Posts tonen met het label Hof. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Hof. Alle posts tonen

04 oktober 2016

Ambtshalve toetsing Unierecht en "frauduleus" - een Linkedin discussie

Al jaar en dag run ik de groep Vreemdelingenrecht op Linkedin. Daar was recent deze discussie aan de gang die ik met expliciete dan wel impliciete toestemming van de betrokkenen met jullie wil delen.


    Ambtshalve toetsing Unierecht

    In een recente uitspraak overweegt de rechtbank: 'Het eerst ter zitting gevoerde betoog van eiser dat het tegenwerpen van het middelenvereiste in strijd is met de zogenoemde standstill-bepaling van artikel 13 van het Besluit (....) niet in de beoordeling betrekken wegens strijd met de goede procesorde. ' (ECLI:NL:RBDHA:2016:11687) Je zou ook kunnen volhouden dat nationale rechters ambtshalve aan het Unierecht (dus ook het Associatierecht) moeten toetsen. Ook als de partijen daarop geen (tijdig) beroep doen. Zijn er al mensen die het geprobeerd hebben?
  • Julien Luscuere
    Julien Luscuere Voor de volledigheid: in casu is geen sprake van wel of niet ambtshalve toetsing, maar van een rechter die een beroepsgrond niet behandelt omdat deze tardief zou zijn ingebracht. Nu er echter ook een inreisverbod is opgelegd, dat een punitief besluit is, had de rechtbank dit niet mogen doen gelet op deze uitspraak van de Afdeling: ECLI:NL:RVS:2010:BM4186 Verder roept het telkens weer verbazing op dat de vreemdelingenrechters zich zelf een oordeel aanmatigen over wat 'frauduleus' is of niet. Deze rechter stelt dat zelfs 'in rechte' vast. Voor duiding van dat strafrechtelijke begrippenkader is deze rechtbank echter helemaal niet geëquipeerd, noch bevoegd. Dat blijkt maar weer want het culpoos handelen wordt kennelijk impliciet aangenomen . Voor zover de IND van mening is dat het handelen als valsheid in geschrifte moet worden aangemerkt, staat de weg naar het OM open. Na veroordeling kan worden toegekomen aan toepassing van art. 16-2 van Richtlijn 2003/86/EG
  • Julien Luscuere
    Julien Luscuere Dat er in elk geval een strafrechtelijke veroordeling ogv 'fraude' aan de intrekking met terugwerkende kracht vooraf moet gaan, volgt uit o.a. Gülbahce, HvJEU 8 november 2012, C-268/11
  • Ali Agayev
    Ali Agayev In deze recente uitspraak vindt de Afdeling kennelijk dat veroordeling geen vereiste is voor intrekking met terugwerkende kracht:
    'De weergave door de vreemdeling van het arrest Unal is juist (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2845), maar het betoog faalt omdat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling frauduleus heeft gehandeld.'
    https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=88972

  • Donicello Lampe Een uitleg van de Afdeling hiervoor is terug te vinden in de uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2845 :

    "7.8. De door het Hof in het arrest Kol geformuleerde regel houdt, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet in dat voor het tegenwerpen van een frauduleuze handeling aan een Turkse werknemer die zich beroept op artikel 6, eerste lid, van besluit nr. 1/80, steeds een strafrechtelijke veroordeling wegens een dergelijke handeling is vereist."
  • Julien Luscuere
    Julien Luscuere Jullie hebben gelijk, zo legt de Afdeling die uitspraak " buiten tot prejudiciële verwijzing nopende twijfel " uit. Dat doet zij op basis van de volgende redenering: in de zaak Kol (1997) was de vreemdeling strafrechtelijk veroordeeld voor fraude, waardoor het Hof intrekking met terugwerkende kracht toestond. In die zaak werd echter niet gesteld dat uitsluitend zo'n veroordeling een zuivere voorwaarde is voor zo'n intrekking. Ik zie in de repeterende overweging van het Hof in de vervolgzaken echter expliciet dat moet gaan om “een frauduleuze handeling die tot zijn veroordeling heeft geleid”, wat niet anders kan betekenen dat het Hof daarmee doelt op een "gerechtelijke veroordeling". Dat zou misschien ook in het punitieve bestuursrecht kunnen (zie de WAV-boetezaken) maar zo'n rol en instrumentarium heeft onze vreemdelingenrechter niet. En nu deze niet kan "veroordelen", rust die taak bij de strafrechter. Dus er is op zijn minst álle reden voor twijfel die noopt tot uitleg van het Hof.



