En nog een uitspraak over de inspanningplicht van werkgevers om de ware identiteit van iemand te achterhalen (Uitspraak Raad van State)
Het komt er op neer dat ook als je via een ander bedrijf iemand inhuurt je zelf moet controleren of iemand wel legaal is hier.
LJN: BU5438, Raad van State , 201104227/1/V6
Datum uitspraak: 23-11-2011
Datum publicatie: 23-11-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 9 augustus 2008 heeft de minister [wederpartij] een boete opgelegd van € 22.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, artikel 15, tweede lid, en artikel 18, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
-------------
2.3. Het op 29 mei 2008 op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed door inspecteurs van de Arbeidsinspectie opgestelde boeterapport en de daarbij behorende bijlagen (hierna: het boeterapport) en het op 15 mei 2009 op ambtseed door een van de inspecteurs opgestelde aanvullende boeterapport houden in dat, voor zover thans van belang, tijdens administratief onderzoek op 12 februari 2008 in de administratie van [wederpartij] een kopie van een Franse identiteitskaart op naam van [persoon] is aangetroffen. Uit de presentielijsten van [bedrijf], gevestigd te Rotterdam, die zich tevens in deze administratie bevonden, kon worden afgeleid dat een persoon die van de identiteitsgegevens van [persoon] had gebruik gemaakt, in de weken 2 en 3 van 2008 voor [bedrijf] op [wederpartij] schoonmaakwerkzaamheden had verricht. Het boeterapport houdt verder in dat uit onderzoek is gebleken dat de opmaak van de identiteitskaart die op voormelde kopie staat afgebeeld sterk afwijkt van die van een originele Franse identiteitskaart. Het boeterapport houdt tot slot in dat [wederpartij] niet heeft voldaan aan de door de Arbeidsinspectie gedane vordering om de identiteit van de persoon die gebruik heeft gemaakt van de valse c.q. vervalste Franse identiteitskaart op naam van [persoon] bekend te maken, zodat de identiteit van die persoon niet is vastgesteld.
2.4. De minister betoogt dat de rechtbank de door hem opgelegde boete van € 8.000,00 wegens overtreding van artikel 18, tweede lid, van de Wav, gelezen in samenhang met artikel 5:20 van de Awb, ten onrechte op nihil heeft gesteld. [wederpartij] heeft weliswaar gesteld dat '[persoon]' onvindbaar is, maar zij heeft op geen enkele wijze met stukken gestaafd dat zij dan wel [bedrijf] na de vordering nog heeft geprobeerd om '[persoon]' te achterhalen, aldus de minister.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 8 december 2010 in zaak nr. 201004060/1/V6) bevat artikel 5:20 van de Awb, gelet op de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel, slechts een inspanningsverplichting voor de werkgever, die ziet op het verstrekken van inlichtingen teneinde alsnog de identiteit van de werkende te kunnen vaststellen. De beantwoording van de vraag of is voldaan aan de vordering op grond van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb, dient te worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de vordering.
2.4.2. De minister heeft ter zitting bij de Afdeling verklaard dat onder omstandigheden de eisen waaraan de ene werkgever binnen een keten moet voldoen om aan zijn inspanningsverplichting te voldoen kunnen verschillen van die van andere werkgevers binnen die keten. In het onderhavig geval heeft [wederpartij] evenwel slechts volstaan met een verwijzing naar de inspanningen die [bedrijf] in dit kader heeft verricht.
Bij uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201104225/1/V6 is overwogen dat [bedrijf] niet heeft voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting om medewerking te verlenen om de ware identiteit van '[persoon]' vast te stellen en dat de minister zich reeds daarom terecht op het standpunt gesteld dat de overtreding van artikel 5:20 van de Awb, [bedrijf] volledig is te verwijten. Zelfs als aan [wederpartij] niet dezelfde eisen met betrekking tot de inspanningsverplichting kunnen worden gesteld als aan [bedrijf], heeft de minister, nu [wederpartij] zelf geen enkele inspanning heeft verricht en ook niet bij [bedrijf] erop heeft aangedrongen meer stappen te ondernemen dan zij heeft gedaan, zich ook ten aanzien van [wederpartij] terecht op het standpunt gesteld dat de overtreding haar volledig verwijtbaar is.
