17 juni 2014

" Journalistieke parel " over uitspraak inzake asielzoekers en valse papieren (strafrecht)

Soms kom je echt een pareltje van joernalistiek kunnen tegen dat je achterlaat met alleen maar vragen. Een
Zoals deze:

Vluchtelingen die met valse papieren ons land binnenkomen, worden in Noord-Nederland niet langer vervolgd. 

Dat is het resultaat van een uitspraak van de Hoge Raad. Die verklaarde het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk in een zaak tegen een asielzoeker met een tijdelijke status, schrijft het AD.
Tot voor kort konden asielzoekers met een tijdelijke status maximaal zes jaar celstraf krijgen voor het hebben van valse documenten. Een strafrechter moest hierover beslissen. Dit is volgens de Hoge Raad echter in strijd met artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. "Een vreemdeling behoort niet strafrechtelijk te worden vervolgd wegens het bezit van vervalste documenten", aldus de Hoge Raad op 3 juni. Ook niet als ze niet over de juiste papieren beschikken die kunnen aantonen dat ze in het land van herkomst niet veilig kunnen leven. Vaak kunnen deze mensen alleen met valse papieren ergens een veilig heenkomen vinden.
In Noord-Nederland heeft het arrest directe gevolgen: een geplande themazitting met meerdere asielzoekers deze week is van de baan.
De regeling gaat op korte termijn mogelijk voor heel Nederland gelden. Het parket onderzoekt de mogelijkheden. 

Bron: Powned http://www.powned.tv/nieuws/binnenland/2014/06/asielzoekers_niet_vervolgd.html
Nou dacht ik altijd dat we hier een landelijk geldende wet hadden en zo... maar waar heeft PowNed het nu over?


ECLI:NL:HR:2014:1304

Instantie Hoge Raad
Datum uitspraak 03-06-2014
Datum publicatie 03-06-2014
Zaaknummer 13/01304
Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:477, Gevolgd
Rechtsgebieden Strafrecht
Bijzondere kenmerken Cassatie


Art. 31 Vluchtelingenverdrag. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2012:BW9266. Waar het Hof niet heeft onderzocht of op de door verdachte ingediende asielaanvraag onherroepelijk afwijzend is beslist, kan de stelling van verdachte een vluchteling te zijn nog niet evident ongegrond worden bevonden en heeft het Hof het verweer strekkende tot n-o verklaring van het OM in de vervolging verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. In cassatie is een onherroepelijk geworden beschikking van de IND overgelegd inhoudende dat aan verdachte een verblijfsvergunning is verleend. In aanmerking genomen dat aan de herkomst en de betrouwbaarheid van dit stuk in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld, en in aanmerking genomen voorts dat zo een vreemdeling niet strafrechtelijk behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar i.h.k.v. zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van valse of vervalste documenten, zal de HR de OvJ alsnog n-o verklaren in de op art. 231 Sr gebaseerde strafvervolging van verdachte.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