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

01 september 2016

Prejudiciele vragen over Terugkeerbesluit en inreisverbod en Richtlijn 2004/38


C-184/16 Petrea

Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het vollediger dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   24 mei 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       10 juni 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   10 juli 2016
Trefwoorden: burgerschap; vrij verkeer personen/werknemers; recht vrije vestiging; verwijdering

Onderwerp:
- VWEU artikel 18 (non-discriminatie), 45 (vrij verkeer werknemers); artikel 49 (recht vrije vestiging)
- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 (enz. Pb L 158, blz. 77);
- Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Pb L 348, blz. 98)
Verzoeker is ROE staatsburger. Hij is in 2011 in GRI gearresteerd wegens medeplichtigheid aan diefstal en veroordeeld tot acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Omdat hij als gevaar voor de openbare orde en veiligheid wordt beschouwd krijgt hij een bevel tot terugkeer naar ROE. Hij staat gesignaleerd in zowel het nationale register van ongewenste vreemdelingen als in het SIS (tot en met 30-10-2018). Verzoeker heeft schriftelijk afstand gedaan van rechtsmiddelen en verklaard naar zijn land van herkomst terug te keren. Op 01-09-2013 keert verzoeker in GRI terug en wordt op verzoek ingeschreven als Unieburger. Na nader onderzoek wordt dit bij besluit van 14-10-2014 ongedaan gemaakt en hem tevens aangezegd het land binnen zes dagen (vrijwillig) te verlaten. Verzoeker maakt bezwaar omdat het terugkeerbesluit van 2011 hem niet in een begrijpelijke taal ter kennis gebracht zou zijn, hij niet op de hoogte is van zijn signalering, en dat hij thans geen gevaar meer vormt voor de openbare orde en veiligheid. Zijn bezwaar wordt 10-11-2014 afgewezen omdat verzoeker het eerdere besluit niet is nagekomen en hij nog steeds een gevaar voor de openbare orde/veiligheid zou zijn. Verzoeker dient een verzoek in tot nietigverklaring van het besluit waarbij hij stelt dat hij begin 2012 al is teruggekeerd naar GRI en daar sinds begin 2013 een handel in brandhout drijft. Hij is diverse malen door de politie gecontroleerd maar nooit op zijn signalering gewezen. Hij stelt strijd met het evenredigheidsbeginsel, de beginselen van behoorlijk bestuur en inbreuk op de GRI regelgeving voor wat zijn vrijwillig vertrek binnen de gestelde termijn van zes dagen betreft.
De verwijzende GRI rechter (Rb Thessaloniki) vraagt zich af of de redenen van openbare orde en veiligheid in geval van verzoeker nog aanwezig zijn gezien de verstreken periode van (bijna) drie jaar en of de GRI regelgeving verenigbaar is met EUrecht omdat in GRI recht de gronden en de procedure voor de verwijdering van burgers van de Unie gelijk worden geschakeld met de gronden en de procedure voor verwijdering van de onderdanen van derde landen. Bovendien is de instantie die de verklaring van inschrijving heeft ingetrokken en de terugkeer van verzoeker naar zijn land van herkomst heeft bevolen, niet tot het bevoegde orgaan. Daarnaast heeft hij vragen over de wijze van in kennis stellen van het besluit aan verzoeker. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Moeten de artikelen 27 en 32 van richtlijn 2004/38/EG, gelezen in samenhang met de artikelen 45 en 49 VWEU en gelet op de procedurele autonomie van de lidstaten en de beginselen van bescherming van gewettigd vertrouwen en van goed bestuur, aldus worden uitgelegd dat deze voorschrijven of toestaan dat een reeds krachtens artikel 8, lid 1, van presidentieel decreet nr. 106/2007 aan een onderdaan van een andere lidstaat verstrekte verklaring van inschrijving als burger van de Europese Unie wordt ingetrokken en dat jegens hem een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd, in het geval dat deze persoon, hoewel hij is ingeschreven in het register van ongewenste vreemdelingen en hem om redenen van openbare orde en veiligheid een inreisverbod is opgelegd, opnieuw de betrokken lidstaat is binnengekomen en zich daar als ondernemer heeft gevestigd zonder overeenkomstig artikel 32 van richtlijn 2004/38 een aanvraag tot opheffing van het inreisverbod in te dienen, terwijl dit inreisverbod een zelfstandige reden van openbare orde vormt die als zodanig de intrekking van de verklaring van inschrijving als burger van een lidstaat rechtvaardigt?
2) Bij een bevestigend antwoord op de vorige vraag, staat deze situatie dan gelijk aan die waarin een burger van de Europese Unie niet rechtmatig op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst verblijft, zodat volgens artikel 6, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG de instantie die bevoegd is tot intrekking van de verklaring van inschrijving als burger van de Unie een terugkeerbesluit kan uitvaardigen ondanks dat enerzijds de verklaring van inschrijving naar algemeen aanvaarde opvatting geen verblijfstitel vormt en anderzijds de personele werkingssfeer van richtlijn 2008/115 slechts onderdanen van derde landen omvat?
3) Bij een ontkennend antwoord op de eerste vraag, kunnen dan de intrekking – om redenen van openbare orde en veiligheid – van de verklaring van inschrijving als burger van een andere lidstaat, die geen verblijfstitel vormt, door de bevoegde instanties van de lidstaat van ontvangst, handelend binnen het kader van de procedurele autonomie van de lidstaat van ontvangst, en de gelijktijdige vaststelling van een terugkeerbesluit worden beschouwd als één administratief besluit tot verwijdering in de zin van de artikelen 27 en 28 van richtlijn 2004/38, dat door de rechter getoetst kan worden aan deze bepalingen, die mogelijk de enige wijze beschrijven waarop burgers van de Unie administratiefrechtelijk van het grondgebied van de lidstaat van ontvangst kunnen worden verwijderd?
4) Ongeacht het antwoord op de eerste en de tweede vraag, verzet het doeltreffendheidsbeginsel zich tegen vaste nationale rechtspraak die verbiedt dat de administratieve instanties, en derhalve ook de bevoegde rechterlijke instanties, bij de behandeling van de intrekking van een verklaring van inschrijving als burger van de Europese Unie of de oplegging van een verwijderingsmaatregel op de grond dat in de betrokken lidstaat van ontvangst een inreisverbod geldt voor de onderdaan van een andere lidstaat, onderzoeken in hoeverre bij de uitvaardiging van het bewuste inreisverbod de procedurele waarborgen van de artikelen 30 en 31 van richtlijn 2004/38 in acht zijn genomen?
5) Bij een ontkennend antwoord op de vorige vraag, vloeit dan uit artikel 32 van richtlijn 2004/38 een verplichting voor de bevoegde administratieve instanties van de lidstaat voort om de betrokken onderdaan van een andere lidstaat altijd het verwijderingsbesluit ter kennis te brengen in een taal die hij begrijpt, zodat hij daadwerkelijk gebruik kan maken van de procedurele rechten die hij ontleent aan de genoemde bepalingen van de richtlijn, ongeacht of hij daarom zelf verzoekt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (zie pagina 3 / 4 van de verwijzingsbeschikking)
Specifiek beleidsterrein: VenJ