Voor matiging van de boete is onder deze omstandigheden geen plaats. Het betoog slaagt.
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
LJN: BU5438, Raad van State , 201104227/1/V6
Datum uitspraak: 23-11-2011
Datum publicatie: 23-11-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij besluit van 9 augustus 2008 heeft de minister [wederpartij] een boete opgelegd van € 22.000,00 wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, artikel 15, tweede lid, en artikel 18, tweede lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav).
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
-------------
2.3. Het op 29 mei 2008 op ambtsbelofte respectievelijk ambtseed door inspecteurs van de Arbeidsinspectie opgestelde boeterapport en de daarbij behorende bijlagen (hierna: het boeterapport) en het op 15 mei 2009 op ambtseed door een van de inspecteurs opgestelde aanvullende boeterapport houden in dat, voor zover thans van belang, tijdens administratief onderzoek op 12 februari 2008 in de administratie van [wederpartij] een kopie van een Franse identiteitskaart op naam van [persoon] is aangetroffen. Uit de presentielijsten van [bedrijf], gevestigd te Rotterdam, die zich tevens in deze administratie bevonden, kon worden afgeleid dat een persoon die van de identiteitsgegevens van [persoon] had gebruik gemaakt, in de weken 2 en 3 van 2008 voor [bedrijf] op [wederpartij] schoonmaakwerkzaamheden had verricht. Het boeterapport houdt verder in dat uit onderzoek is gebleken dat de opmaak van de identiteitskaart die op voormelde kopie staat afgebeeld sterk afwijkt van die van een originele Franse identiteitskaart. Het boeterapport houdt tot slot in dat [wederpartij] niet heeft voldaan aan de door de Arbeidsinspectie gedane vordering om de identiteit van de persoon die gebruik heeft gemaakt van de valse c.q. vervalste Franse identiteitskaart op naam van [persoon] bekend te maken, zodat de identiteit van die persoon niet is vastgesteld.
2.4. De minister betoogt dat de rechtbank de door hem opgelegde boete van € 8.000,00 wegens overtreding van artikel 18, tweede lid, van de Wav, gelezen in samenhang met artikel 5:20 van de Awb, ten onrechte op nihil heeft gesteld. [wederpartij] heeft weliswaar gesteld dat '[persoon]' onvindbaar is, maar zij heeft op geen enkele wijze met stukken gestaafd dat zij dan wel [bedrijf] na de vordering nog heeft geprobeerd om '[persoon]' te achterhalen, aldus de minister.
2.4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 8 december 2010 in zaak nr. 201004060/1/V6) bevat artikel 5:20 van de Awb, gelet op de bewoordingen en de geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel, slechts een inspanningsverplichting voor de werkgever, die ziet op het verstrekken van inlichtingen teneinde alsnog de identiteit van de werkende te kunnen vaststellen. De beantwoording van de vraag of is voldaan aan de vordering op grond van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb, dient te worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de vordering.
2.4.2. De minister heeft ter zitting bij de Afdeling verklaard dat onder omstandigheden de eisen waaraan de ene werkgever binnen een keten moet voldoen om aan zijn inspanningsverplichting te voldoen kunnen verschillen van die van andere werkgevers binnen die keten. In het onderhavig geval heeft [wederpartij] evenwel slechts volstaan met een verwijzing naar de inspanningen die [bedrijf] in dit kader heeft verricht.
Bij uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr. 201104225/1/V6 is overwogen dat [bedrijf] niet heeft voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting om medewerking te verlenen om de ware identiteit van '[persoon]' vast te stellen en dat de minister zich reeds daarom terecht op het standpunt gesteld dat de overtreding van artikel 5:20 van de Awb, [bedrijf] volledig is te verwijten. Zelfs als aan [wederpartij] niet dezelfde eisen met betrekking tot de inspanningsverplichting kunnen worden gesteld als aan [bedrijf], heeft de minister, nu [wederpartij] zelf geen enkele inspanning heeft verricht en ook niet bij [bedrijf] erop heeft aangedrongen meer stappen te ondernemen dan zij heeft gedaan, zich ook ten aanzien van [wederpartij] terecht op het standpunt gesteld dat de overtreding haar volledig verwijtbaar is.
Voor matiging van de boete is onder deze omstandigheden geen plaats. Het betoog slaagt.
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Reacties