10 februari 2011

Duurzaamheid relatie in het kader van de Europa-route (uitspraak)

LJN: BP3126, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/11716 VISUM

Datum uitspraak: 26-01-2011
Datum publicatie: 04-02-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 26 januari 2011, AWB 10/11716 – geen deugdelijk bewezen duurzame relatie; toetsingskader en uitleg artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000; bewijsmiddelen; 8 EVRM bij aanvraag visum voor kort verblijf met het oog op verkrijging van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 Doordat artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000 de positie van de ongehuwd en niet geregistreerd partner van een burger van de Unie, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, van richtlijn nr. 2004/38/EG volledig gelijkstelt aan de positie van de familieleden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van die richtlijn, gaat het Vb 2000 verder dan het bepaalde in de richtlijn. Daarom is het in artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000 opgenomen begrip ‘deugdelijk bewezen duurzame relatie’ niet van Europeesrechtelijke, maar van nationaalrechtelijke aard. Niettemin toetst de rechtbank zonder terughoudendheid of sprake is van een deugdelijk bewezen duurzame relatie als bedoeld in artikel 8.7, vierde lid, van het Vb 2000, nu de formulering, aard en context van deze bepaling geen aanleiding geven tot terughoudendheid. Dat een minimumtermijn van zes maanden wordt gehanteerd bij de vaststelling of een relatie duurzaam van aard is, acht de rechtbank niet onjuist. Niettemin kan op basis van andere feiten en omstandigheden dan samenwoning ook eerder dan zes maanden de duurzaamheid van de relatie worden aangenomen. Het bewijs van een dergelijke duurzame relatie kan worden geleverd met elk passend middel, niet uitsluitend aan de hand van een GBA-uitttreksel. Het betoog dat de afwijzing van het aangevraagde visum voor kort verblijf in strijd is met artikel 8 van het EVRM, slaagt niet. Omdat eiser permanent bij zijn Griekse partner in Nederland wil wonen, heeft eiser een visum voor kort verblijf aangevraagd met het oog op verstrekking van een document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000. Het uitgangspunt ten aanzien van een ‘zuivere’ aanvraag tot afgifte van een document in de zin van artikel 9 van de Vw 2000 is dat er, gelet op het declaratoire karakter van artikel, geen ruimte is voor een toets aan het bepaalde in artikel 8 van het EVRM. Een dergelijke aanvraag strekt immers niet tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning, maar slechts tot het verkrijgen van een document waaruit het rechtmatig verblijf van de aanvrager op grond van EU recht blijkt. Omdat eiser in het onderhavige geval niet een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 heeft aangevraagd, maar een visum voor kort verblijf met het uiteindelijke oogmerk een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 te verkrijgen, dient getoetst te worden aan artikel 8 van het EVRM. In dit geval is geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM. Verweerder mocht in het kader van de onder dat artikel te verrichten belangenafweging doorslaggevend belang hechten aan het vestigingsgevaar.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...