Posts tonen met het label Afdeling. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Afdeling. Alle posts tonen

21 april 2018

De (financiële) gevolgen van een ingetrokken verblijfsvergunning

Interessant artikel door Jacob Nouta van Helgers advocaten op hun eigen site: https://helgersadvocaten.nl/financiele-gevolgen-ingetrokken-verblijfsvergunning/ 


Een ingetrokken verblijfsvergunning gaat vaak samen met veel onrust, stress en bovenal juridische vragen bij de betrokken persoon.
De aanleiding voor een intrekking van een verblijfsvergunning kan gelegen zijn in diverse oorzaken. Zo kan een afhankelijk verblijfsrecht van een partner (gehuwd of niet) ingetrokken worden nadat de relatie wordt beëindigd. Ook kan het verzwijgen van informatie of liegen over gebeurtenissen door de vreemdeling achteraf aanleiding zijn voor een intrekking van het verblijfsrecht.
Aan een voornemen tot intrekking van het verblijfsrecht zal de Immigratie- en Naturalisatiedienst (‘IND’) een onderzoek naar alle relevante feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen. Nadat het voornemen van de IND aan de vreemdeling kenbaar wordt gemaakt, bestaat de gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Veelal zal een hoorzitting bij de IND volgen en volgt uiteindelijk een definitief besluit. Indien dit besluit strekt tot intrekking van het verblijfsrecht dan kan vervolgens beroep (bij een asielvergunning) dan wel bezwaar (bij een reguliere vergunning) ingediend kunnen worden.

Een recente blik op de jurisprudentie
Onlangs – op 16 maart 2018 – heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een kwestie waarbij de IND eveneens was overgegaan tot intrekking van een verblijfsvergunning.[1] Het was echter niet de IND die als procespartij optrad, maar de Belastingdienst. Ook hier was een intrekking van het verblijfsrecht aan de orde, echter zonder enige verwijtbaarheid van de vreemdeling.
Naar aanleiding van een wijziging in het asielbeleid ten aanzien van Libië, had de IND een aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd afgewezen en de (bestaande) asielvergunning voor bepaalde tijd van de vreemdeling ingetrokken. Dit laatste met terugwerkende kracht tot aan het moment waarop deze vergunning destijds was verleend. Nadat hierover is geprocedeerd, heeft de IND uiteindelijk een nieuw besluit genomen waarbij een reguliere verblijfsvergunning aan de vreemdeling is toegekend. Echter, al met al was er een ‘verblijfsgat’ (een periode zonder rechtmatig verblijf in Nederland) ontstaan tussen de ingetrokken asielvergunning en het moment waarop de reguliere vergunning geldig was.
De Belastingdienst was van mening dat de toegekende toeslagen (denk bijvoorbeeld aan huur- dan wel zorgtoeslag) in de periode tussen het intrekkingsbesluit en de intrekkingsdatum alsmede gedurende het procederen tegen het intrekkingsbesluit ten onrechte zijn verleend. Er volgde een terugvorderings-/herzieningsbesluit van de Belastingdienst. Het hierop volgende beroep werd door de rechtbank gegrond verklaard.
De Belastingdienst stelde uiteindelijk hoger beroep in en de Afdeling kwam tot de volgende conclusie:
Een eerdere koers van de Afdeling was met name gericht op de gevolgen van een ingetrokken verblijfsvergunning bij een kort verblijfsgat tussen twee perioden van rechtmatig verblijf. In 2016 en 2017 heeft de Afdeling hierover geoordeeld dat het begrip “aansluitend” in de zin van artikel 9, eerste lid, Awir, niet zodanig strikt uitgelegd mag worden dat bij een korte periode zónder rechtmatig verblijf terugvordering van reeds toegekende toeslagen door de Belastingdienst zondermeer mag plaatsvinden.[2]
In de aangehaalde uitspraak van 16 maart 2018 voegt de Afdeling hieraan nog een verwijtbaarheidscriterium toe. Dit houdt kort gezegd in dat niet enkel laakbaar handelen van de vreemdeling ten tijde van de toekenning van een vergunning tot terugvordering van toeslagen kan leiden, maar dat ook verwijtbaar handelen nadat de toeslagen zijn toegekend hierbij een rol mag/kan spelen.
Het belang van deze recente uitspraak is met name gericht op de noodzaak om te allen tijde rechtsmiddelen aan te wenden tegen een voornemen tot intrekking van een verblijfsrecht dan wel een daaropvolgend definitief besluit tot intrekking. Concreet betekent dit dus dat de vreemdeling gebruik zal moeten maken van het indienen van een zienswijze, bezwaarschrift en/of het instellen van beroep bij de vreemdelingenkamer van de rechtbank.
Zodra een vreemdeling geen gebruik maakt van één van de openstaande rechtsmiddelen bestaat een reële kans dat hem verweten wordt niet alles te hebben gedaan om een verblijfsgat te voorkomen. Ook indien een zienswijze, bezwaar dan wel beroep op voorhand ogenschijnlijk kansloos is, bestaat een aanzienlijk belang bij het instellen van rechtsmiddelen, zodat dit u achteraf niet door de Belastingdienst kan worden verweten bij een herzieningsbesluit van reeds toegekende toeslagen.
Geschreven door:
mr. J. (Jakob) Nouta

