Posts tonen met het label Participatiewet. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Participatiewet. Alle posts tonen

04 maart 2018

Raad van State: Om vrijstelling van het middelenvereiste te krijgen moet iemand minstens 5 jaar zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichting MAAR OOK van de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 23-02-2018
Datum publicatie 28-02-2018
Zaaknummer 201702115/1/V2
4.    De staatssecretaris klaagt in de eerste grief dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het beleid over de vrijstellingsgronden van het middelenvereiste, wat betreft de vraag of een referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. Hij betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het beleid zo moet worden uitgelegd dat niet alleen een ontheffing van vijf jaar kan worden gevergd van de verplichting als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, maar ook van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet. In dit kader betoogt de staatssecretaris dat hij zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat referente niet gedurende vijf jaar van alle verplichtingen ontheven is geweest als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet, zodat zij reeds hierom niet voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het middelenvereiste.
4.1.    Artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet, voor zover thans van belang, luidt:
'De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is […] verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid […] te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen […] (hierna: de arbeidsverplichting);
b. […]
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt (hierna: de plicht tot tegenprestatie).'
    Het tweede lid, voor zover thans van belang, luidt:
'Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. […]'
    Paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), voor zover thans van belang, luidt:
'[…] Met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, Vb wijst de IND de verblijfsvergunning niet af op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, Vw als de referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
De IND neemt in ieder geval aan dat de (lees: de referent) blijvend niet in staat is om aan de wettelijke verplichting tot arbeidsinschakeling conform artikel 9 Participatiewet te voldoen als de referent voldoet aan de twee volgende voorwaarden:
- de referent is vijf jaar door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 9, tweede lid, Participatiewet volledig ontheven van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, Participatiewet (plicht tot arbeidsinschakeling); en
- gedeeltelijke of volledige arbeidsinschakeling van de referent is niet binnen één jaar te voorzien. […]'
4.2.    De staatssecretaris heeft zich in het besluit op het standpunt gesteld dat referente, om aan te nemen dat zij blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen, gedurende vijf jaar van zowel de arbeidsverplichting als van de plicht tot tegenprestatie moet zijn ontheven. De staatssecretaris heeft in de toelichting op de grief betoogd dat de ratio van de plicht tot tegenprestatie, zoals opgenomen in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, van de Participatiewet, is dat het wel of niet kunnen leveren van een actieve bijdrage aan de samenleving, een bestanddeel vormt van de afweging bij het oordeel van de staatssecretaris over het eventueel blijvend niet in staat zijn aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
4.3.    Gelet op de tekst van het beleid en voormelde toelichting op de grief voert de staatssecretaris terecht aan dat de rechtbank, door te overwegen dat in het beleid niet is bedoeld te verwijzen naar de plicht tot tegenprestatie, een onjuiste uitleg heeft gegeven aan dit beleid. Dat de plicht tot tegenprestatie in het beleid niet uitdrukkelijk wordt vermeld, betekent, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet dat voormelde passage in dit beleid over de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Participatiewet reeds hierom geen betrekking heeft op deze plicht. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de Memorie van Toelichting behorende bij het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet werk en bijstand (Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 3, blz. 29) onder meer volgt dat de tegenprestatie voor de uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden, en dat dit noodzakelijke voorwaarden zijn om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De staatssecretaris heeft zich, anders dan de rechtbank heeft overwogen, zodoende niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat referente, om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het middelenvereiste, niet alleen gedurende vijf jaar van de arbeidsverplichting, maar ook van de plicht tot tegenprestatie moet zijn ontheven.
4.4.    Verder heeft de staatssecretaris zich bij de toetsing aan het beleid terecht op het standpunt gesteld dat referente niet gedurende vijf jaar volledig van alle verplichtingen bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet, is ontheven. Niet in geschil is dat referent door het college van burgemeester en wethouders van Helmond vijf jaar ontheven is geweest van de arbeidsverplichting, namelijk van 18 januari 2010 tot 3 november 2016. De staatssecretaris heeft uit de brief van het college van 4 augustus 2016 evenwel terecht afgeleid dat referente niet gedurende vijf jaar ook van de plicht tot tegenprestatie ontheven is geweest. Daarin staat immers dat referente voor de periode van 1 januari 2014 tot 1 mei 2015 enkel voor de arbeidsverplichting is ontheven en dat onder meer de verplichting tot het voldoen aan de tegenprestatie voor haar wel gold. Uit de verdere strekking van de brief blijkt, anders dan de vreemdeling betoogt, niet dat het desondanks de bedoeling was van het college referente voor vijf jaar te ontheffen van alle verplichtingen bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet.
4.5.    De grief slaagt.

