Posts tonen met het label vertrektermijn. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vertrektermijn. Alle posts tonen

05 december 2019

Nieuw WBV 2019/20: verkorten of onthouden van de vertrektermijn

Het WBV introduceert nieuwe omstandigheden op grond waarvan de IND de vertrektermijn kan onthouden dan wel verkorten. Met deze wijziging beoogt de staatssecretaris het beslag van bepaalde vreemdelingen op de opvangvoorzieningen en het asielproces te verlagen. Het gaat om vreemdelingen die om sociaal-economische redenen een asielaanvraag hebben ingediend. Het WBV is op 30 november 2019 in werking getreden. Op grond van artikel 62 lid 2 Vw kan aan de vreemdeling een vertrektermijn worden onthouden of de gebruikelijke vertrektermijn van vier weken worden verkort onder andere indien (a) er een risico bestaat op onttrekking aan toezicht (b) de asielaanvraag kennelijk ongegrond is verklaard. In paragraaf A3/3 van de Vreemdelingencirculaire is nader uitgewerkt wanneer de vertrektermijn kan worden verkort of onthouden. In paragraaf A3/3 Vcis opgenomen dat de vertrektermijn in beginsel niet wordt verkort of onthouden bij een eersteaanvraag, tenzij aan een van de categorieën zoals in het beleid is neergelegd is voldaan. De omstandigheden om de vertrektermijn te onthouden of te verkorten zijn met de inwerkingtreding van WBV 2019/20 verruimd. In paragraaf A3/3 Vc is ten eerste toegevoegd dat de IND de vertrektermijn onthoudt indien sprake is van een aanvraag die op grond van artikel 30b lid 1 onder c, d, e of f Vw als kennelijk ongegrond is afgewezen. Voorheen onthield de IND de vertrektermijn alleen indien de aanvraag als kennelijk ongegrond is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder j Vw. Ten tweede is een aantal nieuwe categorieën geïntroduceerd die aanleiding geven om onverkort het onthouden van een vertrektermijn te overwegen. Deze categorieën zien op het risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken (artikel 62 lid 2 onder a Vw). Het betreft een drietal categorieën te weten:1. de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag ondanks aanwezige Dublin-indicaties;2. de situatie dat een aanvraag overwegend om sociaal-economische redenen is ingediend; en3. de situatie dat de vreemdeling te kennen heeft gegeven geen gevolg te (zullen) geven aanzijn verplichting te vertrekken.In de toelichting bij dit WBV staat dat met deze wijziging wordt beoogd het beslag van bepaalde vreemdelingen op de opvangvoorzieningen en het asielproces te verlagen. Het gaat om vreemdelingen die om sociaal-economische redenen een asielaanvraag hebben ingediend.

Vindplaats: UPDate Vluchtelingenwerk: https://gallery.mailchimp.com/fff4420d2dd688f864c7ac875/files/13f39cbc-d8a0-4713-a5dd-3fbbce09924b/UPdate_2019_nr._48.01.pdf

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Dagelijks nieuwe ZZP opdrachten op freelancespecialisten.nl

07 juli 2015

Wijzigingen in het vreemdelingenbeleid bij WBV 2015/8

De VC is weer eens bijgewerkt. In de WBV wordt een enorme lap tekst aangeleverd waar dingen in gewijzigd zijn. Maar de toelichting geeft al een idee. Let op: er ging wat mis dus er is ook een rectivicatie

Versie 1: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-18172.html

De verbeterde versie van een deel er van oftewel WBV 2015/8 1.1 :) https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-18172-n1.html


ALGEMEEN

Met dit verzamel-WBV wordt u geïnformeerd over enkele relevante wijzigingen in de Vreemdelingencirculaire 2000.

ARTIKELSGEWIJS

A

De Lijst Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen is achterhaald. In de paragrafen van de Vreemdelingencirculaire wordt gericht verwezen naar relevante regelgeving.