[1] Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:909).
[2] Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 13 april 2016 en 29 maart 2017 (resp. ECLI:NL:RVS:2016:969 en ECLI:NL:RVS:2017:828).
ht

Bron: Interessant artikel door Jacob Nouta van Helgers advocaten op hun eigen site: https://helgersadvocaten.nl/financiele-gevolgen-ingetrokken-verblijfsvergunning/


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

10 november 2016

Uitspraak Afdeling over veiligheidssituatie in Libie en in het bijzonder Tripoli


Uitspraak

201604761/1/V2.
Datum uitspraak: 3 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK


1. De staatssecretaris klaagt in de enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat zich in Libië, in het bijzonder in Tripoli, niet een uitzonderlijke situatie voordoet waartegen artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, onderdeel 3, van de Vreemdelingenwet 2000 bescherming biedt.
1.1. De Afdeling heeft in haar uitspraken van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2123 en ECLI:NL:RVS:2016:2124, overwogen dat uit de in die zaken betrokken stukken niet kan worden afgeleid dat voormelde uitzonderlijke situatie zich voordoet in Libië, in het bijzonder in Tripoli en Benghazi. In laatstvermelde uitspraak heeft de Afdeling verder overwogen dat de omstandigheid dat de ons omringende landen de algemene veiligheidssituatie in Libië verschillend beoordelen, niet leidt tot een ander oordeel.
1.2. De door de vreemdeling ingeroepen stukken geven, voor zover die niet reeds in voormelde uitspraken zijn beoordeeld, geen wezenlijk ander beeld van de veiligheidssituatie in Tripoli. De rechtbank heeft daarom ten onrechte het besluit ondeugdelijk gemotiveerd geacht. De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Ten aanzien van het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 22 juli 2015 overweegt de Afdeling dat voor zover met het vorenoverwogene niet op de bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden is beslist, aan deze gronden niet wordt toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop deze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen dus buiten het geding.

De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:3000

Als Libiër moet je dus niet naar Nederland vluchten. Het lijkt er op dat andere landen coulanter zijn. 


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Afdeling bestuursrechtspraak vraagt conclusie over bestuurlijke boetes

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-generaal Keus in een zaak over een boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen. Zowel in deze zaak als in een groot aantal andere boetezaken speelt de vraag over hoe moet worden omgegaan met het verzamelen van bewijs.

Achtergrond
Het gaat in deze zaak om een boete die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opgelegd aan een bedrijf uit Roemenië. Het bedrijf heeft Roemeense vreemdelingen ingezet bij de bouw van twee schepen, zonder dat voor hen werkvergunningen waren verleend. In hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak komt onder meer aan de orde hoe met het verzamelde bewijs moet worden omgegaan. Volgens het bedrijf heeft de Inspectie SZW onzorgvuldig onderzoek gedaan, zodat bepaalde bewijsmiddelen buiten beschouwing zouden moeten blijven. Als gevolg daarvan zou er volgens het bedrijf onvoldoende bewijs voor de overtredingen overblijven.