De hele uitspraak kunt u hier lezen: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2018:636

Ben ik nu een boon maar als die Participatiewet in/ na 2013 is ingevoerd (Memorie van toelichting is van 2013/2014 dan mag je toch niet de eis van de vrijstelling van tegenprestatie eisen omdat die in de periode er voor niet bestond en waar je dus ook niet van kon worden vrijgesteld? Gold die wet al wel toen de vrijstelling voor de periode 2014-2015 werd geschreven (nazoeken...)? Wist de ambtenaar dat dat ook moet worden meegenomen in de brief? Volgens de gemeente moest het op die manier worden begrepen. Had meneer of mevrouw dan wel een rechtsmiddel?  Maakt dit niet dat hierdoor het beleid inzake het middelenvereiste strenger is geworden (thee zetten bij het buurthuis, daar achter de receptie zitten Facebooken - ik zie al dat soort tegenprestaties langskomen. Niet te vergelijken met wat iemand moet kunnen in een echte baan)



Booking.com





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

25 juli 2017

UITSPRAAK: Aanvraag verblijf familie of gezinslid. Middelenvereiste. Arbeidsongeschikt. Participatiewet. Verblijfsgat.

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 14-07-2017
Datum publicatie 24-07-2017
Zaaknummer AWB - 16 _ 30283
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Aanvraag verblijff familie of gezindslid. Middelenvereiste. Arbeidsongeschikt. Participatiewet. Verblijfsgat.
1. Het beroep, gericht tegen het besluit van 29 november 2016, wordt op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit.
2. Met ingang van 1 september 2014 is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor het doel ‘studie aan hoger onderwijs’, geldig tot 1 december 2016. Bij besluit van 26 februari 2016 is deze verblijfsvergunning met terugwerkende kracht tot 1 september 2014 ingetrokken en is aan eiseres de verplichting opgelegd de Europese Unie binnen 4 weken te verlaten. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddel aangewend. Op 23 februari 2016 heeft eiseres de onderhavige aanvraag gedaan, waarna de besluitvorming heeft plaatsgevonden zoals omschreven in het procesverloop.
3. Eiseres stelt in beroep primair dat de datum van aanvraag, te weten 23 februari 2016, als ingangsdatum van de verblijfsvergunning had moeten gelden. Eiseres heeft belang bij het vaststellen van een eerdere ingangsdatum in verband met de mogelijke gevolgen voor de Participatiewet-uitkering van de echtgenoot van eiseres, [persoon] (hierna: referent). Als gevolg van de besluitvorming van verweerder is sprake is van een verblijfsgat tussen 20 november 2014 en 24 oktober 2016. Uit de door eiseres en referent overgelegde geschreven toelichtingen en bewijsstukken had verweerder al ten tijde van de aanvraag kunnen concluderen dat referent niet kon werken en als blijvend en duurzaam arbeidsongeschikt diende te worden beschouwd, althans dat sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met iemand die in het kader van de ontvangen bijstandsuitkering gedurende vijf jaar is vrijgesteld van alle arbeidsverplichtingen en dat deze vrijstelling nog tenminste een jaar voortduurt. Subsidiair stelt eiseres dat de ingangsdatum in ieder geval op een eerder moment dan 24 oktober 2016 had moeten liggen, namelijk op 4 juli 2016, de datum dat de gronden van bezwaar zijn ingediend, of enige datum gelegen tussen 25 februari 2016 en 24 oktober 2016. Dat verweerder pas tijdens de hoorzitting overtuigd is geraakt van het feit dat aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan, betekent niet dat dit niet veel eerder al was gebleken. De situatie van referent en het feit dat hij al vanaf 2007 blijvend en volledig arbeidsongeschikt is, was al ten tijde van de aanvraag voldoende duidelijk naar voren gebracht. Hetgeen bij de aanvraag en in bezwaar is aangevoerd rechtvaardigt op zijn minst een afwijking van het beleid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terzake vrijstelling van het middelenvereiste . Eiseres wijst op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2840) waaruit blijkt dat de afweging of er aanleiding is af te wijken van het beleid ook moet worden gemaakt indien sprake is van feiten en omstandigheden die worden geacht te zijn verdisconteerd in het beleid . Uit het bestreden besluit blijkt niet welke feiten en omstandigheden of welke toelichting bepalend is geweest voor de conclusie dat eiseres pas vanaf 24 oktober 2016 in aanmerking komt voor verblijf bij referent. Eiseres stelt dat het besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
