UITSPRAAK: Aanvraag verblijf familie of gezinslid. Middelenvereiste. Arbeidsongeschikt. Participatiewet. Verblijfsgat.
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 14-07-2017
- Datum publicatie 24-07-2017
- Zaaknummer AWB - 16 _ 30283
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie Aanvraag verblijff familie of gezindslid. Middelenvereiste. Arbeidsongeschikt. Participatiewet. Verblijfsgat.
2. Met ingang van 1 september 2014 is eiseres in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning voor het doel ‘studie aan hoger onderwijs’, geldig tot 1 december 2016. Bij besluit van 26 februari 2016 is deze verblijfsvergunning met terugwerkende kracht tot 1 september 2014 ingetrokken en is aan eiseres de verplichting opgelegd de Europese Unie binnen 4 weken te verlaten. Hiertegen heeft eiseres geen rechtsmiddel aangewend. Op 23 februari 2016 heeft eiseres de onderhavige aanvraag gedaan, waarna de besluitvorming heeft plaatsgevonden zoals omschreven in het procesverloop.
3. Eiseres stelt in beroep primair dat de datum van aanvraag, te weten 23 februari 2016, als ingangsdatum van de verblijfsvergunning had moeten gelden. Eiseres heeft belang bij het vaststellen van een eerdere ingangsdatum in verband met de mogelijke gevolgen voor de Participatiewet-uitkering van de echtgenoot van eiseres, [persoon] (hierna: referent). Als gevolg van de besluitvorming van verweerder is sprake is van een verblijfsgat tussen 20 november 2014 en 24 oktober 2016. Uit de door eiseres en referent overgelegde geschreven toelichtingen en bewijsstukken had verweerder al ten tijde van de aanvraag kunnen concluderen dat referent niet kon werken en als blijvend en duurzaam arbeidsongeschikt diende te worden beschouwd, althans dat sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met iemand die in het kader van de ontvangen bijstandsuitkering gedurende vijf jaar is vrijgesteld van alle arbeidsverplichtingen en dat deze vrijstelling nog tenminste een jaar voortduurt. Subsidiair stelt eiseres dat de ingangsdatum in ieder geval op een eerder moment dan 24 oktober 2016 had moeten liggen, namelijk op 4 juli 2016, de datum dat de gronden van bezwaar zijn ingediend, of enige datum gelegen tussen 25 februari 2016 en 24 oktober 2016. Dat verweerder pas tijdens de hoorzitting overtuigd is geraakt van het feit dat aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan, betekent niet dat dit niet veel eerder al was gebleken. De situatie van referent en het feit dat hij al vanaf 2007 blijvend en volledig arbeidsongeschikt is, was al ten tijde van de aanvraag voldoende duidelijk naar voren gebracht. Hetgeen bij de aanvraag en in bezwaar is aangevoerd rechtvaardigt op zijn minst een afwijking van het beleid als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terzake vrijstelling van het middelenvereiste . Eiseres wijst op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2840) waaruit blijkt dat de afweging of er aanleiding is af te wijken van het beleid ook moet worden gemaakt indien sprake is van feiten en omstandigheden die worden geacht te zijn verdisconteerd in het beleid . Uit het bestreden besluit blijkt niet welke feiten en omstandigheden of welke toelichting bepalend is geweest voor de conclusie dat eiseres pas vanaf 24 oktober 2016 in aanmerking komt voor verblijf bij referent. Eiseres stelt dat het besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd.
4. Verweerder heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd.
5. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb is een vereiste van de aanvraag dat de aanvrager alle gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 3.102 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000)
bepaalt dat de vreemdeling bij de aanvraag de gegevens en bescheiden, op
basis waarvan kan worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de
voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in
artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), overlegt.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de
verblijfsvergunning, die van rechtswege rechtmatig verblijf inhoudt,
verleend met ingang van de dag waarop de vreemdeling heeft aangetoond
dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang
van de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
Ingevolge artikel 3.13 van het Vb 2000 wordt een
verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking
gezinshereniging of gezinsvorming verleend indien wordt voldaan aan alle
in de artikelen 3.16 tot en met 3.22 van het Vb genoemde voorwaarden.
Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend, indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a. In het tweede lid is onder meer bepaald dat in afwijking van het eerste lid de verblijfsvergunning eveneens wordt verleend, indien de hoofdpersoon naar het oordeel van Onze Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is.
Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, verleend, indien de hoofdpersoon duurzaam en zelfstandig beschikt over voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, onder a. In het tweede lid is onder meer bepaald dat in afwijking van het eerste lid de verblijfsvergunning eveneens wordt verleend, indien de hoofdpersoon naar het oordeel van Onze Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is.
In paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc
2000) is bepaald dat de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd niet afwijst omdat de referent niet
zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt,
als de referent voldoet aan Ć©Ć©n van de volgende voorwaarden:
(…);
de referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
dde referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
de referent is naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt; of
dde referent is blijvend niet in staat aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen.
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid als
bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, van de Vb 2000 aan als de referent
geen uitkering op grond van de WIA, WAO, WAZ, Wet Wajong of Wajong
ontvangt en als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
- -
de referent is ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt;
- -
(gedeeltelijk) herstel van de referent is voor ten minste nog een jaar redelijkerwijs
Met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, van het Vb 2000
wijst de IND de verblijfsvergunning niet af op grond van artikel 16,
eerste lid, onder c, van de Vw 2000 als de referent blijvend niet in
staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen. De IND neemt
in ieder geval aan dat de blijvend niet in staat is om aan de wettelijke
verplichting tot arbeidsinschakeling conform artikel 9 van de
Participatiewet te voldoen als de referent voldoet aan de twee volgende
voorwaarden:
de referent is vijf jaar door het college van Burgemeester en
Wethouders op grond van artikel 9, tweede lid, Participatiewet volledig
ontheven van de verplichtingen bedoeld in artikel 9, eerste lid,
Participatiewet (plicht tot arbeidsinschakeling); en gedeeltelijke of
volledige arbeidsinschakeling van de referent is niet binnen Ć©Ć©n jaar te
voorzien.
Artikel 4:84 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan handelt
overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer
belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden
onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen
doelen.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Partijen zijn verdeeld over de vraag welke datum als
ingangsdatum van de op 18 mei 2017 aan eiseres verleende
verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd moet gelden. Verweerder
heeft als ingangsdatum 24 oktober 2016 gehanteerd. Eiseres stelt dat een
eerdere datum als ingangsdatum zou moeten gelden.
6.2
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres met
de overgelegde stukken heeft aangetoond dat referent op 24 oktober 2016
ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt is, terwijl niet is
gebleken dat geheel of gedeeltelijk herstel van referent na een jaar is
te verwachten. Verweerder heeft daarbij grote waarde mogen hechten aan
de rapportages van het UWV, omdat dat de instantie is die de
arbeidsongeschiktheid beoordeelt. Uit de rapportage van het UWV van 24
oktober 2014 blijkt, voor zover van belang, dat referent stelt sinds
2001 te kampen met psychische klachten, dat 23 november 2005 als eerste
ziektedag wordt aangehouden en dat de verwachting is dat de prognose van
de participatiemogelijkheden op termijn zullen toenemen. In de
rapportage van het UWV van 4 januari 2016 wordt, voor zover van belang,
vermeld dat er sprake is van een ernstig psychische stoornis die
referent volledig arbeidsongeschikt maakt, dat gezien de omstandigheid
dat behandeling nog moet worden opgestart de situatie niet duurzaam
wordt geacht te zijn en dat de prognose van de participatiemogelijkheden
dankzij adequate therapie zullen toenemen. Voorts blijkt uit het
behandelplan van de GGZ Delfland van
29 september 2016 niet dat er een verbetering heeft plaatsgevonden in de medische klachten van referent en dat er een behandeling zal worden opgestart. Gelet op deze stukken is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat eerst op 24 oktober 2016 aangetoond is dat referent blijvend en volledig arbeidsongeschikt wordt geacht gedurende de afgelopen twee jaar. Referent kan daarom per 24 oktober 2016 als volledig en blijvend arbeidsongeschikt worden aangemerkt en is per die datum vrijgesteld van het middelenvereiste. Verweerder heeft dus op goede gronden aangenomen dat eerst op 24 oktober 2016 is aangetoond dat aan alle voorwaarden wordt voldaan van de gevraagde verblijfsvergunning en dat deze datum als ingangsdatum dient te gelden.
29 september 2016 niet dat er een verbetering heeft plaatsgevonden in de medische klachten van referent en dat er een behandeling zal worden opgestart. Gelet op deze stukken is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat eerst op 24 oktober 2016 aangetoond is dat referent blijvend en volledig arbeidsongeschikt wordt geacht gedurende de afgelopen twee jaar. Referent kan daarom per 24 oktober 2016 als volledig en blijvend arbeidsongeschikt worden aangemerkt en is per die datum vrijgesteld van het middelenvereiste. Verweerder heeft dus op goede gronden aangenomen dat eerst op 24 oktober 2016 is aangetoond dat aan alle voorwaarden wordt voldaan van de gevraagde verblijfsvergunning en dat deze datum als ingangsdatum dient te gelden.
6.3
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat referent
op het moment van het indienen van de onderhavige aanvraag voldeed aan
de voorwaarden om te worden vrijgesteld van het middelenvereiste.
Daarvoor is, gelet op hetgeen is bepaald in paragraaf B7/2.1.1 van de
Vc, vereist dat op het moment van het verstrekken van de
verblijfsvergunning al sprake was van twee jaar volledige
arbeidsongeschiktheid. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt
dit niet. De medische stukken die zijn overgelegd dateren allemaal van
na die periode, en zien ook niet specifiek op de periode vĆ³Ć³r 24 oktober
2014. In die stukken vindt de rechtbank ook onvoldoende
aanknopingspunten voor het oordeel dat referent wellicht niet formeel
arbeidsongeschikt was geacht, maar dat in feite wel was. Uit die stukken
is evenmin af te leiden dat herstel voor ten minste een jaar
redelijkerwijs is uitgesloten. Er is dan ook voldoende grond voor het
oordeel dat verweerder de verblijfsvergunning kon verlenen met
terugwerkende kracht tot 24 oktober 2016. De beroepsgrond slaagt niet.
6.4
Eiseres heeft tot slot een beroep gedaan op artikel 4:84 van de
Awb en in dat kader aangevoerd dat sprake is van bijzondere
omstandigheden op grond waarvan verweerder had moeten afwijken van het
beleid inzake vrijstelling van het middelenvereiste. Ter zitting heeft
de gemachtigde van eiseres verduidelijkt dat zij afwijking beoogt van
beide in paragraaf B7/2.1.1 van de Vc 2000 genoemde
vrijstellingsmogelijkheden. Als bijzondere omstandigheden heeft eiseres
aangevoerd: dat de gemeente Delft referent gedeeltelijk heeft
vrijgesteld van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling; dat op grond
van de overgelegde stukken duidelijk was dat referent ten tijde van de
aanvraag al blijvende arbeidsongeschiktheid was en dat gedeeltelijke of
volledige arbeidsinschakeling van referent niet binnen Ć©Ć©n jaar was te
voorzien; dat referent vanwege zijn verblijf in Vietnam van begin 2012
tot medio 2014 niet kan aantonen dat hij al vijf jaar is ontheven van de
verplichting als bedoeld in de Participatiewet en in die periode geen
beroep heeft gedaan op de openbare kas.
6.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid
heeft kunnen afzien van het toepassen van artikel 4:84 van de Awb. Met
betrekking tot de mogelijkheid tot vrijstelling van het middelenvereiste
vanwege het ten minste twee jaar volledig arbeidsongeschikt zijn,
verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 6.2 en 6.3 is overwogen. De
rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden die afwijking van het
toepassen van de tweejaarstermijn rechtvaardigen. Met betrekking tot de
mogelijkheid tot vrijstelling van het middelenvereiste vanwege het vijf
jaar volledig ontheven zijn van de verplichtingen op grond van de
Participatiewet, overweegt de rechtbank dat de door eiseres aangevoerde
omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van het
beleid rechtvaardigen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het de
keuze van referent is geweest om naar Vietnam te gaan, waardoor hij niet
kon voldoen aan het vereiste van ontheffing van de verplichting tot
arbeidsinschakeling gedurende vijf jaar. Voorts volgt de rechtbank het
standpunt van verweerder dat onvoldoende is gebleken van gevolgen die
onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen
doelen. De omstandigheid dat eiseres als gevolg van de onderhavige
besluitvorming acht maanden later in aanmerking kan komen voor
voortgezet verblijf, acht de rechtbank niet dusdanig onevenredig dat
verweerder had dienen af te wijken van het beleid. Daarbij acht de
rechtbank van belang dat eiseres hoe dan ook een zogenaamd verblijfsgat
zal hebben nu zij niet is opgekomen tegen de intrekking van de
verblijfsvergunning. De mogelijke intrekking van de bijstandsuitkering
en het risico op terugvordering van uitgekeerde bedragen zijn bovendien
onzekere in de toekomst gelegen gebeurtenissen die niet maken dat ten
tijde van de besluitvorming sprake was van onevenredige gevolgen zoals
bedoeld in artikel 4:84 van de Awb. 7. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
8. In de omstandigheid dat verweerder het besluit van 29 november 2016 in de beroepsfase heeft ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
9. De rechtbank wijst er ten slotte op dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 168,- aan haar dient te vergoeden.
De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:8088
******************************************************
Wellicht is mijn boekenblog ook interessant: http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/l
In the first decades of the nineteenth century, no place burned more brightly in the imagination of European geographers––and fortune hunters––than the lost city of Timbuktu. Africa's legendary City of Gold, not visited by Europeans since the Middle Ages, held the promise of wealth and fame for the first explorer to make it there. In 1824, the French Geographical Society offered a cash prize to the first expedition from any nation to visit Timbuktu and return to tell the tale.Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Reacties