Verzoek aan staatsraad advocaat-generaal

De voorzitter heeft staatsraad advocaat-generaal Keus gevraagd te onderzoeken welke waarborgen in acht moeten worden genomen bij het vergaren van bewijs in boetezaken. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht gevraagd voor de waarborgen die zouden moeten gelden bij het afleggen van verklaringen bij de toezichthouder, en hoe moet worden omgegaan met verklaringen die pas later in de procedure worden overgelegd door degene die is beboet. Daarnaast is de staatsraad advocaat-generaal gevraagd onderzoek te doen naar de "toelaatbaarheid van en grenzen aan bewijsvergaring" in een later stadium van de procedure door het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd.

Verdere verloop van de procedure

De Afdeling bestuursrechtspraak zal de zaak met nummer 201603427/1 op 16 februari 2017 op een rechtszitting behandelen. Daarna zal de conclusie worden toegezonden aan de partijen die bij deze procedure zijn betrokken. Zij krijgen de mogelijkheid om hierop te reageren. Hierna zal een zogenoemde grote kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doen in deze zaak. Deze grote kamer bestaat uit vijf staatsraden.

Nemen van een conclusie

De conclusie van de staatsraad advocaat-generaal geeft voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak, maar bindt haar niet. Met het nemen van een conclusie door de staatsraad advocaat-generaal wordt meer dan met de rechterlijke uitspraak zelf gelegenheid geboden om een rechtsvraag te plaatsen in een breder verband. De conclusie kan een bijdrage leveren aan de kwaliteit en de inzichtelijkheid van de rechtsontwikkeling door de rechter. Deze mogelijkheid wordt de hoogste bestuursrechters sinds 1 januari 2013 geboden.

Hier gevonden via Heleen de Jonge van Ellemeet: https://www.raadvanstate.nl/pers/persberichten/tekst-persbericht.html?id=997&summary_only=&category_id=8

Sint keuze 2016


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

23 juni 2016

Verblijfsblog: Meer rechterlijke controle op besluiten herhaalde asielaanvraag

 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 22 juni 2016 bepaald dat rechters de afwijzing van tweede of volgende asielaanvragen uitgebreider moeten toetsen. Het zogenoemde ‘ne bis in idem’ beoordelingskader wordt losgelaten. Wat betekent dit precies en waarom heeft de Afdeling hiertoe besloten?