B

Tot nog toe is in A3/3 Vc de mogelijkheid om een vertrektermijn te onthouden wegens gevaar voor de openbare orde beperkt tot strafrechtelijke redenen. Echter, ook niet-strafrechtelijke redenen kunnen aanleiding vormen om een gevaar voor de openbare orde dan wel de openbare veiligheid aan te nemen en dus een vertrektermijn te onthouden. Met de voorliggende wijziging is deze lacune hersteld. De hier genoemde niet-strafrechtelijke redenen zijn ontleend aan B1/4.4 Vc. De IND kan bij de beoordeling van de niet-strafrechtelijke openbare orde eventuele signalen van andere instanties, zoals de NCTV en de burgemeester, betrekken om de vertrektermijn te onthouden of te verkorten.

C

In deze paragraaf is een verwijzing aangepast.

D

Zoals eerder in WBV 2014/9 en WBV 2014/19 is verduidelijkt, gaat de IND bij de beoordeling van de hoogte van de inkomsten uit arbeid als zelfstandige uit van het gemiddelde inkomen over een boekjaar (in tegenstelling tot een kalenderjaar). Per boekjaar wordt beoordeeld of de inkomsten uit arbeid als zelfstandige voldoende zijn. Het is bestendige bestuurspraktijk niet te middelen tussen meerdere boekjaren. Hierbij werd en wordt aansluiting gezocht bij artikel 6 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (voor het ingaan van de wet Modern Migratiebeleid was dit neergelegd in paragraaf B1/4.3.4 Vc).

E, G, en J

In B1/4.7 is opgenomen wat al uit B1/8.3.4 blijkt: de geleverde inspanningen van de vreemdeling om zich voor te bereiden op en te slagen voor het basisexamen inburgering buitenland worden meegewogen bij de beoordeling van het beroep op de hardheidsclausule.
Als het basisexamen inburgering buitenland is afgelegd op of na 1 november 2014, hoeven enkel de niet behaalde onderdelen te worden overgedaan. Het werd onredelijk geacht om dit niet ook te laten gelden voor basisexamens inburgering buitenland die vóór 1 november 2014 zijn afgelegd. Middels een beroep op de hardheidsclausule wordt dit gerepareerd.
Het diploma Staatsexamen NT 2 leidt sinds 1 januari 2015 niet meer tot vrijstelling van het hele inburgeringsexamen dat in Nederland moet worden behaald, maar tot een gedeeltelijke vrijstelling voor de taalonderdelen van het examen. Deze vrijstelling is om die reden uit het Besluit inburgering geschrapt.
Voor het basisexamen inburgering buitenland leidt het diploma Staatsexamen NT 2 echter nog steeds tot een algehele vrijstelling. De vrijstelling blijft dan ook opgenomen, maar de koppeling met het Besluit inburgering is verbroken.
Een deel van de aanpassingen is enkel redactioneel van aard. Overigens is de Vc in overeenstemming gebracht met de vrijstellingen uit het Besluit inburgering.

F

De werkgevers hebben verzocht of het mogelijk is om een ‘eindtermijn’ in de Vc op te nemen voor wat betreft de beoordeling of een kennismigrant of een wetenschappelijk onderzoeker zijn hoofverblijf heeft verplaatst buiten Nederland. De huidige zinsnede ‘langer dan zes maanden’ veroorzaakt onduidelijkheid en behoeft verduidelijking. Het opnemen van een concrete eindtermijn zou de onduidelijkheid wegnemen. Aangesloten wordt bij de termijn van acht maanden die ook geldt voor de vermogende vreemdeling en de regels van de BRP.

H

Op 15 december 2014, kenmerk 2014022571/1/V1, heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over het looncriterium inzake kennismigranten. Deze uitspraak wordt middels dit WBV verdisconteerd in de Vc.

I

Per 1 januari 2015 is de Wet werk en bijstand vervangen door de Participatiewet. Hierop is de terminologie aangepast.

K

C7 Landgebonden beleid
Dit WBV bevat tekstuele aanpassingen ten behoeve van de duidelijkheid, eenduidigheid en consistentie van het beleid. Ook zijn enkele dubbele vermeldingen en verwijzingen naar of aanhalingen van het algemeen beleid verwijderd. De aanpassingen houden geen inhoudelijke wijziging in van het beleid.
De wijziging van de aanduiding ‘homoseksuelen’ in ‘LHBT’ houdt geen wijziging van het beleid in, maar betreft het vastleggen van de bestaande beslispraktijk.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de directeur-generaal Vreemdelingenzaken, J.C. Goet




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

15 maart 2012

Onrechtmatigheid bewaring niet afhankelijk van aanwenden rechtsmiddel (uitspraak rechtbank)

LJN: BV8692, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 11 / 41090
Datum uitspraak: 16-02-2012
Datum publicatie: 15-03-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Beleidsmatige opheffing Kale illegaal.

Verweerder heeft toegelicht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2011 (LJN: BU4110), dat de bewaring van eiser is opgeheven vanwege beleidsmatige redenen. Verweerder was in het geval van eiser van mening dat aan eiser een vertrektermijn had moeten worden gegeven.
Verweerder heeft vervolgens betoogd dat er sprake was van een ambtelijke misslag, in die zin dat de bewaring van eiser niet opgeheven had moeten worden, omdat eiser geen rechtsmiddelen had aangewend tegen het hem opgelegde terugkeerbesluit waarin hem geen vertrektermijn was gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat niet evident is dat de beslissing van verweerder berust op een ambtelijke misslag. Verweerder heeft niet bestreden dat er, voordat de bewaring van eiser werd opgeheven, al eerder bewaringen van vreemdelingen waren opgeheven die zich in dezelfde positie bevonden als eiser. Hen was eveneens ten onrechte geen vertrektermijn verleend en zij hadden tegen het hierop ziende terugkeerbesluit eveneens geen rechtsmiddelen aangewend. De beslissing van verweerder om de bewaring van vreemdelingen in de positie van eiser op te heffen is naar het oordeel van de rechtbank ook niet kennelijk onjuist. Integendeel, een vreemdeling die in bewaring is gesteld, terwijl hem een vertrektermijn had moeten worden gegeven, bevindt zich in een onrechtmatige situatie. Die situatie wijzigt niet door het al dan niet aanwenden van rechtsmiddelen en verweerder heeft het aanwenden van deze rechtsmiddelen niet nodig om een dergelijke onrechtmatige situatie te beëindigen door het opheffen van de bewaring.
Dat het opheffen van de bewaring van eiser zou berusten op een ambtelijke misslag volgt de rechtbank dan ook niet. De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder de bewaring heeft opgeheven, omdat eiser een vertrektermijn had moeten krijgen en dat de bewaring gegeven deze vaststelling van meet af aan onrechtmatig was. De rechtbank kan echter voor wat betreft de periode waarover het schadeverzoek kan worden toegewezen niet verder terug gaan dan de datum van de laatste uitspraak op 8 december 2011.
Eiser wordt derhalve in casu schadevergoeding toegekend gerekend vanaf 8 december 2011 tot aan de opheffing van 22 december 2011.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

02 oktober 2011

EHRM-arrest inzake Jusic wil niet automatisch zeggen dat vreemdelingenbewaring puur en alleen omdat iemand zich niet aan de vertrektermijn heeft gehouden onmogelijk is (uitspraak)