2.2.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 22 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Canada (voorzien van het nummer [...]) (op naam gesteld van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1978), welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een security officer bij Securitas Aviation, althans een persoon belast met enig toezicht op de luchthaven Schiphol."
2.3.
Het Hof heeft omtrent het namens de verdachte gedane beroep op art. 31 Vluchtelingenverdrag het volgende overwogen en beslist:
"De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep, evenals de raadsvrouw in eerste aanleg, het verweer gevoerd dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, nu hem bescherming toe komt in de zin van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag.
Het hof is, met de politierechter, van oordeel dat het beroep van de verdachte op voornoemd artikel niet slaagt. De verdachte heeft voorafgaand aan zijn komst naar Nederland in Duitsland verbleven. Weliswaar kan de bescherming van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag onder omstandigheden ook toekomen aan vluchtelingen die niet rechtstreeks afkomstig zijn uit een onveilig land, maar deze omstandigheden doen zich in dit geval niet voor. In het bijzonder ziet het door de raadsvrouw aangehechte arrest van het Hof Den Bosch (LJN: BN0685) op een andere situatie dan die van de verdachte.
De situatie in het arrest van het Hof Den Bosch betrof een vluchteling die nooit de intentie had gehad zich in Duitsland te vestigen en die daar tien dagen had verbleven nadat hij door zijn reisagent kennelijk aan zijn lot was overgelaten. De verdachte daarentegen, heeft bij zijn verhoor voor inverzekeringstelling verklaard dat hij anderhalf à twee maanden in Duitsland verbleef. Tegenover de Koninklijke Marechaussee heeft de verdachte verklaard dat hij denkt ongeveer een maand in Duitsland te hebben verbleven bij een vriend en dat hij eigenlijk in Duitsland wel asiel wilde aanvragen, maar dat toen de optie kwam om naar Canada te gaan. Ter terechtzitting in hoger beroep verklaart verdachte twee weken à een maand in Duitsland te hebben verbleven.
Gezien de omstandigheid dat de verdachte in Duitsland de gelegenheid heeft gehad om asiel aan te vragen, en dit blijkens zijn verklaring ook daadwerkelijk heeft overwogen, kan zijn keuze om hiervan af te zien en met het paspoort dat niet op zijn naam was gesteld door te reizen hem strafrechtelijk worden tegengeworpen. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd omtrent zijn reisplan en de bestemming en hij heeft niets verifieerbaars ter onderbouwing van zijn verklaring naar voren gebracht. De verdachte komt derhalve geen beroep toe op artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. De advocaat-generaal is derhalve ontvankelijk in de vervolging van de verdachte."
2.4.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9266, NJ 2013/331 heeft beslist, uit de strekking van art. 31 Vluchtelingenverdrag voortvloeit dat het openbaar ministerie in de op art. 231 Sr gebaseerde vervolging van een verdachte die vreemdeling is en zich tegen de beschuldiging verweert met een beroep op de bescherming die deze verdragsbepaling beoogt te bieden, slechts dan ontvankelijk is indien onverwijld en zonder nader onderzoek door de strafrechter kan worden vastgesteld dat de stelling van de vreemdeling dat hij een vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag ongegrond is. In dat arrest is overwogen dat de beslissing op een asielaanvraag, en dus ook het oordeel omtrent de aannemelijkheid van het aan de asielaanvraag ten grondslag liggende vluchtrelaas, is voorbehouden aan de Minister en - na ingesteld beroep - aan de bestuursrechter en dat, mede met het oog op het voorkomen van tegenstrijdige uitspraken van de strafrechter en de bestuursrechter, de strafrechter zich in beginsel van een zelfstandig oordeel over het beroep van de vreemdeling op zijn vluchtelingenstatus moet onthouden.
2.5.Blijkens zijn hiervoor in 2.3 weergegeven overwegingen en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte een asielaanvraag heeft gedaan. Waar het Hof niet heeft onderzocht of op de door de verdachte ingediende asielaanvraag onherroepelijk afwijzend is beslist, kan de stelling van de verdachte een vluchteling te zijn nog niet evident ongegrond worden bevonden en heeft het Hof het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging verworpen op gronden die deze verwerping niet kunnen dragen. Het middel is terecht voorgesteld.
2.6.Aan voormelde schriftelijke toelichting is een onherroepelijk geworden beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 31 juli 2013 gehecht. Deze beschikking houdt in dat aan de verdachte een "verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet" is verleend. In aanmerking genomen dat aan de herkomst en betrouwbaarheid van dit stuk in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld, en in aanmerking genomen voorts dat zo een vreemdeling niet strafrechtelijk behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar in het kader van zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van valse of vervalste documenten, zal de Hoge Raad om redenen van doelmatigheid de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de op art. 231 Sr gebaseerde strafvervolging van de verdachte.

3 Slotsom


Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing


De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Haarlem is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging.

Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014.

Hier staat de hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:1304

Walgelijk gebrabbel trouwens onder het PowNed artikel maar helaas zijn reacties gesloten. Je krijgt niet ZOMAAR een A status. Dat worden geacht de "echte" vluchtelingen te zijn. Goed dat dat wordt erkend door de Hoge Raad.

 

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...