 http://www.minbuza.nl/ecer/hof-van-justitie/nieuwe-hofzaken-inclusief-verwijzingsuitspraak/2016/c-zaaknummers/c-184-16-petrea.html

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

11 juni 2015

Inburgering - uitspraak Hof

Op 4 juni jl. bepaalde het EU Hof van Justitie dat een inburgeringsplicht voor lang verblijvende vreemdelingen van buiten de Europese Unie niet in strijd is met EU-recht. Bij de uitvoering van deze inburgeringsplicht moet Nederland wel bepaalde grenzen inachtnemen. Wat zijn die grenzen en wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de inburgeringsplicht?

JUDGMENT OF THE COURT (Second Chamber)
4 June 2015 (*)
(Reference for a preliminary ruling — Status of third-country nationals who are long-term residents — Directive 2003/109/EC — Article 5(2) and Article 11(1) — National legislation imposing on third-country nationals with long-term resident status a civic integration obligation, attested by an examination, under pain of a fine)
In Case C‑579/13,
REQUEST for a preliminary ruling under Article 267 TFEU from the Centrale Raad van Beroep (Netherlands), made by decision of 13 November 2013, received at the Court on 15 November 2013, in the proceedings
P,
S
v
Commissie Sociale Zekerheid Breda,
College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amstelveen,


 (.....)


