In deze uitspraak gaat het om een visumaanvraag van een Turkse boer die zijn partner hier in Nederland wil bezoeken en die in Turkije nog ouders heeft. Bij de beoordeling van de sociale en economische binding met het land van herkomst zie je een tenenkrommende redenatie over structureel inkomen. Meneer zou niet hebben aangetoond dat bepaalde periodes koeien geen melk produceren en de slachtinkomsten zijn ook fragmentarisch. Dit terwijl eiser uitlegt dat dat met kalven te maken heeft en alleen stierkalveren worden geslacht. Dat weet toch iedereen zou je zo denken.
Behalve deze zaaksspecifieke kenmerken is de uitspraak ook lezenswaardig omdat er wordt ingegaan op vraag of verweerder de mate van een structureel en substantieel inkomen mag betrekken bij de beoordeling en daaraan een bepaalde mate van intensiteit toe te kennen van de economische binding van een vreemdeling met het land van herkomst.
Gek genoeg is deze uitspraak bijna een jaar later pas gepubliceerd.
ECLI:NL:RBDHA:2020:14798
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 25-08-2020
- Datum publicatie 07-06-2021
- Zaaknummer AWB 19/10013
-
Visum kort verblijf / verblijf bij partner in NL / sociale en economische binding onvoldoende aangetoond / vw heeft visum terecht geweigerd / beroep ongegrond
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/10013
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
(gemachtigde: mr. F. Jansen).
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een visum kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 25 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2020 door middel van een Skype beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is de referente, mevrouw [referente] verschenen. Als tolk is verschenen mevrouw M. Yildiz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Inleiding
1. De rechtbank gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden. Eiser is geboren op [1990] en heeft de Turkse nationaliteit. Hij woont in Turkije, is ongehuwd en heeft geen kinderen. Eiser heeft een visum kort verblijf aangevraagd om zijn partner (referente), die in Nederland woont, te bezoeken. In Turkije wonen eisers ouders en vrienden en heeft eiser een boerenbedrijf.
Besluitvorming
2. In het bestreden besluit heeft verweerder de visumaanvraag van eiser afgewezen, omdat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiser om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van de in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b), van de Visumcode neergelegde weigeringsgrond, omdat eiser geen dusdanige sociale en economische binding met Turkije heeft dat tijdige terugkeer daarnaar redelijkerwijs gewaarborgd is te achten. Verweerder heeft de andere in het primaire besluit genoemde weigeringsgrond niet gehandhaafd.
Het standpunt van eiser
3. Eiser is het hier niet mee eens en stelt zich op het standpunt dat zijn tijdige terugkeer is gewaarborgd. Hij heeft verschillende argumenten aangevoerd en nadere stukken overgelegd. De rechtbank zal hierna op die argumenten ingaan.
De Visumcode
4. In deze zaak staat de Visumcode1 centraal. Eén van de doelen van deze Visumcode is om illegale immigratie tegen te gaan. Onder meer moet voorkomen worden dat personen die een visum voor kort verblijf hebben gekregen in plaats daarvan voor langere tijd in Nederland blijven, en vervolgens een verblijfsvergunning aanvragen. Daar is deze procedure namelijk niet voor bedoeld. Om dit te voorkomen zijn in de Visumcode strenge regels opgesteld. Verweerder moet deze regels toepassen.
De Visumcode verplicht verweerder een visum te weigeren als er redelijke twijfel bestaat of de vreemdeling wel echt van plan is het grondgebied van de lidstaten te verlaten voordat zijn visum is verstreken. Het hoeft niet zeker te zijn dat iemand zich voor langere tijd in Nederland wil vestigen; bij redelijke twijfel hierover moet verweerder het visum al afwijzen.
Het is aan de aanvrager om die informatie te verstrekken die het mogelijk maakt het voornemen om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten te beoordelen.