Waarom wordt dit beoordelingskader losgelaten?
De Afdeling oordeelt dat een verandering van het beoordelingskader nodig is vanwege de implementatie van de herziene Procedurerichtlijn. De wetgever heeft ervoor gekozen om de beslissystematiek van deze richtlijn in de Vreemdelingenwet 2000 over te nemen. Dit betekent dat de IND opvolgende asielaanvragen op verschillende manieren kan afdoen. De IND kan er voor kiezen de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren (en dus niet inhoudelijk te beoordelen), maar ook om deze als ongegrond (artikel 31 Vreemdelingenwet) of kennelijk ongegrond (artikel 30b Vreemdelingenwet) af te wijzen. Deze verschillende wijzen van afdoening worden afdoeningsmodaliteiten genoemd. De keuze van de afdoeningsmodaliteit ongegrond of kennelijk ongegrond heeft bijvoorbeeld gevolgen voor de schorsende werking van het beroep tegen de afwijzende beslissing en de lengte van beroeps- en vertrektermijnen (zie ook ons blog Herziene Procedurerichtlijn: verblijf tijdens asielprocedure).
De rechter moet volgens de Afdeling kunnen toetsen of de IND niet ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de specifieke afdoeningsmodaliteit. Daarnaast ziet de Afdeling in recente uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aanleiding om het ne bis in idem-beoordelingskader te verlaten. In deze uitspraken oordeelde het EHRM dat sprake was van een schending van artikel 3 EVRM omdat de autoriteiten opvolgende asielaanvragen van de klagers onvoldoende inhoudelijk hadden beoordeeld. In beide zaken zagen de autoriteiten en rechters af van een inhoudelijke beoordeling van het risico bij terugkeer omdat de asielzoeker de nieuwe feiten of documenten eerder naar voren hadden moeten brengen.
Het is opvallend dat de Afdeling niet verwijst naar artikel 83a Vreemdelingenwet waarmee artikel 46 lid 3 van de herziene Procedurerichtlijn is geïmplementeerd. Deze bepaling vereist, ook in het beroep tegen opvolgende asielaanvragen een ‘een volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feitelijke als juridische gronden’. Volgens de Afdeling betekent dit dat ‘dat geen enkel aspect of bestanddeel van een besluit aan rechterlijke toetsing mag zijn onttrokken’. De beperkte rechterlijke toets van inhoudelijke beslissingen van de IND over een opvolgende aanvraag was ook hiermee mogelijk in strijd.
Hoe moet de rechter nu toetsen?
De rechter moet nu in ieder beroep tegen de beslissing over een opvolgende asielaanvraag de beroepsgronden beoordelen. De rechter beperkt zich dus niet meer ambtshalve tot de vraag of sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. Als de IND een opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen, dan zal de rechter toetsen of de IND terecht tot die conclusie is gekomen (als de asielzoeker daar in beroep over klaagt).
Daarnaast mag de rechter toetsen of de IND niet ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de opvolgende asielaanvraag vanwege het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen niet-ontvankelijk te verklaren. De woorden ‘niet ten onrechte’ betekenen dat de IND beslisruimte heeft en dat de rechter in zijn toetsing enige afstand moet houden. De IND moet bij de beslissing om een opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond te verklaren een afweging maken tussen het belang van de vreemdeling (tot inhoudelijke beoordeling van zijn opvolgende aanvraag) en het belang van rechtszekerheid (dat besluiten op een zeker moment definitief worden). Ook die afweging mag de rechter dus, zij het enigszins terughoudend, toetsen.
Dit betekent dat de rechter voortaan altijd de asielbeslissing kan toetsen op basis van de door de asielzoeker aangevoerde beroepsgronden. De rechter wordt niet langer beperkt door het ne bis in idem-beginsel.


 Lees hier het hele artikel: https://verblijfblog.nl/2016/06/22/meer-rechterlijke-controle-op-besluiten-herhaalde-asielaanvraag/

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

06 november 2015

TENENKROMMEND: Hoe de IND en de Raad van State een kankerpatiente aan haar lot overlaten

Nou ben ik niet geheel onbevooroordeeld. Ook ik heb ooit te horen gekregen dat ik kanker had en dat mijn kansen op overleven minimaal waren. Wat je dan beleeft is niet dat je denkt "Oh dat doodgaan is pas na een paar maanden en niet direct". Nee je staat iedere dag op met als eerste gedachte "ik heb kanker en ga er misschien wel aan dood".

Deze mevrouw hier heeft leukemie. Diezelfde ziekte als Renata dat meisje dat werd uitgezet naar Polen en waarover staatssecretaris Teeven in het stof is gekropen. Alleen deze mevrouw heeft de variant waar mee te leven is zolang ze maar in behandeling blijft. En dat is wel een verschil vergeleken met dat meisje. BMA waarschuwt echter dat als mevrouw geen behandeling krijgt na 3 maanden de situatie onomkeerbaar een aflopende zaak wordt. En dat vindt de IND die in hoger beroep ging nou niet zo schrijnend als de AIDS-patient in de St Kittszaak blijkbaar en de Raad van State verwijst naar Bensaid waarin wordt gesteld dat iemand wel ongeveer direct moet omvallen na terugkeer. Dus de keuze blijven leven of na een aantal maanden sterven doet niet ter zake. Het duurt immers nog even. Maar drie maanden is geen dertig jaar. Hoe zou u het vinden als u te horen kreeg dat per 1 februari u een naar ziekbed tegemoet kunt gaan zien en u de zomer niet meer gaat halen?