 In those circumstances, the Centrale Raad van Beroep decided to stay the proceedings and to refer the following questions to the Court of Justice for a preliminary ruling:
‘(1)      Must the aim and scope of Directive 2003/109/EC, or of Article 5(2) and/or of Article 11(1) thereof, be interpreted as meaning that the imposition of the civic integration obligation, under national law, on third-country nationals who have acquired long-term resident status, with penalties in the form of a system of fines, cannot be reconciled therewith?
(2)      In answering the first question, is it relevant whether the civic integration obligation was imposed before long-term resident status was granted?’

(...)


On those grounds, the Court (Second Chamber) hereby rules:
Council Directive 2003/109/EC of 25 November 2003 concerning the status of third-country nationals who are long-term residents and, in particular, Article 5(2) and Article 11(1) thereof do not preclude national legislation, such as that at issue in the main proceedings, which imposes on third-country nationals who already possess long-term resident status the obligation to pass a civic integration examination, under pain of a fine, provided that the means of implementing that obligation are not liable to jeopardise the achievement of the objectives pursued by that directive, which it is for the referring court to determine. Whether the long-term resident status was acquired before or after the obligation to pass a civic integration examination was imposed is irrelevant in that respect.




Op Verblijfblog wordt deze uitspraak besproken in het artikel:

 Hof van Justitie: inburgeringsplicht mag, boete mogelijk te hoog

Dit artikel is hier te vinden: http://verblijfblog.nl/2015/06/08/hof-van-justitie-inburgeringsplicht-mag-boete-mogelijk-te-hoog/#more-924

Er wordt daar onder meer aangestipt dat:

"Boetestelsel mogelijk wel in strijd met integratiedoelstelling
Het Hof van Justitie voegt hier echter aan toe dat ook de wijze waarop de inburgeringsplicht in de wetgeving van een lidstaat wordt vormgegeven zodanig moet zijn dat de integratiedoelstellingen van de Langdurig-ingezetenenrichtlijn niet worden doorkruist. Het wijst erop dat daarvan mogelijk sprake is waar het de financiële gevolgen van de Nederlandse inburgeringsplicht betreft. Bij het niet-tijdig slagen voor het inburgeringsexamen kan op grond van de Wet inburgering een boete worden opgelegd. Deze bedroeg ten tijde van het door P en S ingestelde beroep maximaal € 1000. Deze boete kan bovendien worden herhaald, net zolang totdat het examen is behaald. Bovenop de boete komen de inschrijfkosten voor het inburgeringsexamen, welke ten tijde van het beroep € 230 bedroegen per afgelegd examen. Het Hof van Justitie laat het aan de Centrale Raad van Beroep over om vast te stellen of de hoogte van de boete en van de kosten van het inburgeringsexamen zodanig zijn dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de integratiedoelstelling van de Langdurig-ingezetenenrichtlijn.
Terug naar de Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad van Beroep zal nu dus moeten beoordelen of hij de financiële gevolgen van de inburgeringsplicht van zodanige aard acht dat de integratie van langdurig ingezeten derdelanders daardoor negatief wordt beïnvloed. Daarbij zal van belang kunnen zijn dat de maximale hoogte van de boete bij het niet-nakomen van de inburgeringsplicht sinds 1 januari 2013 € 1250 bedraagt in plaats van € 1000."


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

02 december 2014

Toets naar geaardheid asielzoekers mag niet te intiem worden (krant + juridisch artikel)

 
Overheden mogen toetsen of een asielzoeker die zegt homoseksueel te zijn en vervolgd te worden in eigen land, daadwerkelijk homoseksueel is.
Maar, zo stelt het Europees Hof van Justitie dinsdag, dat mag niet te intiem en persoonlijk worden.
Zo mag er bijvoorbeeld niet gevraagd worden naar video-opnames van seksuele handelingen ter bewijs van de geaardheid. Iemands geloofwaardigheid mag alleen getoetst worden op algemene basis, zo stelt het EU-hof in het vonnis.
Het EU-hof boog zich over een zaak van drie vluchtelingen die in Nederland asiel aanvroegen. Zij vrezen dat zij in eigen land worden vervolgd voor hun homoseksualiteit. Nederland wees hun asielaanvraag af, omdat er getwijfeld werd aan de geloofwaardigheid van de mannen.
Die trokken naar de Raad van State en deze instantie vroeg het EU-hof om advies over hoe ver een land mag gaan bij het onderzoek naar seksuele geaardheid.