Verweerder moet vervolgens beoordelen of er sprake is van zogenoemd vestigingsgevaar, waarbij hij onder andere bekijkt of er bij eiser is gebleken van sociale of economische binding. Bij die beoordeling laat verweerder zich mede leiden door de intensiteit van de sociale en de economische binding van de aanvrager met zijn land van herkomst. Al naar gelang de sociale en/of economische binding geringer of juist sterker is, zal ook de twijfel over het voornemen van de aanvrager tijdig terug te keren toe- of afnemen. Verweerder heeft hierbij een ruime beoordelingsmarge. De rechtbank moet tot slot beoordelen of verweerder de Visumcode goed heeft toegepast. De toets die de rechtbank hierbij hanteert is terughoudend.
De beoordeling door verweerder van de binding van eiser met Turkije
Eiser voert ten eerste aan dat de eis van een structureel en substantieel inkomen en dat de ouders afhankelijk moeten zijn van eiser een te stringente invulling is van het begrip economische en sociale binding door verweerder.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Bij het onderzoek of aan de toepassingsvoorwaarden van de Visumcode is voldaan komt zoals overwogen aan verweerder een ruime beoordelingsmarge toe. Door de mate van een structureel en substantieel inkomen te betrekken bij de beoordeling en daaraan een bepaalde mate van intensiteit toe te kennen van de economische binding van een vreemdeling met het land van herkomst, heeft verweerder dan ook geen blijk gegeven van een te stringente beoordeling. Dat uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b van de Visumcode en de bijbehorende bijlage II, onderdeel B blijkt dat er bewijsmiddelen van een dienstverband of financiële middelen kunnen worden verlangd, maar dat nergens uit blijkt dat deze inkomsten structureel en substantieel moeten zijn betekent gelet op de ruime beoordelingsmarge en de maatstaf “redelijke twijfel” naar het oordeel van de rechtbank niet dat door verweerder een onjuist beoordelingskader is gehanteerd. Verder heeft verweerder bij zijn beoordeling van de sociale binding de mate waarin eisers ouders van hem afhankelijk zijn mogen betrekken. Verweerder heeft de individuele omstandigheden onderzocht en de rechtbank vindt dat dit onderzoek voldoende is geweest en verweerder daarbij zijn beoordelingsmarge niet heeft overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
De sociale binding van eiser met Turkije
Eiser voert aan dat hij is geboren en getogen in Turkije, dat al zijn vrienden daar wonen en dat hij als enig kind van zijn ouders de dagelijkse zorg voor hen heeft. Hiermee heeft eiser zijn sociale binding met Turkije voldoende aannemelijk gemaakt, aldus eiser.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op wat eiser hierover heeft aangevoerd, verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een zodanige sociale binding van eiser met Turkije dat tijdige terugkeer naar dat land gewaarborgd is te achten. Hierbij heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat eiser jong en ongehuwd is en geen kinderen heeft, zodat er geen sociale band met Turkije bestaat wat betreft een eigen gezin waarvoor eiser de verantwoordelijkheid draagt. Verder heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat met wat eiser heeft ingebracht in de procedure niet is gebleken dat de ouders van eiser (dermate) afhankelijk zijn van hem, dat ze hem niet kunnen missen en dat daarmee tijdige terugkeer van eiser naar Turkije is gewaarborgd. Voorts volgt de rechtbank verweerder in zijn stelling dat het feit dat eiser is geboren en getogen in Turkije en daar vrienden en familie heeft niet maakt dat eiser daardoor een sterke sociale binding heeft met Turkije.