Nou schreef een mij bevriend jurist waar ik deze zaak mee besprak:
"De Afd is niet helemaal een technocratische ijsklomp: ten overvloede wijst zij op de mogelijkheid om uitstel van vertrek te vragen op grond van art. 64 Vw. Dat zal, van wat ik zie, ook aan haar worden verleend als haar situatie dezelfde blijft, zodat daarmee art. 3 EVRM linksom of rechtsom ook van tafel is. Uitstel van vertrek geeft alleen geen verblijfsrecht onder 8, onder a, Vw, dus in de opbouw van rechten heeft zij daar niets aan, en krijgt ook geen aanspraken op voorzieningen behalve via het ROA en een ziektekostendekking. Vooral dat laatste loopt behoorlijk in de papieren dus echt heel verkeerd vind ik die oplossing niet…"
En ach Somaliers kunnen niet worden uitgezet en deze mevrouw zal echt niet vrijwillig gaan. Maar daarom is het juist raar dat de IND deze zaak heeft laten aankomen op een rechtzaak. Ik heb vroeger toch de nodige zaken zien langskomen waar de IND bij zaken als sikkelcelanemie of HIV wel een verblijfsvergunning gaf. Wees menselijk en als je nou toch moet gaan betalen en opvangen geef dan die verblijfsvergunning. Want is een Bijstandsuitkering nou echt zoveel duurder dan een plek in de opvang? Gun iemand met kanker gewoon een kans op genezing en nog vele jaren leven in rust. IKzelf ben er nog iedere dag dankbaar voor.



HIER KUNT U DONEREN AAN HET KWF: https://www.kwf.nl/kanker/kanker-raakt-ons-allemaal/Pages/default.aspx?icmp=home_1op3_img6


ECLI:NL:RVS:2015:3412

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
30-10-2015
Datum publicatie
04-11-2015
Zaaknummer
201409640/1/V2
Rechtsgebieden
Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 27 mei 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