4. Verweerder heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb is een vereiste van de aanvraag dat de aanvrager alle gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 3.102 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bepaalt dat de vreemdeling bij de aanvraag de gegevens en bescheiden, op basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), overlegt.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de verblijfsvergunning, die van rechtswege rechtmatig verblijf inhoudt, verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
Ingevolge artikel 3.13 van het Vb 2000 wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking gezinshereniging of gezinsvorming verleend indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 van het Vb genoemde voorwaarden.
Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend, indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a. In het tweede lid is onder meer bepaald dat in afwijking van het eerste lid de verblijfsvergunning eveneens wordt verleend, indien de hoofdpersoon naar het oordeel van Onze Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is.
In paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is bepaald dat de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet afwijst omdat de referent niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, als de referent voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
(…);
de referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
dde referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de Vb 2000 aan als de referent geen uitkering op grond van de WIA, WAO, WAZ, Wet Wajong of Wajong ontvangt en als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
  • - de referent is ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt;
  • - (gedeeltelijk) herstel van de referent is voor ten minste nog een jaar redelijkerwijs
uitgesloten; en niet al op voorhand, gelet op de reden(en) van de arbeidsongeschiktheid, is geheel of gedeeltelijk herstel van de referent na dit jaar te verwachten.
Met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, van het Vb 2000 wijst de IND de verblijfsvergunning niet af op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Vw 2000 als de referent blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. De IND neemt in ieder geval aan dat de blijvend niet in staat is om aan de wettelijke verplichting tot arbeidsinschakeling conform artikel 9 van de Participatiewet te voldoen als de referent voldoet aan de twee volgende voorwaarden:
de referent is vijf jaar door het college van Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 9, tweede lid, Participatiewet volledig ontheven van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, Participatiewet (plicht tot arbeidsinschakeling); en gedeeltelijke of volledige arbeidsinschakeling van de referent is niet binnen één jaar te voorzien.
Artikel 4:84 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1 Partijen zijn verdeeld over de vraag welke datum als ingangsdatum van de op 18 mei 2017 aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd moet gelden. Verweerder heeft als ingangsdatum 24 oktober 2016 gehanteerd. Eiseres stelt dat een eerdere datum als ingangsdatum zou moeten gelden.
6.2 De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres met de overgelegde stukken heeft aangetoond dat referent op 24 oktober 2016 ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt is, terwijl niet is gebleken dat geheel of gedeeltelijk herstel van referent na een jaar is te verwachten. Verweerder heeft daarbij grote waarde mogen hechten aan de rapportages van het UWV, omdat dat de instantie is die de arbeidsongeschiktheid beoordeelt. Uit de rapportage van het UWV van 24 oktober 2014 blijkt, voor zover van belang, dat referent stelt sinds 2001 te kampen met psychische klachten, dat 23 november 2005 als eerste ziektedag wordt aangehouden en dat de verwachting is dat de prognose van de participatiemogelijkheden op termijn zullen toenemen. In de rapportage van het UWV van 4 januari 2016 wordt, voor zover van belang, vermeld dat er sprake is van een ernstig psychische stoornis die referent volledig arbeidsongeschikt maakt, dat gezien de omstandigheid dat behandeling nog moet worden opgestart de situatie niet duurzaam wordt geacht te zijn en dat de prognose van de participatiemogelijkheden dankzij adequate therapie zullen toenemen. Voorts blijkt uit het behandelplan van de GGZ Delfland van