LJN: BT6262, Raad van State, 201104448/1/V3
Datum uitspraak: 23-09-2011
Datum publicatie: 30-09-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie:
Het beroep van de vreemdeling op het arrest Jusic leidt niet tot een ander oordeel. Nog afgezien van het gegeven dat het EHRM heeft beoordeeld of de Zwitserse autoriteiten zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat ten aanzien van Jusic sprake was van onttrekkingsgevaar als bedoeld in het Zwitserse recht ("se soustraire au refoulement") en dat de vraag kan worden gesteld of en zo ja in hoeverre dit criterium overeenkomt met het in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de richtlijn, vervatte criterium, valt uit voormeld arrest niet af te leiden dat de omstandigheid dat de vreemdeling zich niet aan zijn vertrektermijn heeft gehouden op zichzelf in de regel onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van het ontwijken of belemmeren van de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure. Hetgeen het EHRM in het arrest Jusic heeft overwogen kan niet los worden gezien van de eveneens in dit arrest vermelde omstandigheden van het geval, met name dat die vreemdeling de zorg had voor zijn vier minderjarige kinderen, terwijl zijn echtgenote aan een psychische aandoening leed. Het EHRM heeft daarnaast belang gehecht aan de omstandigheid dat die vreemdeling zijn identiteitsbewijs aan de Zwitserse autoriteiten heeft overgelegd en zijn identiteit derhalve bij de autoriteiten bekend was. In het licht van die omstandigheden heeft het EHRM geoordeeld dat het gegeven dat die vreemdeling zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn onvoldoende is om aan te nemen dat hij zich aan zijn uitzetting zal onttrekken.
Nu de omstandigheden die vreemdeling naar voren heeft gebracht wezenlijk verschillen van de omstandigheden zoals deze zich voordeden in de zaak waarin het EHRM het arrest Jusic heeft gewezen, slaagt het beroep op dat arrest reeds hierom niet. De grief faalt in zoverre.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

10 januari 2011

Ook bij ongewenstverklaringen problemen door het niet tijdig implementeren van de Terugkeerrichtlijn (uitspraak)

LJN: BP0045, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/44464

Datum uitspraak: 07-01-2011
Datum publicatie: 10-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Samenvatting: t.b.v. AWB 10/44464 1. Een ongewenstverklaring kan gelden als terugkeerbesluit, als bedoeld in artikel 6 van de Terugkeerrichtlijn. In artikel 7, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn is bepaald dat in een terugkeerbesluit een passende termijn wordt geboden voor vrijwillig vertrek. Die termijn kan variëren van zeven tot dertig dagen. In het vierde lid is bepaald dat onder omstandigheden van die termijn voor vrijwillig vertrek kan worden afgezien en dat die termijn kan worden verkort. Verweerder heeft in dit geval de termijn voor vrijwillig vertrek verkort door in het besluit tot ongewenstverklaring op te nemen (onder "Rechtsgevolgen van deze beschikking") dat eiser Nederland onmiddellijk binnen 24 uur dient te verlaten. Kennelijk is er dus voor gekozen niet af te zien van de termijn, maar die termijn te verkorten. De ongewenstverklaring van 16 december 2010 is blijkens de stukken op 27 december 2010 aan eiser uitgereikt. In artikel 8, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn is kort gezegd neergelegd dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om het terugkeerbesluit uit te voeren indien er geen termijn voor vrijwillig vertrek is gegeven of indien die termijn is verstreken zonder dat betrokkene het land heeft verlaten. In artikel 8, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn is bepaald dat het terugkeerbesluit pas na het verstrijken van een gegeven termijn voor vrijwillig vertrek kan worden uitgevoerd, tenzij tijdens die termijn een van de risico's van artikel 7, vierde lid, ontstaat. Wat verweerder in dit geval heeft gedaan, is in strijd met de verplichtingen van de Terugkeerrichtlijn. Nadat aan eiser het besluit tot ongewenstverklaring is uitgereikt, heeft eiser immers niet de daarin neergelegde termijn voor vrijwillig vertrek van 24 uur gekregen, maar is hij onmiddellijk in bewaring gesteld. Door eiser een termijn van 24 uur te geven voor vrijwillig vertrek, maar vervolgens zonder die termijn te respecteren eiser onmiddellijk in bewaring te stellen, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 8, eerste en tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn. De maatregeling van bewaring is op grond hiervan onrechtmatig met ingang van 27 december 2010. 2. Het risico op onderduiken als genoemd in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Terugkeerrichtlijn kan niet aan een maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd zo lang die richtlijn niet is geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. De Terugkeerrichtlijn vereist namelijk dat de criteria daarvoor in nationale wetgeving worden vastgelegd.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...