Lees verder op Nu.nl: http://www.nu.nl/politiek/3942768/toets-geaardheid-asielzoekers-mag-niet-intiem-worden.html


Belangrijke uitspraak: grens aan intieme vragen homoseksuele asielzoeker

In het arrest A, B en C van 2 december 2014 stelt het Hof van Justitie grenzen aan wat asielautoriteiten aan een asielzoeker mogen vragen om te beoordelen of hij homoseksueel is. Fysieke tests en video’s van seksuele handelingen mogen niet, het stellen van stereotype vragen mag wel.
Door Hemme Battjes
Geloofwaardigheid
Nadat het Hof van Justitie zich vorig jaar uitsprak over de vraag of homoseksuele asielzoekers hun seksuele gerichtheid geheim moeten houden als ze daarmee gevaar kunnen ontlopen (zie Asiel voor homoseksuelen: belangrijke uitspraak), is er nu wederom een uitspraak van het Hof over homoseksuele asielzoekers. Deze keer gaat het over de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Een kwestie waar meerdere lidstaten mee worstelen is hoe vast te stellen of een asielzoeker homoseksueel is. Gewoonlijk moeten asielzoekers hun aanvraag onderbouwen met bewijs (zoals documenten of foto’s), en met een geloofwaardig verhaal (“relaas”). Of dat relaas geloofwaardig is wordt vastgesteld door gedetailleerde vragen te stellen, te bezien of de antwoorden op die vragen consistent zijn en of zij overeenkomen met wat bekend is over vergelijkbare situaties in het land van herkomst van de asielzoeker. Bij homoseksualiteit ligt dit ingewikkeld, omdat dit in strijd kan komen met het recht op privacy van de asielzoeker. Zoals bijvoorbeeld wanneer een antwoord wordt geëist op gedetailleerde vragen over iemands seksleven of intieme foto’s of video’s als bewijsmateriaal wordt gebruikt .
De asielzoekers in A, B en C stelden alle drie homoseksueel te zijn, maar werden niet geloofd door de Nederlandse asielautoriteiten. A stelde daarop bereid te zijn een “test” te ondergaan, C legde een video over waarop hij “intieme handelingen” verricht met iemand van hetzelfde geslacht, en B ten slotte stelde dat van hem helemaal niks gevergd kon worden – de autoriteiten moesten hem op zijn woord te geloven. Daarop stelde de hoogste Nederlandse asielrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het Hof van Justitie de vraag welke grenzen Europese Richtlijnen, en vooral het Handvest van Grondrechten, aan de beoordeling van die geloofwaardigheid stelt.
Enkele stelling niet voldoende
In paragraaf 49 van het arrest veegt het Hof om te beginnen de visie van B van tafel. De enkele stelling dat de asielzoeker homoseksueel is, is niet voldoende. De mededeling dat iemand homoseksueel is, is een uitgangspunt, dat nader geverifieerd mag worden middels ondervragingen.
Stereotype vragen
Het Hof geeft vervolgens aan wat wel en niet mag bij die ondervragingen. Vragen over “stereotype opvattingen” kunnen “nuttig” zijn (paragraaf 62). Een correct antwoord op een stereotype vraag telt in het voordeel van de asielzoeker, en een slecht antwoord is niet voldoende om hem ongeloofwaardig te vinden – alle persoonlijke omstandigheden moeten worden meegenomen. Het is niet helemaal duidelijk wat voor stereotypen het Hof precies op het oog heeft. Het noemt zelf in deze context kennis van de asielzoeker over belangenverenigingen van homoseksuelen (paragraaf 60) – de IND kan dus in elk geval vragen of de asielzoeker het COC in zijn land van herkomst kent. Maar mag de IND ook vragen hoeveel vriendjes iemand heeft gehad – dus uitgaan van het stereotype van de promiscue homoseksueel? Het is kwestieus of zulke vragen kunnen bijdragen aan waarheidsvinding.
Tests en video’s
