Terugkeerrichtlijn wordt niet geïmplementeerd door transponeringstabel zegt rechter (uitspraak)
Rechtbank Zutphen
(mr. Van Lochem)
27 april 2011, AWB 11/12469
[Terugkeerrichtlijn (2008/115/EG) art. 2 lid 2]
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken op welke wijze in de bestaande wetgeving
is voorzien in een bevoegdheid van verweerder om de in artikel 2 lid 2 TRi bedoelde
categorieën vreemdelingen uit te sluiten van de werking van de richtlijn. Verweerder
kan geen gebruik maken van bepalingen uit een richtlijn die niet in de wet- en
regelgeving zijn geïmplementeerd.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de Terugkeerrichtlijn op eiser van toepassing is.
Verweerder stelt dat de Terugkeerrichtlijn in het geval van eiser toepassing mist, omdat
verweerder gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, genoemd in artikel 2 lid 2 TRi, op grond waarvan vreemdelingen als eiser van de werking van de Terugkeerrichtlijn kunnen worden uitgesloten. Daartoe heeft verweerder verwezen naar de 'mededeling implementatie Terugkeerrichtlijn' (gepubliceerd in de Staatscourant van 10 maart 2011, nr. 4082) waarin is aangegeven dat de Terugkeerrichtlijn voorlopig gedeeltelijk is geïmplementeerd door middel van bestaande wetgeving.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe dat uit genoemde mededeling niet valt af te leiden op welke wijze in de bestaande wetgeving is voorzien in een bevoegdheid voor verweerder om de in artikel 2 lid 2 TRi bedoelde categorieën vreemdelingen uit te sluiten van de werking van die richtlijn. De transponeringstabel bij de mededeling in de Staatscourant kan, voor zover al begrijpelijk, niet tot een ander oordeel leiden. De vraag of verweerder gebruik kan maken van bepalingen uit een richtlijn die niet in de Nederlandse (vreemdelingen)wet- en regelgeving zijn geïmplementeerd, beantwoordt de rechtbank vervolgens ontkennend. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest Kolpinghuis van 8 oktober 1987 van het HvJEU (zaaknr. 80/86), waarin het zogenoemde 'verbod van omgekeerde verticale rechtstreekse werking' is geformuleerd. Dit houdt in dat een lidstaat zich niet ten laste van een particulier op een bepaling van een richtlijn kan beroepen, ten aanzien waarvan de noodzakelijke omzetting in nationaal recht nog niet (volledig) heeft plaatsgevonden.
Bron: Vluchtelingenwerk
Law blog
(mr. Van Lochem)
27 april 2011, AWB 11/12469
[Terugkeerrichtlijn (2008/115/EG) art. 2 lid 2]
De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken op welke wijze in de bestaande wetgeving
is voorzien in een bevoegdheid van verweerder om de in artikel 2 lid 2 TRi bedoelde
categorieën vreemdelingen uit te sluiten van de werking van de richtlijn. Verweerder
kan geen gebruik maken van bepalingen uit een richtlijn die niet in de wet- en
regelgeving zijn geïmplementeerd.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de Terugkeerrichtlijn op eiser van toepassing is.
Verweerder stelt dat de Terugkeerrichtlijn in het geval van eiser toepassing mist, omdat
verweerder gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, genoemd in artikel 2 lid 2 TRi, op grond waarvan vreemdelingen als eiser van de werking van de Terugkeerrichtlijn kunnen worden uitgesloten. Daartoe heeft verweerder verwezen naar de 'mededeling implementatie Terugkeerrichtlijn' (gepubliceerd in de Staatscourant van 10 maart 2011, nr. 4082) waarin is aangegeven dat de Terugkeerrichtlijn voorlopig gedeeltelijk is geïmplementeerd door middel van bestaande wetgeving.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe dat uit genoemde mededeling niet valt af te leiden op welke wijze in de bestaande wetgeving is voorzien in een bevoegdheid voor verweerder om de in artikel 2 lid 2 TRi bedoelde categorieën vreemdelingen uit te sluiten van de werking van die richtlijn. De transponeringstabel bij de mededeling in de Staatscourant kan, voor zover al begrijpelijk, niet tot een ander oordeel leiden. De vraag of verweerder gebruik kan maken van bepalingen uit een richtlijn die niet in de Nederlandse (vreemdelingen)wet- en regelgeving zijn geïmplementeerd, beantwoordt de rechtbank vervolgens ontkennend. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest Kolpinghuis van 8 oktober 1987 van het HvJEU (zaaknr. 80/86), waarin het zogenoemde 'verbod van omgekeerde verticale rechtstreekse werking' is geformuleerd. Dit houdt in dat een lidstaat zich niet ten laste van een particulier op een bepaling van een richtlijn kan beroepen, ten aanzien waarvan de noodzakelijke omzetting in nationaal recht nog niet (volledig) heeft plaatsgevonden.
Bron: Vluchtelingenwerk
Law blog
Reacties