Schengenvisum nietig verklaard op Schiphol aan de grens (uitspraak)
LJN: BZ8057,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 13 / 8433 en AWB 13 / 8437
Datum uitspraak: 28-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: nietig verklaren Schengenvisum, Visumcode, Schengengrenscode.
7. Ingevolge artikel 34, eerste lid van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) wordt een visum nietig verklaard indien blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig verklaard door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld.
Voor zover van belang luidt artikel 32, eerste lid, van de Visumcode als volgt:
“Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
a) indien de aanvrager:
(...)
ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;
(...)
of
b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of over zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.”
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de verordening (EG) Nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) gelden – voor zover van belang – voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:
a) in het bezit van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding;
(..)
c) het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het
voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen
rechtmatig te verwerven;
(…).
In artikel 5, tweede lid, van de Schengengrenscode is bepaald dat in Bijlage I een niet-uitputtende lijst van bewijsstukken staat die de grenswachter van betrokkene kan verlangen om na te gaan of aan de in het eerste lid van artikel 5 Schengengrenscode vermelde voorwaarden is voldaan.
8. Verweerder heeft - kort samengevat - het visum nietig verklaard, omdat is gebleken dat verzoekers op het moment van afgifte van het visum, niet aan de voorwaarden voor afgifte hebben voldaan, namelijk verzoekers hebben het voorgenomen reisdoel niet aannemelijk kunnen maken. Nu verzoekers (onder meer) niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning is hen de toegang tot Nederland geweigerd.
9. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat niet van de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 mag worden uitgegaan. Verzoekers hebben weliswaar aangevoerd dat verzoeker 1 slechts een beetje Engels spreekt en dat ook de communicatie met zijn broers in Noorwegen en Hongarije in het Engels verliep. Maar in het proces-verbaal staat vermeld dat het gesprek met verzoeker 1 is gevoerd in de Engelse taal en dat zowel de verbalisant, als verzoeker 1, die taal goed beheersen, terwijl verzoekers bovendien niet concreet hebben aangeven welke passages in het proces-verbaal niet juist zouden zijn. Daarnaast is het proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 niet enkel een weergave van de verklaring van verzoeker 1 en zijn broers, maar ook van de verklaring van de medewerker van de ambassade in Cairo.
10. Gelet op de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 en 28 maart 2013 zoals weergeven onder rechtsoverweging 1, heeft verweerder zich – naar voorlopig oordeel – op het standpunt kunnen stellen dat twijfel is gerezen over de juistheid van het door verzoekers opgegeven verblijfsdoel en dat niet wordt voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Schengengrenscode genoemde toegangsvoorwaarde dat het doel en de omstandigheden van het verblijf gestaafd moeten kunnen worden. Meer in het bijzonder is hiertoe het volgende van belang. Uit evenbedoelde processen-verbaal volgt dat verzoekers bij hun visumaanvraag niet hebben verklaard dat zij ook naar Noorwegen wilden reizen om aldaar hun andere zoon/broer te bezoeken. Verder heeft de zoon / broer van verzoekers in Hongarije verklaard dat verzoekers eerst naar hem in Hongarije zouden reizen en dat hij en verzoekers samen zijn broer in Noorwegen zouden gaan bezoeken, hetgeen niet overeenstemt met de gang van zaken zoals die heeft plaatsgevonden. Verzoekers waren immers eerst van plan via Nederland naar Noorwegen te reizen om vervolgens pas door te reizen naar Hongarije. Voorts beschikken verzoekers niet over een geldig document voor grensoverschrijding (zie paragraaf A/4.2.1 van de Vreemdelingencirculaire). Zij beschikken namelijk over een door de autoriteiten van Palestina afgegeven paspoort, terwijl Palestina geen door Nederland erkende staat is. Ten slotte is nog van belang dat de Hongaarse autoriteiten van de nietigverklaring in kennis zijn gesteld en zij hiermee hebben ingestemd. Bij deze stand van zaken komt dan ook geen doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid of door de Hongaarse autoriteiten bij de aanvraag of afgifte van de visa aan verzoekers al dan niet de voorwaarde is gecommuniceerd dat zij rechtstreeks naar Hongarije dienden te reizen.
11. Naar voorlopig oordeel is de nietigverklaring van de visa van verzoekers rechtmatig. Nu verzoekers niet in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding en evenmin in het bezit zijn van een visum of een geldige verblijfsvergunning heeft verweerder hen de toegang tot Nederland kunnen weigeren.
.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
--------------------------
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak.
