Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 21-02-2014
Datum publicatie 21-02-2014
Zaaknummer AWB 14/2299
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie Vraag naar de toepasselijkheid van de Verordening 604/2013 (Dublinverordening III). Uitleg overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 49 van de Vo 604/2013.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Vo 604/2013 het toetsingskader bevat voor de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoekster. Daartoe wordt als volgt overwogen.
8.Het overgangsrecht van de Vo 604/2013, dat is neergelegd in artikel 49 van de Vo 604/2013, luidt als volgt:
“ Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing op verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend vanaf de eerste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding ervan, en is vanaf die dag van toepassing op elk verzoek tot overname of terugname van verzoekers, ongeacht de datum waarop het verzoek is ingediend. Welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat vóór die datum is ingediend, wordt bepaald volgens de in Verordening (EG) nr. 343/2003 vastgestelde criteria. “
De Engelse tekst van artikel 49 van de Vo 604/2013 luidt als volgt:
“ This Regulation shall enter into force on the twentieth day following that of its publication in the Official Journal of the European Union. It shall apply to applications for international protection lodged as from the first day of the sixth month following its entry into force and, from that date, it will apply to any request to take charge of or take back applicants, irrespective of the date on which the application was made. The Member State responsible for the examination of an application for international protection submitted before that date shall be determined in accordance with the criteria set out in Regulation (EC) No 343/2003.”
“ This Regulation shall enter into force on the twentieth day following that of its publication in the Official Journal of the European Union. It shall apply to applications for international protection lodged as from the first day of the sixth month following its entry into force and, from that date, it will apply to any request to take charge of or take back applicants, irrespective of the date on which the application was made. The Member State responsible for the examination of an application for international protection submitted before that date shall be determined in accordance with the criteria set out in Regulation (EC) No 343/2003.”
De Franse tekst van artikel 49 van de Vo 604/2013 luidt als volgt:
“ Le présent règlement entre en vigueur le vingtième jour suivant celui de sa publication au Journal officiel de l’Union européenne. Il est applicable aux demandes de protection internationale introduites à partir du premier jour du sixième mois suivant son entrée en vigueur et s’appliquera, à compter de cette date, à toute requête aux fins de prise en charge ou de reprise en charge de demandeurs, quelle que soit la date à laquelle la demande a été faite. La détermination de l’État membre responsable de l’examen d’une demande de protection internationale introduite avant cette date se fait conformément aux critères énoncés dans le règlement (CE) n o 343/2003.”
“ Le présent règlement entre en vigueur le vingtième jour suivant celui de sa publication au Journal officiel de l’Union européenne. Il est applicable aux demandes de protection internationale introduites à partir du premier jour du sixième mois suivant son entrée en vigueur et s’appliquera, à compter de cette date, à toute requête aux fins de prise en charge ou de reprise en charge de demandeurs, quelle que soit la date à laquelle la demande a été faite. La détermination de l’État membre responsable de l’examen d’une demande de protection internationale introduite avant cette date se fait conformément aux critères énoncés dans le règlement (CE) n o 343/2003.”
9.De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Vo 604/2013 van toepassing is:
- -op verzoeken om internationale bescherming die zijn ingediend vanaf 1 januari 2014 en
- -op alle over – en terugnameverzoeken die zijn ingediend vanaf 1 januari 2014, ongeacht de datum waarop het bijbehorende verzoek om internationale bescherming is ingediend.
10. Het terugnameverzoek dateert van 30 december 2013 zodat de vraag naar de toepasselijkheid van de verordening wordt uitgemaakt door het antwoord op de vraag op welke datum verzoekster haar verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
11.Een verzoek om internationale bescherming is, in artikel 2, aanhef en onder b, van de Vo 604/2013, gedefinieerd als een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder h), van Richtlijn 2011/95/EU.
Ten aanzien van het begin van de procedure bepaalt artikel 20, tweede lid, van de Vo 604/2013 dat een verzoek wordt geacht te zijn ingediend vanaf het tijdstip waarop de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een door de asielzoeker ingediend formulier of een door de autoriteiten opgesteld proces-verbaal hebben ontvangen.
In diverse uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) ten aanzien van de Vo 343/2003 overwogen dat een asielverzoek, voor wat betreft de aanvang van de procedure voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat, wordt geacht te zijn ingediend indien de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van het formulier bedoeld in artikel 3.38 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (oud) (onder meer een uitspraak van 18 december 2012, zaaknummer 201207295/1/V4, www.raadvanstate.nl).
12.De bepalingen van de Vo 604/2013 die handelen over het begin van de procedure tot vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat, zijn niet gewijzigd ten opzichte van de Vo 343/2003. Daar komt bij dat ook de algemene asielprocedure niet is gewijzigd voor wat betreft de formele indiening van de asielaanvraag. Dit volgt uit artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000 waarin bepaald is dat de asielaanvraag door de vreemdeling wordt ingediend, onverwijld nadat hij te kennen heeft gegeven die aanvraag in te willen dienen. Aangezien de systematiek van de nationale asielprocedure niet is gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van Vo 604/2013, is de voorzieningenrechter, onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de Afdeling, van oordeel dat het verzoek om internationale bescherming ook onder Vo 604/2013 moet worden geacht te zijn ingediend op het moment van de formele asielaanvraag.
13.Verzoekster heeft de asielaanvraag op 22 januari 2014 ingediend zodat, op grond van het daarin opgenomen overgangsrecht, de Vo 604/2013, op het terugnameverzoek van toepassing is. Het bestreden besluit ontbeert aldus een juiste wettelijke grondslag nu dit is gegrond op artikel 30, eerste lid onder a, van de Vw 2000 in samenhang met de Vo 343/2003.
14.Nu verzoekster heeft aangevoerd dat zij in Italië subsidiaire bescherming heeft verkregen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Immers kunnen subsidiair beschermden niet langer worden overgedragen op grond van de Vo 604/2013, en bevat de Vw 2000 sinds 1 januari 2014, in artikel 30, eerste lid, onder d, een afwijzingsgrond voor asielaanvragen van deze categorie vreemdelingen. De vertegenwoordiger van verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat er geen onderzoek is verricht naar de vraag of verzoekster subsidiaire bescherming heeft verkregen van de Italiaanse autoriteiten. Op het terugnameverzoek is hierover niets vermeld. Verweerder zal aan de stellingen van verzoekster bij de voorbereiding en de motivering van het besluit aandacht moeten besteden. De overige door verzoekster aangevoerde gronden behoeven geen bespreking.
15.Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, dient het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
16.De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekster in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 487,00 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het met elkaar samenhangende beroepschrift en verzoekschrift). Van andere kosten in dit verband is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Lees de volledige uitspraak hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:2147
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten