16 juli 2014

Nog een Kinderpardon-uitspraak: Wat als je ouders je mee terug naar het land van herkomst hebben uitgenomen?

Op het moment zijn er de nodige mensen aan het doorprocederen die een vergunning op basis van het Kinderpardon zijn misgelopen omdat ze niet aan de voorwaarden voldoen en Staatssecretaris Teeven voor hen geen uitzondering wil maken. Onderstaande dame vindt dat ze niet de dupe hoeft te worden van het handelen van haar ouders die haar mee hebben genomen naar Griekenland:



 

ECLI:NL:RBDHA:2014:8544

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 15-07-2014
Datum publicatie 15-07-2014
Zaaknummer AWB 13/29300
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
Niet in geschil is dat eiseres 2 tezamen met haar ouders, na de eerste asielaanvragen, de EU aantoonbaar heeft verlaten en dat zij na de nieuwe asielaanvragen van 1 november 2010 op 1 februari 2013 nog geen vijf jaar in Nederland verbleef.
Het betoog van eiseres 2 dat haar de desbetreffende contra-indicatie niet kan worden tegengeworpen, aangezien het vertrek uit de EU (Griekenland) naar Irak op 24 februari 2010 op instigatie van haar ouders heeft plaatsgevonden en zij niet de dupe mag worden van hun handelen, faalt. Met dit betoog gaat eiseres 2 eraan voorbij dat de beoordeling van de aanvraag plaatsvindt in de context van het gezin en dat in specifieke situaties de gedragingen van de gezinsleden consequenties kunnen hebben voor het kind dat in het kader van de regeling als hoofdpersoon wordt beschouwd. Bovendien is, zoals ook uit deze brief blijkt, besloten de Overgangsregeling te treffen om te voorkomen dat kinderen met een asielachtergrond de dupe worden van procedures die in het verleden soms lang duurden, het niet meewerken aan vertrek en het stapelen van procedures door ouders, of een combinatie van deze factoren, waardoor deze kinderen, zonder zicht op een verblijfsvergunning, al vele jaren in Nederland verblijven. In een dergelijke onzekere positie heeft eiseres 2 niet verkeerd, juist omdat haar ouders in februari 2010 hebben besloten met haar terug te keren naar hun land van herkomst. Daarmee heeft die onzekerheid voor eiseres 2 vanaf dat moment in ieder geval niet voortgeduurd. Dit verschil vormt tevens, anders dan eiseres 2 meent, een objectieve en redelijke grond voor het in de Overgangsregeling gemaakte onderscheid tussen vreemdelingen die de EU aantoonbaar hebben verlaten en vreemdelingen die dat niet hebben gedaan. Relevant is daarbij ook dat de Overgangsregeling begunstigend uitzonderingsbeleid is.
Het betoog dat sprake is van individuele bijzondere feiten en omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid en dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd, faalt.
Het betoog van eiseres 2 dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn in artikel 3.4, derde lid, van het Vb 2000 neergelegde discretionaire bevoegdheid een verblijfsvergunning te verlenen, temeer nu hij herhaaldelijk heeft aangegeven op ruimhartige wijze uitvoering te geven aan het Kinderpardon, faalt eveneens.
Verder faalt het betoog van eiseres 2 dat verweerder ten onrechte het beroep op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM terzijde heeft geschoven en daarbij haar belangen, gelet op haar jeugdige leeftijd en medische problematiek, onvoldoende in de overwegingen heeft betrokken.
Tot slot faalt het betoog van eiseres 2 dat verweerder haar en haar ouders in bezwaar ten onrechte niet heeft gehoord.
 ----------------

Eiser is geboren op [datum] 1972, eiseres 1 op [datum] 1972 en eiseres 2 op [datum] 2005. Allen bezitten de Iraakse nationaliteit.
1.2. Op 9 oktober 2007 hebben eiser en eiseres 1, de laatste ten behoeve van eiseres 2, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 5 juni 2008 afgewezen, wegens verantwoordelijkheid van Griekenland voor de beoordeling ervan. Bij uitspraak van 3 augustus 2009 heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, de daartegen door eisers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft die uitspraak bij uitspraak van 30 september 2009 bevestigd.
1.3. Op 26 januari 2010 zijn eisers overgedragen aan de Griekse autoriteiten. Op 24 februari 2010 zijn eisers teruggekeerd naar Irak. In oktober 2010 zijn zij opnieuw Nederland binnengekomen.
1.4.Op 1 november 2010 hebben eisers opvolgende aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, eiseres 1 wederom ten behoeve van eiseres 2. Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 8 augustus 2011, na inhoudelijke beoordeling, wederom afgewezen. Bij uitspraak van 12 juni 2012 heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, de daartegen door eisers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De Afdeling heeft die uitspraak bij uitspraak van 12 september 2012 bevestigd

(....)

