdheid van de minister. De minister moet bij de aanwending van deze bevoegdheid de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Ingevolge de verplichting hem opgelegd in artikel 19d, derde lid, van de Wav, heeft de minister, laatstelijk per 10 oktober 2008, beleidsregels vastgesteld waarin de boetebedragen voor de overtredingen zijn vastgesteld. Deze beleidsregels zijn door de Afdeling als zodanig niet onredelijk bevonden (zie onder meer de uitspraak van 23 juni 2010 in zaak nr. 200908558/1/V6). Ook bij de toepassing van deze beleidsregels en de daarin vastgestelde boetebedragen dient de minister in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete, in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zodanig te worden vastgesteld dat het bedrag daarvan passend en geboden is.
De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van het bestuur met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
2.3.2. In situaties waarin sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid wordt van boeteoplegging afgezien. Hiertoe dient de werkgever aannemelijk te maken dat hij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen.
Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
2.3.3. De minister betoogt terecht dat [wederpartij] bij de door haar verrichte controle voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden van de vreemdelingen had moeten constateren dat op hun identiteitsdocumenten is vermeld dat een tewerkstellingsvergunning is vereist en dat zij daarnaar had moeten handelen. Dat, naar gesteld, de leidinggevenden van [wederpartij] de Nederlandse taal niet beheersten, dient voor risico van [wederpartij] te blijven. De minister betoogt voorts terecht dat de rechtbank in de omstandigheden dat [wederpartij] voor de Chinese vreemdelingen een arbeidscontract heeft opgesteld, sociale premies heeft afgedragen, hun een marktconform salaris heeft betaald en hen tijdig heeft aangemeld bij de Belastingdienst, ten onrechte aanleiding heeft gezien de boete te matigen. Dat [wederpartij] daarmee heeft voldaan aan verplichtingen die op grond van andere wetten op haar rusten, laat immers onverlet dat zij niet heeft voldaan aan de voor haar als werkgever uit de Wav voortvloeiende verplichtingen. De omstandigheid dat [wederpartij] thans voor één van de Chinese vreemdelingen wel beschikt over een tewerkstellingsvergunning, leidt evenmin tot het oordeel dat de boete dient te worden gematigd, nu die omstandigheid er niet aan afdoet dat eerst op het moment van de verlening van een tewerkstellingsvergunning kan worden geconcludeerd dat de tewerkstelling van de desbetreffende vreemdeling in overeenstemming met de Wav is. De rechtbank heeft in de omstandigheid dat [wederpartij] heeft getracht de vreemdeling van Srilankaanse nationaliteit uit een sociaal isolement te halen door hem zo nu en dan een aantal klusjes te laten verrichten, ten onrechte aanleiding gezien de boete te matigen. Niet is immers gebleken dat het verrichten van arbeid daartoe noodzakelijk was. Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling ten aanzien van het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 20 oktober 2009, voor zover daarop na het vorenstaande nog moet worden beslist, als volgt.
2.5. [wederpartij] heeft in beroep aangevoerd dat de hoogte van de boete vergelijkbaar is met de winst die zij heeft behaald in 2008 en dat zij verwacht hinder te ondervinden van de recessie. Gelet hierop is zij door de boete onevenredig getroffen en dient deze te worden gematigd, aldus [wederpartij]
2.5.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 29 oktober 2008 in zaak nr. 200802872/1), bestaat geen reden tot matiging van de opgelegde boete over te gaan indien de beboete werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen. Het beroep op de financiële situatie kan niet tot matiging leiden, reeds omdat [wederpartij] heeft nagelaten om controleerbare gegevens en bescheiden over te leggen ter staving van het in 2.5. weergegeven betoog. Het betoog faalt."
Hele uitspraak op www.rechtspraak.nl
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Datum uitspraak: 28-12-2011
Datum publicatie: 28-12-2011
Soort procedure: Hoger beroep
"2.3.1. Het gaat bij het opleggen van een boete wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav om de aanwending van een bevoegdheid van de minister. De minister moet bij de aanwending van deze bevoegdheid de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Ingevolge de verplichting hem opgelegd in artikel 19d, derde lid, van de Wav, heeft de minister, laatstelijk per 10 oktober 2008, beleidsregels vastgesteld waarin de boetebedragen voor de overtredingen zijn vastgesteld. Deze beleidsregels zijn door de Afdeling als zodanig niet onredelijk bevonden (zie onder meer de uitspraak van 23 juni 2010 in zaak nr. 200908558/1/V6). Ook bij de toepassing van deze beleidsregels en de daarin vastgestelde boetebedragen dient de minister in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete, in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zodanig te worden vastgesteld dat het bedrag daarvan passend en geboden is.
De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van het bestuur met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
2.3.2. In situaties waarin sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid wordt van boeteoplegging afgezien. Hiertoe dient de werkgever aannemelijk te maken dat hij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen.
Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
2.3.3. De minister betoogt terecht dat [wederpartij] bij de door haar verrichte controle voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden van de vreemdelingen had moeten constateren dat op hun identiteitsdocumenten is vermeld dat een tewerkstellingsvergunning is vereist en dat zij daarnaar had moeten handelen. Dat, naar gesteld, de leidinggevenden van [wederpartij] de Nederlandse taal niet beheersten, dient voor risico van [wederpartij] te blijven. De minister betoogt voorts terecht dat de rechtbank in de omstandigheden dat [wederpartij] voor de Chinese vreemdelingen een arbeidscontract heeft opgesteld, sociale premies heeft afgedragen, hun een marktconform salaris heeft betaald en hen tijdig heeft aangemeld bij de Belastingdienst, ten onrechte aanleiding heeft gezien de boete te matigen. Dat [wederpartij] daarmee heeft voldaan aan verplichtingen die op grond van andere wetten op haar rusten, laat immers onverlet dat zij niet heeft voldaan aan de voor haar als werkgever uit de Wav voortvloeiende verplichtingen. De omstandigheid dat [wederpartij] thans voor één van de Chinese vreemdelingen wel beschikt over een tewerkstellingsvergunning, leidt evenmin tot het oordeel dat de boete dient te worden gematigd, nu die omstandigheid er niet aan afdoet dat eerst op het moment van de verlening van een tewerkstellingsvergunning kan worden geconcludeerd dat de tewerkstelling van de desbetreffende vreemdeling in overeenstemming met de Wav is. De rechtbank heeft in de omstandigheid dat [wederpartij] heeft getracht de vreemdeling van Srilankaanse nationaliteit uit een sociaal isolement te halen door hem zo nu en dan een aantal klusjes te laten verrichten, ten onrechte aanleiding gezien de boete te matigen. Niet is immers gebleken dat het verrichten van arbeid daartoe noodzakelijk was. Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling ten aanzien van het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 20 oktober 2009, voor zover daarop na het vorenstaande nog moet worden beslist, als volgt.
2.5. [wederpartij] heeft in beroep aangevoerd dat de hoogte van de boete vergelijkbaar is met de winst die zij heeft behaald in 2008 en dat zij verwacht hinder te ondervinden van de recessie. Gelet hierop is zij door de boete onevenredig getroffen en dient deze te worden gematigd, aldus [wederpartij]
2.5.1. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 29 oktober 2008 in zaak nr. 200802872/1), bestaat geen reden tot matiging van de opgelegde boete over te gaan indien de beboete werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen. Het beroep op de financiële situatie kan niet tot matiging leiden, reeds omdat [wederpartij] heeft nagelaten om controleerbare gegevens en bescheiden over te leggen ter staving van het in 2.5. weergegeven betoog. Het betoog faalt."
Hele uitspraak op www.rechtspraak.nl
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Reacties