Het Hof geeft verder aan dat het recht op privacy het verbiedt te vragen naar ’details van de wijze waarop de asielzoeker praktisch invulling geeft aan zijn seksuele gerichtheid’ (paragraaf 64) . Details over het seksleven (de Engelse versie van het arrest heeft het over “sexual practices”) moeten dus buiten beschouwing blijven. En bewijs in de vorm van een test (zoals bijvoorbeeld fallometrie, die in Tsjechië wel wordt toegepast) of een video-opname mogen de lidstaten niet alleen niet vergen, maar ook niet aanvaarden als een asielzoeker daarmee komt. Dat bewijs is in strijd met het recht op respect voor de menselijke waardigheid. Een vrijwillig aangeboden video wel aanvaarden kan ertoe leiden dat asielzoekers zich genoodzaakt zien tegen hun wil dergelijk materiaal te produceren, aldus het Hof. Het is niet duidelijk waarom het Hof deze redenering niet ook gebruikt bij de stereotype vragen.  Het Hof vindt het kennelijk minder problematisch dat asielzoekers zich, in reactie op de wél toegestane stereotype vragen, genoodzaakt voelen stereotype antwoorden te geven.
Met deze uitwerking van het recht op privacy en de menselijke waardigheid stelt het Hof een duidelijke grens. Opmerkelijk is overigens wel dat een video volgens het Hof niet noodzakelijkerwijs bewijswaarde heeft (paragraaf 65)– homo-seks bewijst dus niet dat iemand een echte homo is. Wat dan wel bewijst dat iemand homo is, vermeldt het Hof niet.
Homoseksualiteit niet meteen genoemd
Ten slotte geeft het Hof nog aan dat als de asielzoeker niet bij de “eerste gelegenheid” gewag maakt van zijn gerichtheid, dat niet voldoende is om hem ongeloofwaardig te achten. Seksualiteit is een gevoelig onderwerp, en dus kan het heel goed verklaarbaar zijn dat iemand er niet direct mee komt. De implicaties van deze bevinding van het Hof kunnen groot zijn. Een van de drie asielzoekers in deze zaak, C, had in een eerste aanvraag niets gezegd over zijn gerichtheid, en in de tweede gesteld vervolging te vrezen vanwege zijn homoseksualiteit. Als een asielzoeker in de tweede aanvraag iets aanvoert dat hij ook eerder had kunnen aanvoeren, hoeft daarop volgens vaste Nederlandse rechtspraak niet te worden ingegaan. Met deze uitspraak in de hand zou je kunnen stellen dat dat te kort door de bocht is: Het kan zijn dat de asielzoeker aanvoert dat hij zijn schroom om over zijn seksuele gerichtheid te spreken pas na een tijdje in Nederland te hebben verbleven heeft overwonnen. Het tweede asielverzoek mag dan niet alleen maar omdat hij die gerichtheid niet meteen noemde, worden afgewezen. Maar een andere interpretatie is eveneens denkbaar. Er kan ook worden gesteld dat het Hof zich in deze zaak alleen uitlaat over de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Daaraan komt de rechter volgens de genoemde vaste rechtspraak bij de tweede aanvraag niet toe omdat hij zijn homoseksuele gerichtheid niet al in de eerste aanvraag aanvoerde. Dan speelt de geloofwaardigheidsbeoordeling in de tweede aanvraag geen rol en heeft deze uitspraak van het Hof geen effect voor herhaalde aanvragen.
Conclusie
Alles overziend brengt het arrest een belangrijke verduidelijking: het verbiedt tests en videopnames om homoseksualiteit te bewijzen. Ook maakt het Hof duidelijk dat vragen over details van het seksuele leven van asielzoekers tot het verleden moeten behoren. Maar er blijft ook veel onduidelijk. Wanneer zijn stereotype vraagstellingen precies toegestaan? Zijn niet-gedetailleerde vragen over het seksleven toelaatbaar? En een belangrijke vraag die open blijft is of de enkele omstandigheid dat niet meteen gewag is gemaakt van de gerichtheid voldoende is om te concluderen dat de asielzoeker ongeloofwaardig is. Wat dat betekent voor herhaalde aanvragen is niet duidelijk.

Dit artikel werd vandaag gepubliceerd op Verblijfblog wat u hier kunt vinden:
http://verblijfblog.nl/2014/12/02/belangrijke-uitspraak-grens-aan-intieme-vragen-homoseksuele-asielzoeker-2/



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

01 juli 2014

Landmark ruling on French burka ban


The French "burka ban" does not breach human rights laws, the European Court of Human Rights has declared in a landmark decision.

Continue here: http://news.uk.msn.com/uk/burka-ban-doesnt-breach-rights-law-1




In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...