Posts tonen met het label vluchtelingschap. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vluchtelingschap. Alle posts tonen

11 december 2012

Christenen in Iran en vervolging vanwege geloof (deel 2)

(lees eerst deel 1)

4. In het arrest heeft het Hof, voor zover thans van belang, overwogen (cursivering Afdeling): "62. Om concreet te bepalen welke handelingen kunnen worden geacht een vervolging in de zin van artikel 9, lid 1, sub a, van de richtlijn te vormen, is het onderscheid tussen de handelingen die een "kerngebied” ("forum internum”) van het grondrecht op godsdienstvrijheid aantasten, waaronder niet de godsdienstige activiteiten in het openbaar ("forum externum”) vallen, en die welke dit gestelde "kerngebied” niet aantasten, niet relevant. […] 70. […] De subjectieve omstandigheid dat het in het openbaar beleven van een bepaalde godsdienstige praktijk, waartegen de betwiste beperkingen zijn gericht, bijzonder belangrijk is voor de betrokkene om zijn godsdienstige identiteit te bewaren, vormt een relevante factor bij de beoordeling van het gevaar waaraan de verzoeker wegens zijn godsdienst in zijn land van herkomst zal worden blootgesteld, zelfs indien voor de betrokken religieuze gemeenschap het beleven van een dergelijke godsdienstige praktijk niet bepalend is.
[…]
72. […] dat artikel 9, lid 1, sub a, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat […] een daad van vervolging het resultaat kan zijn van een aantasting van de uiterlijke beleving van die vrijheid, en bij de beoordeling of een aantasting van het recht op godsdienstvrijheid die artikel 10, lid 1, van het Handvest schendt een "daad van vervolging” vormt, de bevoegde autoriteiten, gelet op de persoonlijke situatie van de betrokkene, moeten onderzoeken of deze op grond van de uitoefening van die vrijheid in zijn land van herkomst een werkelijk gevaar loopt om met name te worden vervolgd of te worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen die afkomstig zijn van een van de in artikel 6 van de richtlijn bedoelde actoren. […] 79. […] dat wanneer vaststaat dat de betrokkene bij zijn terugkeer naar zijn land van herkomst op grond van een godsdienstige praktijk een daadwerkelijk gevaar van vervolging loopt, hem overeenkomstig artikel 13 van de richtlijn de vluchtelingenstatus moet worden verleend. Dat hij het gevaar uit de weg kan gaan door af te zien van bepaalde godsdienstige handelingen is, in beginsel, niet relevant. 80. […] dat artikel 2, sub c, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat de vrees voor vervolging van de verzoeker gegrond is zodra de bevoegde autoriteiten, gelet op diens persoonlijke situatie, van oordeel zijn dat in redelijkheid kan worden aangenomen dat hij bij terugkeer in zijn land van herkomst godsdienstige handelingen zal verrichten die hem blootstellen aan een werkelijk gevaar van vervolging. Bij de individuele beoordeling van een verzoek strekkende tot het verkrijgen van de vluchtelingenstatus mogen die autoriteiten van de asielzoeker redelijkerwijs niet verwachten dat hij van deze godsdienstige handelingen afziet."
4.1. De Nederlandse en de Duitse versie van de punten 79 en 80 van het arrest verschillen. De Duitse tekst heeft volgens artikel 31 gelezen in samenhang met artikel 29, tweede lid, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof (PB 2010 C 177/11), zoals dat luidde ten tijde van het arrest, rechtskracht. Het Hof heeft daarin, voor zover thans van belang, overwogen (cursivering Afdeling): "79. Sobald feststeht, dass sich der Betroffene nach Rückkehr in sein Herkunftsland in einer Art und Weise religiös betätigen wird, die ihn der tatsächlichen Gefahr einer Verfolgung aussetzen wird, müsste ihm daher nach Art. 13 der Richtlinie die Flüchtlingseigenschaft zuerkannt werden. Dass er die Gefahr durch Verzicht auf bestimmte religiöse Betätigungen vermeiden könnte, ist grundsätzlich irrelevant. 80. […] dass Art. 2 Buchst. c der Richtlinie dahin auszulegen ist, dass eine begründete Furcht des Antragstellers vor Verfolgung vorliegt, sobald nach Auffassung der zuständigen Behörden im Hinblick auf die persönlichen Umstände des Antragstellers vernünftigerweise anzunehmen ist, dass er nach Rückkehr in sein Herkunftsland religiöse Betätigungen vornehmen wird, die ihn der tatsächlichen Gefahr einer Verfolgung aussetzen. Bei der individuellen Prüfung eines Antrags auf Anerkennung als Flüchtling können die Behörden dem Antragsteller nicht zumuten, auf diese religiösen Betätigungen zu verzichten."
5. Uit het arrest volgt dat bij de beoordeling of een vreemdeling bij terugkeer naar zijn land van herkomst vanwege zijn geloofsovertuiging voor vervolging heeft te vrezen, geen onderscheid mag worden gemaakt tussen godsdienstige handelingen die het "kerngebied" van het grondrecht op godsdienstvrijheid betreffen en godsdienstige handelingen die daartoe niet kunnen worden gerekend. Van een vreemdeling mag niet worden verlangd dat hij zich, om vervolging te voorkomen, terughoudend zal opstellen bij de uitoefening van zijn geloofsovertuiging in het land van herkomst. Nu de artikelen 3.36 en 3.37 van het VV 2000 in het licht van het arrest moeten worden gelezen, is de in WBV 2007/15 en WBV 2011/14 neergelegde beleidskeuze dat de minister van een vreemdeling terughoudendheid verlangt bij de uitoefening van zijn geloofsovertuiging, met die artikelen in strijd. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat van de vreemdeling mag worden verwacht dat hij terughoudend zal zijn in het uitdragen van zijn geloof en heeft ten onrechte bij haar beoordeling betrokken dat de vreemdeling zijn geloofsovertuiging goed kan belijden, zolang hij een laag profiel aanhoudt.
6. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Hetgeen de vreemdeling overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling het volgende.
6.1. Aan het in beroep bestreden besluit van 28 juni 2011 ligt ten grondslag dat de minister van de vreemdeling verwacht dat hij bij terugkeer naar Iran terughoudendheid betracht bij het invulling geven aan zijn geloofsovertuiging, zoals ook ten grondslag ligt aan het in WBV 2007/15 en WBV 2011/14 weergegeven landgebonden asielbeleid voor christenen in Iran. Aldus heeft de minister de beoordeling, of de vreemdeling vanwege het zijn van christen vluchteling is, niet verricht op de door het Hof voorgeschreven wijze.
6.2. Het beroep is kennelijk gegrond. Het besluit wordt vernietigd.
7. De minister, thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, van 3 februari 2012 in zaak nr. 11/24242;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister voor Immigratie en Asiel van 28 juni 2011, kenmerk 1103.10.1241;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.311,00 (zegge: dertienhonderdelf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins de Vin en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van staat.


Overigens had men in Engeland al een paar jaar geleden dezelfde conclusie getrokken maar dan puur op basis van het Vluchtelingenverdrag in de zaak van een homo en later in de zaak van iemand die niet mee wilde doen met de sympatisanten van Mugabe. Zie elders op dit blog.




Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

30 juli 2012

Kan je een politiek vluchteling zijn omdat je niet politiek actief wilt zijn? (Engelse uitspraak)

Enige weken geleden boog het hoogste Engelse gerechtshof zich over de vraag of iemand gevaar kon lopen bij terugkeer naar Zimbabwe omdat hij niet actief mee wilde doen in de pro-president activiteiten daar. Het werd een dagenlange zitting die kon worden gevolgd op internet en waar de centrale vraag was waartegen nou het Vluchtelingenverdrag bescherming biedt.

Asylum seekers should not have to feign political beliefs, court rules

Extradition appeal by home secretary dismissed because of campaign of persecution against political neutrals in Zimbabwe
Supporters of Zimbabwe's ruling party Zanu-PF
Supporters of Zimbabwe's ruling party Zanu-PF. Photograph: Alexander Joe/AFP/Getty Images
Owen Bowcott, legal affairs correspondent 
 
Asylum seekers should not be expected or required to lie about their political beliefs, the supreme court has ruled in a decision likely to make it more difficult to deport asylum seekers to Zimbabwe.
In a unanimous judgment the court dismissed an appeal by the home secretary, citing a campaign of persecution by "undisciplined militias" against those who do not profess active support for president Mugabe's Zanu-PF party.
The complex ruling by seven justices says that the right not to hold political opinions should be protected by the 1951 Refugee Convention in the same way as the right to hold religious views or other beliefs. In a truly democratic society, Lord Dyson explained, individuals should be free not to hold opinions.
The Home Office had attempted to deport several asylum seekers, identified by the court only as RT and KM, to Zimbabwe on the grounds that they would not be in danger if returned. They had not been members of the opposition Movement for Democratic Change or active opponents of the government.
The Immigration and Asylum Tribiunal's country guidance for Zimbabwe, the court noted, acknowledges there is a "campaign of persecution perpetrated by undisciplined militias who have delivered a quite astonishingly brutal wave of violence to whole communities thought to bear responsibility for the 'wrong' outcome of the March 2008 election".
Anyone who cannot demonstrate positive support for Zanu-PF or alignment with the regime is at risk. "The means used to establish loyalty include requiring the production of a Zanu-PF card or the singing of the latest Zanu-PF campaign songs. Inability to do these is taken as evidence of disloyalty and therefore support for the opposition," the court accepted.
In its judgment, the supreme court said: "There are no hierarchies of protection amongst the Refugee Convention reasons for persecution. Thus the Convention [to which the UK is signatory] affords no less protection to the right to express political opinion openly than it does to the right to live openly as a homosexual.
"... The right to freedom of thought, opinion and expression protects non-believers as well as believers and extends to the freedom not to hold and not to have to express opinions.
"There is no basis in principle for treating the right to hold and not to hold political beliefs differently from religious ones. There can also be no distinction between a person who is a committed political neutral and one who has given no thought to political matters.
"... Persecution on the grounds of imputed opinion will occur [in Zimbabwe] if a declared political neutral is treated by the regime as a supporter of its opponents and persecuted on that account."
Expanding on the principle, Lord Dyson noted: "It can therefore be seen that under both international and European human rights law, the right to freedom of thought, opinion and expression protects non-believers as well as believers and extends to the freedom not to hold and not to express opinions...
"It is the badge of a truly democratic society that individuals should be free not to hold opinions. They should not be required to hold any particular religious or political beliefs. This is as important as the freedom to hold and (within certain defined limits) to express such beliefs as they do hold.
"One of the hallmarks of totalitarian regimes is their insistence on controlling people's thoughts as well as their behaviour.George Orwell captured the point brilliantly by his creation of the sinister 'Thought Police' in his novel 1984. The idea 'if you are not with us, you are against us' pervades the thinking of dictators."
Responding to the decision, a Home Office spokesperson said: "We are disappointed at the outcome of this appeal. We are still considering the full implications of the judgment but we will continue to consider each asylum claim on its own merits.
"We remain committed to granting asylum to those who need it and ensuring that those who do not return to their own country."

Bron: http://m.guardian.co.uk/ms/p/gnm/op/view.m?id=15&gid=/law/2012/jul/25/asylum-seekers-political-beliefs&cat=law#.UA_qeei3wt8.twitter

In the case of RT (Zimbabwe) v Secretary of State for the Home Department [2012] UKSC 38 the Supreme Court has today held that asylum seekers cannot be expected to lie or dissemble in order to achieve safety in their own country. This principle applies equally to a committed political activist and to a person with no politician convictions: neither can be expected to lie. Judgment here, press summary here.
The leading judgment is delivered by Lord Dyson. The observes at paragraph 36 that established international law protects the right to hold opinions and not to do so as well:
Under both international and European human rights law, the right to freedom of thought, opinion and expression protects non-believers as well as believers and extends to the freedom not to hold and not to have to express opinions. The rights to freedom of thought, opinion and expression are proclaimed by articles 18 and 19 of the Universal Declaration of Human Rights 1948. As Lord Hope said in HJ (Iran) at para 15: “The guarantees in the Universal Declaration are fundamental to a proper understanding of the Convention”.
He goes on at paragraph 36:
I can see no basis in principle for treating the right to hold and not to hold political beliefs differently. Article 10 of the ECHR provides that everyone has the right to freedom of expression and that this right “shall include freedom to hold opinions”. That must include the freedom not to hold opinions. As Professor Barendt puts it in Freedom of Speech, OUP, 2005 (2nd ed), p 94:
“The right not to speak, or negative freedom of speech, is closely linked with freedom of belief and conscience and with underlying rights to human dignity, which would be seriously compromised by a legal requirement to enunciate opinions which are not in truth held by the individual.”
Lord Dyson observes that one of the hallmarks of totalitarian regimes is their insistence on controlling people’s thoughts as well as their behaviour and he goes on to use Orwell’s 1984 as an example.
Lastly, the Secretary of State’s attempt to draw a distinction between core and peripheral aspects of rights was again comprehensively rejected, as it was earlier in the Court of Appeal:
There is no support in any of the human rights jurisprudence for a distinction between the conscientious non-believer and the indifferent non- believer, any more than there is support for a distinction between the zealous believer and the marginally committed believer. All are equally entitled to human rights protection and to protection against persecution under the Convention. None of them forfeits these rights because he will feel compelled to lie in order to avoid persecution.
The Supreme Court’s judgment was on appeal by the Home Office from the earlier Court of Appeal judgment of the same name at citation [2010] EWCA Civ 1285. The litigation arises from the Country Guidance case of RN (Zimbabwe) [2008] UKAIT 00083, in which the immigration tribunal held that, in the febrile atmosphere before and following the 2008 elections, any Zimbabwean returned from the UK would have a well founded fear of persecution unless he or she could prove loyalty to the ZANU-PF party. That guidance case was subsequently replaced by EM (Zimbabwe) [2011] UKUT 98 (IAC), which was markedly less generous to asylum claimants and rendered the judicial learning in the present case rather redundant. Only a few weeks ago, though, EM (Zimbabwe) was overturned in the Court of Appeal. As previously discussed on the blog (and now confirmed by the Supreme Court at paragraphs 2 and 3 of the RT judgment), that means that we are back to the guidance in RN (Zimbabwe) and the Supreme Court’s judgment is therefore of practical as well as legal significance. Almost no asylum seekers from Zimbabwe will be returnable under this ruling.

Bron: http://www.freemovement.org.uk/2012/07/25/supreme-court-says-no-lies-to-achieve-safety/

Voor ons Nederlanders is deze uitspraak op Raad van State niveau interessant omdat het ook behandelt in hoeverre iemand onder het maaiveld moet blijven om veilig te zijn. De uitspraak staat hier: http://www.supremecourt.gov.uk/docs/UKSC_2011_0011_Judgment.pdf


Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

30 december 2010

Discriminatie door autoriteiten en vluchtelingenschap (uitspraak Raad van State)

LJN: BO8949, Raad van State , 201008008/1/V1

Datum uitspraak: 23-12-2010
Datum publicatie: 27-12-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Servië / Roma / discriminatie door autoriteiten
Blijkens het ambtsbericht is van systematische, specifiek op Roma betrekking hebbende mensenrechtenschendingen van de zijde van de Servische autoriteiten geen sprake. Aldus bezien, dienen de vreemdelingen om vanwege discriminatie als vluchtelingen te kunnen worden aangemerkt, aannemelijk te maken dat, voor zover thans van belang, is voldaan aan de in 2.3.1. vermelde criteria van paragraaf C2/2.5.1. van de Vc 2000.

Volgens paragraaf C2/2.5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000), voor zover thans van belang, kan discriminatie door de autoriteiten en/of door medeburgers onder omstandigheden als daad van vervolging worden aangemerkt. Hiervan is sprake indien de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
Een asielzoeker wordt als verdragsvluchteling aangemerkt, indien hij aannemelijk maakt dat discriminatie voor hem persoonlijk heeft geleid tot ernstige beperkingen in zijn bestaan én aannemelijk is dat de autoriteiten hem niet hebben kunnen of willen beschermen tegen deze vorm van discriminatie.

Het in dit verband aan de besluiten ten grondslag gelegde standpunt, dat de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege discriminatie ernstig in hun bestaansmogelijkheden werden beperkt, heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet alleen gebaseerd op de financieel-economische aspecten van hun bestaan. Daarbij heeft hij ook in aanmerking genomen dat de vreemdelingen blijkens hun verklaringen beschikten over een woning en toegang hadden tot medische voorzieningen en onderwijsvoorzieningen. Deze argumenten, in onderlinge samenhang bezien, kunnen voormeld standpunt van de staatssecretaris dragen. Voor zover de rechtbank heeft overwogen dat het A., ondanks zijn goede voor- en beroepsopleiding, niet is gelukt na de onafhankelijkheid van Kosovo zijn functie als douanebeambte te behouden of nadien nog enig ander werk te vinden, heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is gemaakt dat dit is toe te schrijven aan de afkomst van deze vreemdeling. Blijkens de verklaringen van A. tijdens het nader gehoor is hij ontslagen omdat hij de enige functionaris was die over een douanestempel beschikte en niet wilde meewerken aan fraude. Gelet op het vorenstaande heeft de minister, anders dan de rechtbank heeft overwogen, toereikend gemotiveerd waarom de vreemdelingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door hen ondervonden discriminatie voor hen persoonlijk heeft geleid tot ernstige beperkingen in hun bestaan. De minister heeft zich dan ook reeds hierom terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdelingen niet als verdragsvluchtelingen kunnen worden aangemerkt en derhalve niet voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in aanmerking komen. Dat, naar de vreemdelingen onder verwijzing naar een rapportage van de Schweizerische Flüchtlingshilfe van 21 juli 2009 hebben aangevoerd, na de onafhankelijkheid van Kosovo de etnische spanningen in de Presevo vallei, waar zij tot hun vertrek hebben gewoond, zijn toegenomen, leidt in het licht van het vorenstaande niet tot een ander oordeel. De grief slaagt.


Bron: rechtspraak.nl



Law Blogs
Law blog

09 december 2009

Homoseksualiteit en vluchtelingschap (uitspraak)

LJN: BK5812, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 09/13455

Datum uitspraak: 11-11-2009
Datum publicatie: 09-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft, gezien de in het relaas gestelde en door hem plausibel geachte feiten en omstandigheden, naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geconcludeerd dat geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De coming-out van eiser heeft onder meer geleid tot vrijheidsberoving, het moeten afbreken van een academische studie, ernstige mishandeling, een poging eiser om het leven te brengen, en vergaande voorbereidingen om eiser tegen diens wil te laten opnemen in een gesticht. De rechtbank kan dan ook niet anders dan oordelen dat de vervolgingshandelingen die eiser door toedoen van zijn familie en dorpsgenoten heeft moeten ondergaan – en die hij bij terugkeer vreest opnieuw te moeten ondergaan – dermate ernstig (zullen) zijn dat deze ten minste de ernstige vorm van discriminatie opleveren als omschreven in het UNHCR Handbook, de UNHCR ‘Guidelines on International Protection: gender-related persecution’ en verweerders beleid, zodat eiser op grond hiervan in beginsel voor verlening van de vluchtelingenstatus in aanmerking komt. Cruciaal bij vrees voor vervolging door derden is vervolgens het antwoord op de vraag of de autoriteiten in het land van herkomst bereid en in staat zijn effectieve bescherming te bieden. Hoofdregel is hierbij dat een vreemdeling, voordat hij zich met een verzoek om bescherming richt tot de autoriteiten in het land van toevlucht, eerst heeft geprobeerd bescherming van zijn eigen overheid in te roepen. Deze hoofdregel gaat, anders dan verweerder meent, in dit geval echter niet op. Eiser is immers afkomstig uit een land waar homoseksualiteit met een levenslange gevangenisstraf wordt bedreigd. Uit de landeninformatie blijkt dat de wetsbepaling waarin homoseksualiteit strafbaar gesteld is, geen dode letter is. In een brief van 12 februari 2009, gericht aan de directeur van COC Nederland, benadrukt verweerder bovendien dat, als een homoseksuele vreemdeling afkomstig is uit een gebied waar homoseksualiteit strafbaar is, van deze vreemdeling niet verlangd zal worden dat hij voorafgaand aan zijn vlucht bescherming vraagt tegen vervolging door derden bij de lokale autoriteiten. Verweerder heeft eiser daarom niet mogen tegenwerpen dat hij vóór zijn vlucht naar Nederland bescherming had moeten vragen aan de lokale autoriteiten. Omdat sprake is van de ‘contra-indicatie’ binnenlands vluchtalternatief laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Beroep gegrond.

www.rechtspraak.nl



Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...