29 september 2016 niet dat er een verbetering heeft plaatsgevonden in de medische klachten van referent en dat er een behandeling zal worden opgestart. Gelet op deze stukken is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat eerst op 24 oktober 2016 aangetoond is dat referent blijvend en volledig arbeidsongeschikt wordt geacht gedurende de afgelopen twee jaar. Referent kan daarom per 24 oktober 2016 als volledig en blijvend arbeidsongeschikt worden aangemerkt en is per die datum vrijgesteld van het middelenvereiste. Verweerder heeft dus op goede gronden aangenomen dat eerst op 24 oktober 2016 is aangetoond dat aan alle voorwaarden wordt voldaan van de gevraagde verblijfsvergunning en dat deze datum als ingangsdatum dient te gelden.
6.3 De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat referent op het moment van het indienen van de onderhavige aanvraag voldeed aan de voorwaarden om te worden vrijgesteld van het middelenvereiste. Daarvoor is, gelet op hetgeen is bepaald in paragraaf B7/2.1.1 van de Vc, vereist dat op het moment van het verstrekken van de verblijfsvergunning al sprake was van twee jaar volledige arbeidsongeschiktheid. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dit niet. De medische stukken die zijn overgelegd dateren allemaal van na die periode, en zien ook niet specifiek op de periode vóór 24 oktober 2014. In die stukken vindt de rechtbank ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat referent wellicht niet formeel arbeidsongeschikt was geacht, maar dat in feite wel was. Uit die stukken is evenmin af te leiden dat herstel voor ten minste een jaar redelijkerwijs is uitgesloten. Er is dan ook voldoende grond voor het oordeel dat verweerder de verblijfsvergunning kon verlenen met terugwerkende kracht tot 24 oktober 2016. De beroepsgrond slaagt niet.
6.4 Eiseres heeft tot slot een beroep gedaan op artikel 4:84 van de Awb en in dat kader aangevoerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afwijken van het beleid inzake vrijstelling van het middelenvereiste. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verduidelijkt dat zij afwijking beoogt van beide in paragraaf B7/2.1.1 van de Vc 2000 genoemde vrijstellingsmogelijkheden. Als bijzondere omstandigheden heeft eiseres aangevoerd: dat de gemeente Delft referent gedeeltelijk heeft vrijgesteld van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling; dat op grond van de overgelegde stukken duidelijk was dat referent ten tijde van de aanvraag al blijvende arbeidsongeschiktheid was en dat gedeeltelijke of volledige arbeidsinschakeling van referent niet binnen één jaar was te voorzien; dat referent vanwege zijn verblijf in Vietnam van begin 2012 tot medio 2014 niet kan aantonen dat hij al vijf jaar is ontheven van de verplichting als bedoeld in de Participatiewet en in die periode geen beroep heeft gedaan op de openbare kas.
6.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van het toepassen van artikel 4:84 van de Awb. Met betrekking tot de mogelijkheid tot vrijstelling van het middelenvereiste vanwege het ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt zijn, verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 6.2 en 6.3 is overwogen. De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden die afwijking van het toepassen van de tweejaarstermijn rechtvaardigen. Met betrekking tot de mogelijkheid tot vrijstelling van het middelenvereiste vanwege het vijf jaar volledig ontheven zijn van de verplichtingen op grond van de Participatiewet, overweegt de rechtbank dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van het beleid rechtvaardigen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het de keuze van referent is geweest om naar Vietnam te gaan, waardoor hij niet kon voldoen aan het vereiste van ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling gedurende vijf jaar. Voorts volgt de rechtbank het standpunt van verweerder dat onvoldoende is gebleken van gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De omstandigheid dat eiseres als gevolg van de onderhavige besluitvorming acht maanden later in aanmerking kan komen voor voortgezet verblijf, acht de rechtbank niet dusdanig onevenredig dat verweerder had dienen af te wijken van het beleid. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres hoe dan ook een zogenaamd verblijfsgat zal hebben nu zij niet is opgekomen tegen de intrekking van de verblijfsvergunning. De mogelijke intrekking van de bijstandsuitkering en het risico op terugvordering van uitgekeerde bedragen zijn bovendien onzekere in de toekomst gelegen gebeurtenissen die niet maken dat ten tijde van de besluitvorming sprake was van onevenredige gevolgen zoals bedoeld in artikel 4:84 van de Awb.
7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
8. In de omstandigheid dat verweerder het besluit van 29 november 2016 in de beroepsfase heeft ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
9. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 168,- aan haar dient te vergoeden.