201409640/1/V2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 oktober 2014 in zaak nr. 14/14414 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2014 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij mondelinge uitspraak van 30 oktober 2014 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit in zoverre vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris in zoverre een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend en desgevraagd nadere inlichtingen verschaft.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat uitzetting van de vreemdeling in verband met haar medische toestand niet leidt tot een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). De rechtbank heeft volgens de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat hij de te verwachten medische situatie van de vreemdeling vanaf het moment dat zij is teruggekeerd in Somalië als uitgangspunt diende te nemen in plaats van haar medische situatie in Nederland.
1.1. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM; onder meer D. tegen het Verenigd Koninkrijk, arrest van 2 mei 1997, nr. 30240/96; Bensaid tegen het Verenigd Koninkrijk, arrest van 6 februari 2001, nr. 44599/98 en N. tegen het Verenigd Koninkrijk, arrest van 27 mei 2008, nr. 26565/05; alle: www.echr.coe.int) kan uitzetting in verband met de medische toestand van een vreemdeling, onder uitzonderlijke omstandigheden leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM.
Uit die rechtspraak, waarvan het EHRM in de paragrafen 32 tot en met 41 van het arrest N. tegen het Verenigd Koninkrijk een overzicht geeft, kan worden afgeleid dat deze uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen, indien een vreemdeling lijdt aan een ernstige ziekte die een dusdanig stadium heeft bereikt, of door uitzetting direct of nagenoeg direct zal bereiken, dat hij door de uitzetting, bij gebrek aan het bestaan van medische voorzieningen en sociale opvang in het land waarnaar wordt uitgezet, komt te verkeren in een onmenselijke situatie van ondraaglijk lijden, die meteen of vrijwel meteen tot de dood leidt (zie de paragrafen 42 tot en met 45 van voormeld arrest).
Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat dergelijke uitzonderlijke omstandigheden ook aan de orde zijn als een vreemdeling lijdt aan een ernstige ziekte die wel in een vergevorderd stadium verkeert, maar niet een direct levensbedreigend stadium heeft bereikt of dat laatste stadium na uitzetting evenmin direct of nagenoeg direct zal bereiken; in die gevallen staat artikel 3 van het EVRM niet aan uitzetting van een vreemdeling met medische problemen in de weg.
Dat zich vorenbedoelde uitzonderlijke omstandigheden niet voordoen, betekent overigens niet dat een vreemdeling ook feitelijk moet worden uitgezet. Of de medische toestand van een vreemdeling niettemin aan uitzetting in de weg staat, moet echter worden beoordeeld in het kader van de toepassing door de staatssecretaris van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000).
1.2. In het advies van 25 februari 2014 heeft het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA), voor zover thans van belang, geconcludeerd dat de vreemdeling sinds 2009 bekend is met chronische myeloïde leukemie waarvoor zij effectief wordt behandeld. Deze ziekte bevindt zich onder de gegeven behandeling niet in een terminaal en direct levensbedreigend stadium. Het staken van de behandeling kan ook al op de korte termijn tot de dood leiden. Indien de behandeling na terugkeer ontbreekt, uitblijft dan wel onvoldoende is, zal dat binnen afzienbare termijn (tot drie maanden) een onomkeerbaar proces naar de dood tot gevolg hebben, aldus het BMA-advies.
1.3. Uit de hiervoor in 1.1. weergegeven rechtspraak volgt dat de medische situatie van de vreemdeling in Somalië, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in het kader van een schending van artikel 3 van het EVRM alleen relevant is indien haar ziekte aldaar direct dan wel nagenoeg direct na haar uitzetting een direct levensbedreigend stadium zal bereiken.
Weliswaar blijkt uit de hiervoor onder 1.2. weergegeven conclusies uit het BMA-advies dat de ziekte bij het staken van behandeling binnen drie maanden een onomkeerbaar proces naar de dood tot gevolg zal hebben, maar niet dat de ziekte al een direct levensbedreigend stadium heeft bereikt, noch dat dit stadium na uitzetting, bij gebreke van verdere behandeling, direct of nagenoeg direct zal worden bereikt.
De vreemdeling heeft geen deskundigenadvies overgelegd waarin wordt geconcludeerd dat dit wel het geval is.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat uitzetting van de vreemdeling in verband met haar medische toestand niet leidt tot een schending van artikel 3 van het EVRM.
Het vorenstaande laat onverlet dat de vreemdeling, aan wie eerder krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek is verleend, een aanvraag kan indienen om wederom krachtens dat artikel te bepalen dat haar uitzetting vanwege haar gezondheidstoestand achterwege blijft.
De grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Over het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 27 mei 2014 overweegt de Afdeling dat, voor zover met het vorenoverwogene niet op de bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden is beslist, aan deze gronden niet wordt toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop deze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geschil.
3. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het vorenstaande, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 27 mei 2014 alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 30 oktober 2014 in zaak nr. 14/14414;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Fernandez
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2015
572-753.

 De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:3412





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

27 december 2014

Nova en buiten schuld Nederland niet kunnen verlaten. Zit de Raad van State hier wel goed? (uitspraak)


ECLI:NL:RVS:2014:4695

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 19-12-2014
Datum publicatie 24-12-2014
Zaaknummer 201404690/1/V3
 
Hier staat de hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:4695
Ik neem aan dat u allemaal het leerstuk over nieuwe feiten en omstandigheden kent: "als die er al waren of hadden bekend kunnen zijn tijdens een eerder besluit  dan wordt niet nogmaals de hele boel over gedaan en blijft de eerdere beslissing van krancht:. Een soort "ne bis in idem" in het vreemdelingenrecht.

Hier wil iemand nogmaals aantonen dat hij buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. De Raad van State overweegt als volgt:

"3. Aan de opvolgende aanvraag heeft de vreemdeling onder meer ten grondslag gelegd dat hij in het bezit is van een nationaliteitsverklaring en een geboortecertificaat en dat de Sierraleoonse autoriteiten desondanks geen reisdocument aan hem hebben verstrekt. Om die reden kan hij buiten zijn schuld niet uit Nederland vertrekken, aldus de vreemdeling.
3.1. Het geboortecertificaat is op 8 november 2012 door de vreemdeling ontvangen nadat het op zijn verzoek, met tussenkomst van een advocaat in Sierra Leone, is opgesteld. De vreemdeling heeft geen in rechte te honoreren verklaring gegeven waarom hij dit certificaat niet al had kunnen en derhalve behoren over te leggen in de eerdere procedure. Ook bij de nationaliteitsverklaring heeft de vreemdeling geen in rechte te honoreren verklaring gegeven waarom hij deze niet eerder heeft kunnen laten opstellen en overleggen. De omstandigheid dat de Sierraleoonse autoriteiten pas zijn overgegaan tot afgifte van deze verklaring nadat drie getuigen hebben verklaard dat de vreemdeling uit Sierra Leone komt, is niet een zodanige verklaring. Een nationaliteitsverklaring betreft immers een stuk op aanvraag en niet valt in te zien waarom de vreemdeling deze verklaring niet voorafgaande aan de eerdere aanvraag al had kunnen verkrijgen.
Het geboortecertificaat en de nationaliteitsverklaring - en de omstandigheid dat de Sierraleoonse autoriteiten ondanks deze documenten nog geen reisdocument aan de vreemdeling hebben verstrekt - vormen derhalve geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als hiervoor bedoeld onder 1.2. Ook uit de overige stukken die de vreemdeling aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd, blijkt niet dat er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de hier bedoelde zin, nu de vreemdeling ook bij deze stukken geen in rechte te honoreren verklaring heeft gegeven dat het voor hem niet mogelijk was deze in de eerdere procedure over te leggen."

Dit nova leerstuk wordt gezien als nationaal procedureel recht waarover heengestapt dient te worden als het een schending van een internationale verdragsregel zou opleveren. Zie de zaak Bahaddar en 3 EVRM.

Hier gaat het om een verblijfsvergunning die als naam heeft "buiten schuld Nederland niet kunnen verlaten". Behelst niet de naam an sich al dat de handeling van de vreemdeling niet doorslaggevend is maar het feit dat hij Nederland niet kan verlaten? Deze soort verblijfsvergunning is immers bedoelt voor gevallen waarbij iemand tussen wal en schip is komen te zitten.

En als we dan de Afdeling zouden volgen dat zou dus gelden dat iemand dan maar ten eeuwige dage als illegaal in Nederland moet verblijven omdat hij niet de eerste keer goed onderbouwd heeft dat hij niet terug kon terwijl wel is komen vast te staan uit later bekende feiten dat zijn eigen land hem niet terug wil.
Is dat niet in strijd met een mensenrecht? Artikel 3 EVRM kan het niet zijn aangezien dat op de gevolgen van terugkeer ziet. Zou eventueel kunnen worden betoogd dat dit in strijd is met artikel 8 EVRM priveleven? Of zou meneer kunnen betogen dat hij blijkbaar staatloos is en Nederland op grond van het Staatlozen verdrag stappen moet zetten?

In ieder geval lijkt me dit nou zo'n onderdeel van het vreemdelingenrecht waar je zou moeten besluiten om te constateren dat er nova ontbreken maar dat de aard van de zaak toepassing van dat leerstuk in de weg staat.

Wat vindt u?

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

24 juni 2013

Afdeling doet belangrijke uitspraak voor Japanse immigranten

De Afdeling heeft een voor Japanners zeer belangrijke uitspraak gedaan. De facto worden ze nu gelijk gesteld met Zwitsers onder het Zwitser Tractaat