Datum uitspraak: 28-03-2013
Datum publicatie: 19-04-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: nietig verklaren Schengenvisum, Visumcode, Schengengrenscode.
7. Ingevolge artikel 34, eerste lid van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) wordt een visum nietig verklaard indien blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig verklaard door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld.
Voor zover van belang luidt artikel 32, eerste lid, van de Visumcode als volgt:
“Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
a) indien de aanvrager:
(...)
ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;
(...)
of
b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of over zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.”
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de verordening (EG) Nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) gelden – voor zover van belang – voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden:
a) in het bezit van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding;
(..)
c) het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kunnen staven, alsmede beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het
voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd, dan wel in staat zijn deze middelen
rechtmatig te verwerven;
(…).
In artikel 5, tweede lid, van de Schengengrenscode is bepaald dat in Bijlage I een niet-uitputtende lijst van bewijsstukken staat die de grenswachter van betrokkene kan verlangen om na te gaan of aan de in het eerste lid van artikel 5 Schengengrenscode vermelde voorwaarden is voldaan.
8. Verweerder heeft - kort samengevat - het visum nietig verklaard, omdat is gebleken dat verzoekers op het moment van afgifte van het visum, niet aan de voorwaarden voor afgifte hebben voldaan, namelijk verzoekers hebben het voorgenomen reisdoel niet aannemelijk kunnen maken. Nu verzoekers (onder meer) niet in het bezit zijn van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning is hen de toegang tot Nederland geweigerd.
9. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd bestaat geen grond voor het oordeel dat niet van de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 mag worden uitgegaan. Verzoekers hebben weliswaar aangevoerd dat verzoeker 1 slechts een beetje Engels spreekt en dat ook de communicatie met zijn broers in Noorwegen en Hongarije in het Engels verliep. Maar in het proces-verbaal staat vermeld dat het gesprek met verzoeker 1 is gevoerd in de Engelse taal en dat zowel de verbalisant, als verzoeker 1, die taal goed beheersen, terwijl verzoekers bovendien niet concreet hebben aangeven welke passages in het proces-verbaal niet juist zouden zijn. Daarnaast is het proces-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 niet enkel een weergave van de verklaring van verzoeker 1 en zijn broers, maar ook van de verklaring van de medewerker van de ambassade in Cairo.
10. Gelet op de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van 26 maart 2013 en 28 maart 2013 zoals weergeven onder rechtsoverweging 1, heeft verweerder zich – naar voorlopig oordeel – op het standpunt kunnen stellen dat twijfel is gerezen over de juistheid van het door verzoekers opgegeven verblijfsdoel en dat niet wordt voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Schengengrenscode genoemde toegangsvoorwaarde dat het doel en de omstandigheden van het verblijf gestaafd moeten kunnen worden. Meer in het bijzonder is hiertoe het volgende van belang. Uit evenbedoelde processen-verbaal volgt dat verzoekers bij hun visumaanvraag niet hebben verklaard dat zij ook naar Noorwegen wilden reizen om aldaar hun andere zoon/broer te bezoeken. Verder heeft de zoon / broer van verzoekers in Hongarije verklaard dat verzoekers eerst naar hem in Hongarije zouden reizen en dat hij en verzoekers samen zijn broer in Noorwegen zouden gaan bezoeken, hetgeen niet overeenstemt met de gang van zaken zoals die heeft plaatsgevonden. Verzoekers waren immers eerst van plan via Nederland naar Noorwegen te reizen om vervolgens pas door te reizen naar Hongarije. Voorts beschikken verzoekers niet over een geldig document voor grensoverschrijding (zie paragraaf A/4.2.1 van de Vreemdelingencirculaire). Zij beschikken namelijk over een door de autoriteiten van Palestina afgegeven paspoort, terwijl Palestina geen door Nederland erkende staat is. Ten slotte is nog van belang dat de Hongaarse autoriteiten van de nietigverklaring in kennis zijn gesteld en zij hiermee hebben ingestemd. Bij deze stand van zaken komt dan ook geen doorslaggevende betekenis toe aan de omstandigheid of door de Hongaarse autoriteiten bij de aanvraag of afgifte van de visa aan verzoekers al dan niet de voorwaarde is gecommuniceerd dat zij rechtstreeks naar Hongarije dienden te reizen.
11. Naar voorlopig oordeel is de nietigverklaring van de visa van verzoekers rechtmatig. Nu verzoekers niet in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding en evenmin in het bezit zijn van een visum of een geldige verblijfsvergunning heeft verweerder hen de toegang tot Nederland kunnen weigeren.
.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
--------------------------
Law blog
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak.
Reacties