De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:8088







******************************************************

Wellicht is mijn boekenblog ook interessant: http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/l
In the first decades of the nineteenth century, no place burned more brightly in the imagination of European geographers––and fortune hunters––than the lost city of Timbuktu. Africa's legendary City of Gold, not visited by Europeans since the Middle Ages, held the promise of wealth and fame for the first explorer to make it there. In 1824, the French Geographical Society offered a cash prize to the first expedition from any nation to visit Timbuktu and return to tell the tale.







Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

09 september 2016

Aanvulling op AOW staat verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in de weg

Wanneer iemand niet zijn hele leven in Nederland heeft gewoond kan het wel eens zo zijn dat diegene geen recht heeft op volledige AOW. Sommige mensen kunnen dan een AIO uitkering krijgen maar dat die valt onder de Participatiewet tegenwoordig en dan voldoet iemand dus niet aan het inkomenvereiste. Maar omdat de IND iemand dan wel een nieuwe verblijfsvergunning geeft voor bepaalde tijd heb je verder geen poot om op te staan qua doorprocederen.

Na 10 jaar rechtmatig verblijf kan je vragen of je hem alsnog krijgt en de inkomenseis wordt kwijtgescholden. Of diegene met de verblijfsvergunning zoekt een baan.



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

07 juli 2015

Wijzigingen in het vreemdelingenbeleid bij WBV 2015/8

De VC is weer eens bijgewerkt. In de WBV wordt een enorme lap tekst aangeleverd waar dingen in gewijzigd zijn. Maar de toelichting geeft al een idee. Let op: er ging wat mis dus er is ook een rectivicatie

Versie 1: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-18172.html

De verbeterde versie van een deel er van oftewel WBV 2015/8 1.1 :) https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-18172-n1.html


ALGEMEEN

Met dit verzamel-WBV wordt u geïnformeerd over enkele relevante wijzigingen in de Vreemdelingencirculaire 2000.

ARTIKELSGEWIJS

A

De Lijst Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen is achterhaald. In de paragrafen van de Vreemdelingencirculaire wordt gericht verwezen naar relevante regelgeving.

B

Tot nog toe is in A3/3 Vc de mogelijkheid om een vertrektermijn te onthouden wegens gevaar voor de openbare orde beperkt tot strafrechtelijke redenen. Echter, ook niet-strafrechtelijke redenen kunnen aanleiding vormen om een gevaar voor de openbare orde dan wel de openbare veiligheid aan te nemen en dus een vertrektermijn te onthouden. Met de voorliggende wijziging is deze lacune hersteld. De hier genoemde niet-strafrechtelijke redenen zijn ontleend aan B1/4.4 Vc. De IND kan bij de beoordeling van de niet-strafrechtelijke openbare orde eventuele signalen van andere instanties, zoals de NCTV en de burgemeester, betrekken om de vertrektermijn te onthouden of te verkorten.

C

In deze paragraaf is een verwijzing aangepast.

D

Zoals eerder in WBV 2014/9 en WBV 2014/19 is verduidelijkt, gaat de IND bij de beoordeling van de hoogte van de inkomsten uit arbeid als zelfstandige uit van het gemiddelde inkomen over een boekjaar (in tegenstelling tot een kalenderjaar). Per boekjaar wordt beoordeeld of de inkomsten uit arbeid als zelfstandige voldoende zijn. Het is bestendige bestuurspraktijk niet te middelen tussen meerdere boekjaren. Hierbij werd en wordt aansluiting gezocht bij artikel 6 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (voor het ingaan van de wet Modern Migratiebeleid was dit neergelegd in paragraaf B1/4.3.4 Vc).

E, G, en J

In B1/4.7 is opgenomen wat al uit B1/8.3.4 blijkt: de geleverde inspanningen van de vreemdeling om zich voor te bereiden op en te slagen voor het basisexamen inburgering buitenland worden meegewogen bij de beoordeling van het beroep op de hardheidsclausule.
Als het basisexamen inburgering buitenland is afgelegd op of na 1 november 2014, hoeven enkel de niet behaalde onderdelen te worden overgedaan. Het werd onredelijk geacht om dit niet ook te laten gelden voor basisexamens inburgering buitenland die vóór 1 november 2014 zijn afgelegd. Middels een beroep op de hardheidsclausule wordt dit gerepareerd.
Het diploma Staatsexamen NT 2 leidt sinds 1 januari 2015 niet meer tot vrijstelling van het hele inburgeringsexamen dat in Nederland moet worden behaald, maar tot een gedeeltelijke vrijstelling voor de taalonderdelen van het examen. Deze vrijstelling is om die reden uit het Besluit inburgering geschrapt.
Voor het basisexamen inburgering buitenland leidt het diploma Staatsexamen NT 2 echter nog steeds tot een algehele vrijstelling. De vrijstelling blijft dan ook opgenomen, maar de koppeling met het Besluit inburgering is verbroken.
Een deel van de aanpassingen is enkel redactioneel van aard. Overigens is de Vc in overeenstemming gebracht met de vrijstellingen uit het Besluit inburgering.

F

De werkgevers hebben verzocht of het mogelijk is om een ‘eindtermijn’ in de Vc op te nemen voor wat betreft de beoordeling of een kennismigrant of een wetenschappelijk onderzoeker zijn hoofverblijf heeft verplaatst buiten Nederland. De huidige zinsnede ‘langer dan zes maanden’ veroorzaakt onduidelijkheid en behoeft verduidelijking. Het opnemen van een concrete eindtermijn zou de onduidelijkheid wegnemen. Aangesloten wordt bij de termijn van acht maanden die ook geldt voor de vermogende vreemdeling en de regels van de BRP.

H

Op 15 december 2014, kenmerk 2014022571/1/V1, heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over het looncriterium inzake kennismigranten. Deze uitspraak wordt middels dit WBV verdisconteerd in de Vc.

I

Per 1 januari 2015 is de Wet werk en bijstand vervangen door de Participatiewet. Hierop is de terminologie aangepast.

K

C7 Landgebonden beleid
Dit WBV bevat tekstuele aanpassingen ten behoeve van de duidelijkheid, eenduidigheid en consistentie van het beleid. Ook zijn enkele dubbele vermeldingen en verwijzingen naar of aanhalingen van het algemeen beleid verwijderd. De aanpassingen houden geen inhoudelijke wijziging in van het beleid.
De wijziging van de aanduiding ‘homoseksuelen’ in ‘LHBT’ houdt geen wijziging van het beleid in, maar betreft het vastleggen van de bestaande beslispraktijk.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...