“3.5 Omdat de verdragsluitende partijen het Nederlands-Zwitsers Tractaat niet overeenkomstig de artikelen 54 en 57 van het Verdrag van Wenen hebben beëindigd of opgeschort, geldt dit tractaat nog immer. Dit vindt overigens steun in de door de staatssecretaris aangehaalde verdragsgeschiedenis. Daarin is - samengevat - vermeld dat, aangezien artikel 1 van het Nederlands-Zwitsers Tractaat en het Aanvullend Protocol bij notawisseling van 13 en 24 juni 1996 tussen de Nederlandse en Zwitserse regering tot wijziging van het Tractaat naar aanleiding van de totstandkoming van de Overeenkomst ongewijzigd zijn gebleven, deze bepalingen nog steeds van kracht zijn. Voorts bieden de artikelen 59, eerste lid, van het Verdrag van Wenen en artikel 22 van de Overeenkomst de ruimte om, zoals de staatssecretaris heeft betoogd en hetgeen ook volgt uit het in paragraaf B11/6.2 van de Vc 2000 neergelegde beleid, het Nederlands-Zwitsers Tractaat een op de Overeenkomst aanvullende werking te doen hebben. Derhalve kan de vreemdeling hierop in het kader van de toepassing van de in artikel 1, aanhef en onder 1°, van het Nederlands-Japans Verdrag neergelegde meestbegunstigingsclausule een beroep doen. In dat verband wordt mede in aanmerking genomen dat, zoals de vreemdeling ter zitting bij de Afdeling heeft opgemerkt, de Nederlandse regering er bij de totstandkoming van het Nederlands-Zwitsers Tractaat reeds op is gewezen - en derhalve moet worden aangenomen dat onder ogen is gezien - dat wanneer artikel 1 eenmaal op Zwitserse onderdanen van toepassing zou zijn, dit aan alle onderdanen die bij een verdrag aanspraken bekomen om te worden behandeld op de voet van de meest begunstigde natie, aanleiding zal geven zulks ook voor zich te vorderen (Stb. 20 november 1875, nr. 10).”


Nog even voor de volledigheid: het Zwitsers Tractaat vindt je hier, en het eerste deel van artikel 1 luidt:

“De wederzijdsche onderdanen en burgers der beide Hooge contracterende Partijen zullen volkomen met de nationalen worden gelijkgesteld, voor al wat aangaat het verblijf en de vestiging, de uitoefening van den handel, de nijverheid en de beroepen, de betaling der belastingen, de uitoefening der godsdiensten, het regt om allerlei roerende en onroerende eigendommen te verkrijgen en daarover te beschikken bij koop, verkoop, schenking, ruil, laatste wilsbeschikking en erfopvolging bij versterf”

Klare taal, zou je zeggen: Zwitsers=Nederlanders=Japanners, maar in de praktijk kan daar nog verschillend over worden gedacht omdat de exacte doorwerking van het Tractaat natuurlijk wel in de loop der tijden kan zijn veranderd. Vooralsnog betekent dit een zeer stevige vooruitgang van de rechtspositie van Japanners in Nederland!
Opgestuurd door mr Julien Luscuere, advocaat te Rotterdam




-------------------------- Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

12 mei 2013

Cursus 14/5: Effectief procederen in Vreemdelingenzaken bij de Afdeling (Raad van State)

Soms krijgt u als vreemdelingenadvocaat een ‘niet-ontvankelijkheid’ of een afwijzing zonder motivering en begrijpt u niet goed wat u in de procedure fout heeft gedaan, hoe u effectiever had kunnen zijn of hoe u procedurefouten had kunnen voorkomen. Dat kan frustraties opleveren. Nu krijgt u de unieke kans om aan een inhoudelijk deskundige van de Afdeling die vragen te stellen die u hierover altijd al had willen stellen.

Leerdoelen
Een vreemdelingenprocedure voeren bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zonder daarbij procedurele kansen onbenut te laten.

Overige informatie
Doelgroep: Juridische professionals die een ruime ervaring hebben met het procederen in vreemdelingenzaken bij de Afdeling: advocaten en IND-procesvertegenwoordigers. Een gedegen praktijkkennis van het vreemdelingenprocesrecht is onontbeerlijk voor deze specialisatiecursus.
Type cursus: kennisoverdracht door beknopte inleidingen en veel interactie.

Meer info: http://www.osr.nl/cursussen/cursus/VRREHB_131/2013-05-14




-------------------------- Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...