 Het betoog van eiseres 2 dat haar de desbetreffende contra-indicatie niet kan worden tegengeworpen, aangezien het vertrek uit de EU (Griekenland) naar Irak op 24 februari 2010 op instigatie van haar ouders heeft plaatsgevonden en zij niet de dupe mag worden van hun handelen, faalt. Met dit betoog gaat eiseres 2 eraan voorbij dat, zoals verweerder onder verwijzing naar zijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal van 21 december 2012 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012-2013, 19 637, nr. 1597) heeft opgemerkt, de beoordeling van de aanvraag plaatsvindt in de context van het gezin en dat in specifieke situaties de gedragingen van de gezinsleden consequenties kunnen hebben voor het kind dat in het kader van de regeling als hoofdpersoon wordt beschouwd. Bovendien is, zoals ook uit deze brief blijkt, besloten de Overgangsregeling te treffen om te voorkomen dat kinderen met een asielachtergrond de dupe worden van procedures die in het verleden soms lang duurden, het niet meewerken aan vertrek en het stapelen van procedures door ouders, of een combinatie van deze factoren, waardoor deze kinderen, zonder zicht op een verblijfsvergunning, al vele jaren in Nederland verblijven. In een dergelijke onzekere positie heeft eiseres 2 niet verkeerd, juist omdat haar ouders in februari 2010 hebben besloten met haar terug te keren naar hun land van herkomst. Daarmee heeft die onzekerheid voor eiseres 2 vanaf dat moment in ieder geval niet voortgeduurd. Dit verschil vormt tevens, anders dan eiseres 2 meent, een objectieve en redelijke grond voor het in de Overgangsregeling gemaakte onderscheid tussen vreemdelingen die de EU aantoonbaar hebben verlaten en vreemdelingen die dat niet hebben gedaan. Relevant is daarbij ook dat de Overgangsregeling begunstigend uitzonderingsbeleid is. Dat eiseres 2 in oktober 2010 met haar ouders naar Nederland is teruggekeerd en achteraf bezien door het vertrek naar Irak in februari 2010 thans een verblijfsvergunning op grond van de Overgangsregeling misloopt, betekent niet dat haar met voorbijgaan aan de desbetreffende contra-indicatie en de achtergrond en het doel van deze regeling een verblijfsvergunning moet worden verleend. Dit levert, bezien in het licht van het voorgaande en anders dan eiseres 2 meent, geen strijd op met de door haar genoemde jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) of het bepaalde in de artikelen 2, tweede lid, en 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 14 van het EVRM.