De economische binding van eiser met Turkije
Met betrekking tot de economische binding heeft eiser aangevoerd dat met de overgelegde stukken voldoende duidelijk is gemaakt dat eiser in Turkije een groeiend boerenbedrijf bezit en beheert waar hij inkomsten uit genereert. Hij kan zijn boerderij en koeien niet voor langere tijd achterlaten. Hij kan daarom ook maar drie weken bij zijn vriendin in Nederland doorbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de door eiser overgelegde stukken niet voldoende zijn om aan te nemen dat de economische binding van eiser met Turkije door zijn boerenbedrijf zodanig is dat hij tijdig zal terugkeren. Verweerder heeft daarbij van belang mogen vinden dat uit de stukken onvoldoende blijkt van de precieze bedrijfsactiviteiten en niet blijkt dat eiser regelmatige inkomsten genereert uit zijn bedrijf waarmee hij in Turkije in zijn levensonderhoud kan voorzien. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat de stukken niet wezenlijk verschillen van de stukken die bij de eerdere visumaanvraag zijn overgelegd. Op de zitting heeft eiser verklaard dat zijn bedrijf inmiddels al meer dan twee jaar bestaat en nog steeds groeit. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser het bestaan van zijn bedrijf heeft aangetoond, maar dat het bestaan van een bedrijf voor langere tijd niet betekent dat daaruit regelmatige en wezenlijke inkomsten worden verworven. Ook dit moet eiser aantonen.
In beroep heeft eiser de volgende stukken overgelegd:
- -
Bankafschriften van de YapiKredi bank waarop de inkomsten van eiser van de melkproductie worden gestort;
- -
Een overzicht van de maandelijkse inkomsten van eiser uit de melkproductie over 2019;
- -
Een afschrift van de door de Turkse overheid gestorte subsidie ten behoeve van de melkproductie en een afschrift rekening courant;
- -
Een bankafschrift van de opbrengst van een geslachte koe;
- -
Een overzicht van enkele in- en uitkomsten van eisers bedrijf over de periode oktober en november 2019;
- -
Enkele foto’s van eisers bedrijf.
Eiser licht op de zitting toe dat hij deze stukken pas in beroep heeft overgelegd, omdat hij eerst niet wist dat deze stukken van belang waren. Op advies van zijn gemachtigde en referente heeft hij deze stukken later alsnog ingediend. Eiser legt uit dat hij het bedrijf van zijn opa heeft overgenomen. De steun van de overheid wordt steeds groter, omdat het bedrijf zich steeds verder uitbreidt. Verder verklaart eiser dat de inkomsten steeds omhoog gaan, vanwege de groei van het bedrijf. Eiser werft inkomsten uit de melk- en vleesproductie. De inkomsten van de melkproductie zijn onregelmatig omdat een zwangere koe de laatste twee maanden van de zwangerschap geen melk kan produceren. De inkomsten van de vleesproductie zijn onregelmatig omdat de mannelijke kalveren worden geslacht en het niet van tevoren bekend is of er een mannelijk of vrouwelijk kalf wordt geboren. Eiser stelt dat de inkomsten weliswaar onregelmatig zijn per maand, maar dat de inkomsten op jaarbasis wel structureel zijn. Bovendien bestaat het bedrijf inmiddels al meer dan twee jaar en toont dit ook aan dat de inkomsten uit zijn bedrijf structureel en substantieel zijn.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat hij in de overgelegde stukken nog steeds geen aanleiding ziet om aan te nemen dat eiser een structureel en substantieel inkomen verwerft met zijn boerenbedrijf. Volgens verweerder zijn de stukken gefragmenteerd en geven de stukken nog steeds onvoldoende inzicht in de bedrijfsactiviteiten. Het blijft onduidelijk wat de bronnen zijn van de inkomsten en wat de uitgaven zijn. Ook is het voor verweerder niet inzichtelijk wie bijvoorbeeld de melk afneemt en hoe dit in z’n werk gaat. Tot slot ziet verweerder in de overgelegde stukken niet terug dat de koeien een bepaalde periode geen melk kunnen produceren, zoals eiser stelt.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er maandelijks in de periode van 1 januari 2019 tot 13 januari 2020 bedragen zijn gestort op een rekening op naam van eiser met daarbij de vermelding ‘‘melkboeren en veeteelt.’’ Verder blijkt uit de stukken dat op 21 februari 2020 een bedrag aan subsidie is uitgekeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in deze nadere stukken geen aanleiding hoeven zien om tot een andere conclusie te komen over de economische binding van eiser met Turkije. Hierdoor blijft redelijke twijfel bestaan over de tijdige terugkeer van eiser naar dat land. Verweerder heeft alles in samenhang bezien en naar het oordeel van de rechtbank mogen stellen dat de stukken gefragmenteerd zijn betreffende de inkomsten van de vleesproductie. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder van belang heeft mogen vinden dat er onduidelijkheid is over de bedrijfsactiviteiten en over de hoeveelheid vleeskoeien en melkkoeien, gelet op de aanvraag en de in beroep overgelegde stukken. Eiser heeft toegelicht dat in het overgelegde stuk onder productie 4 de opbrengst van een geslachte koe staat vermeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen stellen dat dit stuk te gefragmenteerd is. Deze opbrengst lijkt incidenteel te zijn, los van dat hieruit niet blijkt dat het gestorte bedrag de opbrengst van een geslachte koe betreft. Verder vindt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat onvoldoende blijkt van structurele en substantiële inkomsten als het gaat om de inkomsten uit de melkproductie. Het genoemde bedrag op de zitting dat op 2 januari 2020 is gestort, is de opbrengst van de maand november 2019 en dit lijkt een uitzondering te zijn. Niet is gebleken dat dit bedrag regelmatig als inkomsten binnenkomt gedurende het jaar. Dit bedrag geeft dus niet het reële beeld weer van een heel jaar. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de bedrijfsactiviteiten zijn en hoe bijvoorbeeld de melkproductie wordt afgenomen. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij subsidie van de overheid krijgt voor zijn bedrijf, is de rechtbank van oordeel dat eiser met het overgelegde stuk onvoldoende heeft aangetoond dat hierdoor sprake is van substantiële en structurele inkomsten. Het overgelegde stuk geeft alleen het beeld weer van de maand februari 2020, dus dit toont evenmin aan dat met de subsidie sprake is van substantiële en structurele inkomsten. Voorts heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat met het enkele feit dat eiser een boerenbedrijf bezit en beheert, niet de conclusie kan worden getrokken dat eiser een voldoende economische binding heeft met Turkije. Het bedrijf kan immers door een ander worden beheerd.
Beroep op artikel 7 van het Handvest
Tot slot heeft eiser ter zitting gesteld dat het niet verstrekken van het visum een schending van artikel 7 van het Handvest2 oplevert. Door de te strikte eisen van economische en sociale binding komt het recht op familie- en gezinsleven in het gedrang, zoals bedoeld in artikel 7 van het Handvest. Eiser en referente kunnen elkaar nu niet bezoeken.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling. Het visum voor kort verblijf is niet bedoeld om het gezinsleven uit te oefenen in Nederland of in een ander land, maar is uit de aard van het visum bedoeld voor kortdurend verblijf. Voor langdurig verblijf is het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd de meest aangewezen weg.
Het beroep op artikel 7 van het Handvest slaagt niet.
Conclusie
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ook samen bezien sprake is van onvoldoende sociale en economische binding van eiser met zijn land van herkomst en dat daarom redelijke twijfel bestaat over het door eiser gestelde voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Er is sprake van vestigingsgevaar waardoor tegen de afgifte van een visum voor kort verblijf aan eiser bezwaren bestaan. Omdat het hier gaat om een zelfstandige weigeringsgrond, heeft verweerder het gevraagde visum terecht geweigerd.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 augustus 2020 door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/
Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor:
The invasion of the last free kingdom of Sri Lanka - And the love of a girl for an elephant - Review of "The Elephant Keeper's daughter"
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2021/02/the-invasion-of-last-free-kingdom-of.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten