20 maart 2017

Wanneer behoeft een rechterlijke instantie prejudiciële vragen te stellen aan het Hof? (EU uitspraak) - let op in visumzaken!


De meeste rechters zullen niet direct aan het stellen van prejudiciële vragen denken en dat eerder over laten aan de Raad van State. In onderstaande uitspraak buigt het Europese Hof zich over de vraag wanneer een rechter dat wel zou moeten doen als hij/zij de beslissing neemt in een zaak waar geen hoger beroep tegen open staat. In Nederland zijn dat onder meer procedures in visumzaken.

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
15 maart 2017 (*)
„Prejudiciële verwijzing – Unierecht – Rechten toegekend aan particulieren – Schending door een rechterlijke instantie – Prejudiciële vragen – Voorlegging aan het Hof – Nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg”
In zaak C‑3/16,
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het hof van beroep Brussel (België) bij beslissing van 23 december 2015, ingekomen bij het Hof op 4 januari 2016, in de procedure
Lucio Cesare Aquino
tegen
Belgische Staat,


Beantwoording van de prejudiciële vragen
 Eerste vraag
30      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 267, derde alinea, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht vatbaar zijn voor hoger beroep niettemin kan worden beschouwd als een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie in de gevallen waarin het cassatieberoep tegen een beslissing van die rechterlijke instantie niet is beoordeeld wegens afstand van geding door de verzoekende partij.
31      Om te beginnen zij in herinnering gebracht dat volgens artikel 267, derde alinea, VWEU de nationale rechterlijke instanties waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden zijn zich tot het Hof te wenden (zie in die zin arrest van 6 oktober 1982, Cilfit e.a., 283/81, EU:C:1982:335, punt 6).
32      De in artikel 267, derde alinea, VWEU neergelegde verplichting om een prejudiciële vraag voor te leggen aan het Hof moet immers worden gezien in het kader van de samenwerking tussen de nationale rechterlijke instanties in hun hoedanigheid van rechters belast met de toepassing van het Unierecht, en het Hof ter verzekering van de juiste toepassing en de eenvormige uitlegging van het Unierecht in alle lidstaten (zie in die zin arrest van 9 september 2015, X en Van Dijk, C‑72/14 en C‑197/14, EU:C:2015:564, punt 54).
33      Deze in artikel 267, derde alinea, VWEU neergelegde verwijzingsplicht heeft overigens met name tot doel te voorkomen dat zich in een lidstaat nationale rechtspraak ontwikkelt die niet met de regels van het Unierecht strookt (zie in die zin arrest van 15 september 2005, Intermodal Transports, C‑495/03, EU:C:2005:552, punt 29).
34      Zoals het Hof herhaaldelijk heeft beklemtoond, is een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie per definitie de laatste instantie waarbij particulieren de hun door het Unierecht toegekende rechten geldend kunnen maken. De rechterlijke instanties die uitspraak doen in laatste aanleg zijn ermee belast op nationaal niveau de eenvormige uitlegging van de rechtsvoorschriften te verzekeren (zie in die zin arresten van 30 september 2003, Köbler, C‑224/01, EU:C:2003:513, punt 34, en 13 juni 2006, Traghetti del Mediterraneo, C‑173/03, EU:C:2006:391, punt 31).
35      In dit verband blijkt uit de aan het Hof overgelegde stukken dat de beslissingen van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen volgens artikel 39/67 van de wet van 15 december 1980 vatbaar zijn voor het cassatieberoep waarin is voorzien bij artikel 14, § 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
36      Daaruit volgt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet kan worden beschouwd als een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie, aangezien zijn beslissingen kunnen worden getoetst door een hogere instantie waarbij particulieren de hun door het Unierecht toegekende rechten geldend kunnen maken. Zijn beslissingen zijn bijgevolg niet afkomstig van een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep in de zin van artikel 267, derde alinea, VWEU.
37      De omstandigheid dat een verzoeker die cassatieberoep heeft ingesteld tegen een beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen volgens de bepalingen van artikel 18 van het koninklijk besluit van 30 november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State onweerlegbaar wordt vermoed afstand van geding te hebben gedaan indien hij niet heeft verzocht om voortzetting van de procedure binnen een termijn van dertig dagen vanaf de dag waarop hem het verslag is meegedeeld waarin de auditeur concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is of moet worden verworpen, doet niet af aan het feit dat tegen de beslissingen van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kan worden opgekomen bij een hogere instantie en zij dus afkomstig zijn van een rechterlijke instantie die niet in laatste aanleg uitspraak doet.
38      Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 267, derde alinea, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht vatbaar zijn voor hoger beroep niet kan worden beschouwd als een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie in de gevallen waarin het cassatieberoep tegen een beslissing van die rechterlijke instantie niet is beoordeeld wegens afstand van geding door de verzoekende partij.
 Tweede vraag
39      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 267, derde alinea, VWEU in het licht van artikel 47, tweede alinea, en artikel 52, lid 3, van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat een rechterlijke instantie een verzoek om het Hof een prejudiciële vraag te stellen mag afwijzen op de enkele grond dat dit verzoek is geformuleerd in een memorie die volgens het toepasselijke procesrecht niet in aanmerking mag worden genomen omdat zij te laat is ingediend.
40      Voor zover de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen niet kan worden beschouwd als een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie, zoals blijkt uit het antwoord op de eerste vraag, en de tweede vraag op de omgekeerde premisse is gebaseerd, hoeft deze vraag niet te worden beantwoord.
 Derde vraag
41      Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 267, derde alinea, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie het Hof geen prejudiciële vraag hoeft te stellen wanneer een cassatieberoep moet worden verworpen wegens redenen van niet-ontvankelijkheid die eigen zijn aan de procedure bij die rechterlijke instantie.
42      In dat verband zij om te beginnen in herinnering gebracht dat wanneer geen hoger beroep openstaat tegen de uitspraak van een nationale rechterlijke instantie, deze instantie in beginsel is gehouden zich krachtens artikel 267, derde alinea, VWEU tot het Hof te wenden wanneer voor haar een vraag over de uitlegging van het VWEU wordt opgeworpen (arrest van 18 juli 2013, Consiglio Nazionale dei Geologi, C‑136/12, EU:C:2013:489, punt 25).
43      Uit het verband tussen artikel 267, tweede alinea, VWEU en artikel 267, derde alinea, VWEU volgt dat de in artikel 267, derde alinea, bedoelde rechterlijke instanties over dezelfde beoordelingsbevoegdheid beschikken als elke andere nationale rechterlijke instantie bij de vraag of een beslissing op een punt van Unierecht noodzakelijk is voor het wijzen van hun vonnis. Zij zijn derhalve niet gehouden een voor hen opgeworpen vraag van uitlegging van het Unierecht te verwijzen wanneer die vraag niet ter zake dienend is, dat wil zeggen wanneer het antwoord erop, hoe het ook luidt, geen invloed kan hebben op de oplossing van het geschil (arrest van 18 juli 2013, Consiglio Nazionale dei Geologi, C‑136/12, EU:C:2013:489, punt 26).
44      Indien de middelen die zijn aangevoerd bij een rechterlijke instantie zoals bedoeld in artikel 267, derde alinea, VWEU niet-ontvankelijk moeten worden verklaard op grond van de procedureregels van de betrokken lidstaat, kan een verzoek om een prejudiciële beslissing derhalve niet worden beschouwd als noodzakelijk en ter zake dienend voor die rechterlijke instantie om haar vonnis te wijzen.
45      Volgens vaste rechtspraak van het Hof is de rechtvaardiging van een prejudiciële vraag immers niet gelegen in het formuleren van rechtsgeleerde adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken, maar in de behoefte aan een werkelijke beslechting van een geschil (arrest van 2 april 2009, Elshani, C‑459/07, EU:C:2009:224, punt 42).
46      In casu heeft het Hof van Cassatie, zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing, geoordeeld dat het wegens de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen het vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel van 23 mei 2012 niet zinvol was een prejudiciële vraag aan het Hof te stellen, aangezien het antwoord op die vraag geen invloed kon hebben op de oplossing van het geschil.
47      Nationale procedureregels mogen echter geen afbreuk doen aan de bevoegdheid die een nationale rechterlijke instantie aan artikel 267 VWEU ontleent of haar ontslaan van de verplichtingen die krachtens deze bepaling op haar rusten.
48      In dit verband zij herinnerd aan de vaste rechtspraak van het Hof dat het, bij ontbreken van Unievoorschriften ter zake, krachtens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van de interne rechtsorde van de lidstaten is om de procedureregels vast te stellen voor vorderingen in rechte die worden ingediend ter bescherming van de rechten van de justitiabelen, op voorwaarde evenwel dat die regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (arrest van 17 maart 2016, Bensada Benallal, C‑161/15, EU:C:2016:175, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
49      Daaruit volgt dat een lidstaat twee cumulatieve voorwaarden moet vervullen, namelijk naleving van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginsel, om zich te kunnen beroepen op het beginsel van procedurele autonomie in gevallen die worden beheerst door het Unierecht (arrest van 17 maart 2016, Bensada Benallal, C‑161/15, EU:C:2016:175, punt 25).
50      Wat in de eerste plaats het gelijkwaardigheidsbeginsel betreft, zij eraan herinnerd dat dit eist dat het geheel van regels die van toepassing zijn op vorderingen, gelijkelijk van toepassing is op vorderingen die zijn gebaseerd op een schending van het Unierecht en op soortgelijke vorderingen die zijn gebaseerd op niet-inachtneming van het nationale recht (zie in die zin arresten van 16 januari 2014, Pohl, C‑429/12, EU:C:2014:12, punt 26, en 20 oktober 2016, Danqua, C‑429/15, EU:C:2016:789, punt 30).
51      In casu bestaan er voor het Hof geen aanwijzingen om eraan te twijfelen dat de procedureregels aan de orde in het hoofdgeding met dat beginsel in overeenstemming zijn.
52      Wat in de tweede plaats het doeltreffendheidsbeginsel betreft, mag een nationale procedureregel zoals die in het hoofdgeding de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (arrest van 20 oktober 2016, Danqua, C‑429/15, EU:C:2016:789, punt 29).
53      Voorts zij in herinnering gebracht dat blijkens de rechtspraak van het Hof in de gevallen waarin de vraag rijst of een nationaal procedurevoorschrift de uitoefening van door de rechtsorde van de Unie aan particulieren verleende rechten onmogelijk of uiterst moeilijk maakt, ook moet worden onderzocht welke plaats dit voorschrift in de gehele procedure inneemt en welk verloop en welke bijzonderheden deze procedure voor de verschillende nationale instanties heeft. Daartoe moet zo nodig rekening worden gehouden met de beginselen die aan het nationale stelsel van rechtspleging ten grondslag liggen, zoals de bescherming van de rechten van de verdediging, het rechtszekerheidsbeginsel en het goede verloop van de procedure (arrest van 21 februari 2008, Tele2 Telecommunication, C‑426/05, EU:C:2008:103, punt 55).
54      In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing en de opmerkingen van partijen dat het Hof van Cassatie de middelen die verzoeker in het hoofdgeding had aangevoerd ter ondersteuning van het cassatieberoep tegen het vonnis van de strafuitvoeringsrechtbank van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel van 23 mei 2012, niet-ontvankelijk heeft verklaard op basis van nationale procedurevoorschriften, op grond dat betrokkene met die middelen weliswaar een van de tegenaanwijzingen heeft betwist die laatstbedoelde rechterlijke instantie in aanmerking had genomen om zijn verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, maar de andere door deze rechterlijke instantie vastgestelde tegenaanwijzingen op zich volstonden om dat vonnis te verantwoorden.
55      Derhalve blijkt niet dat de nationale regeling aan de orde in het hoofdgeding de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maakt.
56      Gelet op een en ander moet op de derde vraag worden geantwoord dat artikel 267, derde alinea, VWEU aldus moet worden uitgelegd dat een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie het Hof geen prejudiciële vraag hoeft te stellen wanneer een cassatieberoep wordt verworpen wegens redenen van niet-ontvankelijkheid die eigen zijn aan de procedure bij die rechterlijke instantie, mits het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen.
 Kosten
57      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:
1)      Artikel 267, derde alinea, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht vatbaar zijn voor hoger beroep niet kan worden beschouwd als een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie in de gevallen waarin het cassatieberoep tegen een beslissing van die rechterlijke instantie niet is beoordeeld wegens afstand van geding door de verzoekende partij.
2)      De tweede vraag behoeft niet te worden beantwoord.
3)      Artikel 267, derde alinea, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een in laatste aanleg rechtsprekende rechterlijke instantie het Hof geen prejudiciële vraag hoeft te stellen wanneer een cassatieberoep wordt verworpen wegens redenen van niet-ontvankelijkheid die eigen zijn aan de procedure bij die rechterlijke instantie, mits het gelijkwaardigheids- en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen.



Hier staat de uitspraak: http://curia.europa.eu/juris/document/document_print.jsf?doclang=NL&text=&pageIndex=0&part=1&mode=lst&docid=188906&occ=first&dir=&cid=289074


Wellicht is mijn boekenblog ook interessant: http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/l

Thrilling detective novel set in Morocco: A girl is found dead in Morocco, an heiress disappeared and reporter Kennedy supposed to do an interview with a terrorist.. But the terrorist who abducted the girl has a history with Kennedy. He held her hostage too but were they lovers?
The writer had a career in journalism what made the journalism world in the book believable. And the story successfully steers clear of the stereotypes.
The book opens with a scene that reminded me of the movie (and the novel) "The Sheltering sky".

I have never been in the deep south of Morocco so I cannot vouch for the authenticity of the setting, but the book is a joy to read anyways. http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/2017/03/review-of-thrilling-detectivenovel.html



A more heavy read is the next novel: The lute in the title is the instrument Moroccan Larbi was given by an uncle to help him overcome his grief. Later on in his life he gives the instrument to a friend to help her cope with her loss.

This is a book about love: the love between two girl friends growing up together, the love between a Moroccan architect and a girl from the US, the love between parents and children and the lingering love for people departed.

The book starts slow and it took me awhile to start liking it - it is not so much a novel as someone telling you their lifestory - but it becomes a lot more interesting when she meets Larbi. The writer successfully brings the world in it to life. The French town, the Moroccan daily life.. As the writer is living for decades in Morocco the book gives you in my opinion a real glimpse of Moroccan life. I wondered if some things were not more or less a personal memoir.

At first I had the feeling the writer ended the book too suddenly. I was annoyed how the girlfriend did not tell the husband about how happy his wife had been when she had discovered something. The limbo we as readers ended up in. But after a day or so - while I was still thinking about the novel - I think that limbo might be part of the charm http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/2017/03/review-of-strings-of-lute-book-about.html







Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...