Het betoog dat sprake is van individuele bijzondere feiten en omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid en dat het bestreden besluit op dit punt onvoldoende is gemotiveerd, faalt.
Nog daargelaten of de omstandigheid dat eiseres 2, naar gesteld, langdurig in Nederland heeft verbleven en banden met Nederland heeft opgebouwd binnen de strekking en reikwijdte van de Overgangsregeling valt en of die niet reeds bij de totstandkoming van deze regeling is betrokken, is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die toepassing van artikel 4:84 van de Awb rechtvaardigt, reeds nu, gelet op de jonge leeftijd van eiseres 2 vóór de terugkeer van het gezin naar Irak in 2010, de eventuele banden die zij in die (bijna) vijf jaar met Nederland heeft opgebouwd te gering zijn om te concluderen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid die noopt tot afwijking van het gevoerde beleid. Eiseres 2 heeft ook niet geconcretiseerd welke banden zij met Nederland heeft opgebouwd voorafgaand aan haar vertrek naar (Griekenland en) Irak.
4.4.Het betoog van eiseres 2 dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn in artikel 3.4, derde lid, van het Vb 2000 neergelegde discretionaire bevoegdheid een verblijfsvergunning te verlenen, temeer nu hij herhaaldelijk heeft aangegeven op ruimhartige wijze uitvoering te geven aan het Kinderpardon, faalt eveneens. Zoals volgt uit voormelde brief van verweerder van 21 december 2012 is de Overgangsregeling erop gericht aan de hiervoor in 4.2. genoemde specifieke groep kinderen snel duidelijkheid te geven, waartoe in de Overgangsregeling strikte voorwaarden zijn gesteld om voor verlening van een verblijfsvergunning op de voet van deze regeling in aanmerking te komen. De aanvraag om deze verblijfsvergunning kan slechts binnen een beperkte periode met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier worden ingediend. Hieruit volgt dat de Overgangsregeling naar strekking en reikwijdte een restrictief op te vatten aanvulling vormt op het vreemdelingenbeleid en er niet toe strekt vreemdelingen die niet aan de voorwaarden voldoen, niettemin wegens schrijnende individuele omstandigheden alsnog een verblijfsvergunning te verlenen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres 2, indien zij wegens dergelijke omstandigheden in aanmerking wenst te komen voor een verblijfsvergunning, daartoe een aparte aanvraag moet indienen. Dit geldt ook voor de medische omstandigheden die spelen ten aanzien van eiseres 2 en waarop in deze procedure een beroep is gedaan. De door eiseres 2 in de aanvullende gronden van beroep en ter zitting aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 11 juli 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:5301) wordt in zoverre dan ook niet onderschreven. Dat zaken van vreemdelingen die niet voldoen aan de voorwaarden van de Overgangsregeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met het oog op eventuele toepassing van de discretionaire bevoegdheid kunnen worden voorgelegd aan verweerder, laat het vorenstaande onverlet. De IND beschikt te allen tijde over de bevoegdheid zaken aan verweerder voor te leggen. Niet is gebleken dat de IND in de praktijk alle zaken van vreemdelingen die niet aan de voorwaarden van de Overgangsregeling voldoen aan verweerder pleegt voor te leggen. Naar verweerder ter zitting heeft toegelicht, gebeurt dit alleen als daartoe, gezien de bijzondere situatie waarin de desbetreffende vreemdeling verkeert, aanleiding bestaat. Van een (in de onderhavige procedure afdwingbare) verplichting daartoe is geen sprake.
4.5.Verder faalt het betoog van eiseres 2 dat verweerder ten onrechte het beroep op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM terzijde heeft geschoven en daarbij haar belangen, gelet op haar jeugdige leeftijd en medische problematiek, onvoldoende in de overwegingen heeft betrokken. Verweerder heeft in het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit niet ten onrechte overwogen dat geen aanleiding bestaat eisers op grond van artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb 2000 vrij te stellen van het mvv-vereiste. Verweerder heeft in het bestreden besluit in dit verband gewezen op onder meer het arrest van het EHRM van 4 december 2012 (Butt tegen Noorwegen, nr. 47017/09, www.echr.coe.int), waaruit kan worden afgeleid dat - in verband met het risico dat ouders de positie van hun kinderen misbruiken om een verblijfsrecht te verkrijgen - zwaarwegende redenen van migratiebeleid in beginsel aanleiding mogen zijn het gedrag van de ouders van een vreemdeling aan de desbetreffende vreemdeling toe te rekenen en dat, indien die vreemdeling dan wel diens ouders, zoals in het onderhavige geval, konden - althans hadden moeten - weten dat het verblijfsrecht van die vreemdeling onzeker was, slechts onder uitzonderlijke omstandigheden reden bestaat voor de conclusie dat op grond van artikel 8 van het EVRM een verplichting bestaat tot het laten voortzetten van het privéleven in het land waar de vreemdeling met zijn ouders wil verblijven. Anders dan eiseres 2 ziet de rechtbank bezien in het licht van het voorgaande geen grond voor het oordeel dat verweerder zich bij de beoordeling of sprake is van uitzonderlijke omstandigheden in strijd met artikel 3 van het IVRK onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van eiseres 2.
Eigenlijk is dit heel erg oneerlijk in mijn gevoel dat mensen die wel zijn teruggegaan van het Kinderpardon zijn uitgesloten. Je doet wat de regering van je wilt en gaat na afwijzing van je asielrelaas na 3 jaar verblijf in Nederland terug maar vlucht daarna opnieuw. Wellicht de laatste keer omdat we dat Kinderpardon hadden?

Om te zorgen dat de IND daadwerkelijk iemand's zaak aan de staatssecretaris voorlegt is dus media-aandacht handig!

De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:8544

In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...