Posts tonen met het label gehandicapt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gehandicapt. Alle posts tonen

06 september 2014

Mvv afgewezen."Enigszins" terughoudend toetsen door rechtbank van gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Is dit een nieuwe formulering van de Raad van State? (uitspraak)


ECLI:NL:RVS:2014:3323

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 28-08-2014
Datum publicatie 03-09-2014
Zaaknummer 201403279/1/V1
Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2014:1462, Meerdere afhandelingswijzen
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Bij besluit van 18 januari 2013 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen afgewezen.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl


2. In zijn enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij in het besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij, bij de door hem in het kader van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) gemaakte belangenafweging, groter gewicht heeft toegekend aan de omstandigheden dat de vreemdeling strafrechtelijk is veroordeeld en zijn aanvraag betrekking heeft op een eerste toelating tot Nederland dan aan de door de vreemdeling gestelde belangen bij het hier te lande kunnen uitoefenen van gezinsleven.
Hiertoe voert de staatssecretaris aan dat hij alle door de vreemdeling aangevoerde belangen kenbaar in de belangenafweging heeft betrokken en dat de rechtbank onvoldoende terughoudendheid heeft betracht bij haar toetsing van de daaraan door hem verbonden conclusie.
3. Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM), onder meer het arrest Rodrigues da Silva en Hoogkamer tegen Nederland van 31 januari 2006, nr. 50435/99 (JV 2006/90) en de jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2009 in zaak nr. 200903237/1/V2), volgt dat bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van gezinsleven een "fair balance" moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken.
3.1. De rechter dient te beoordelen of de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dit het geval is, of de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een "fair balance" tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven hier te lande en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechter enigszins terughoudend dient te zijn.
3.2. De staatssecretaris heeft met inachtneming van de 'guiding principles' bedoeld in de arresten van het EHRM van 2 augustus 2001 in de zaak Boultif tegen Zwitserland (nr. 54273/00) en van 18 oktober 2006 in de zaak Üner tegen Nederland (nr. 46410/99, beide: www.echr.coe.int) aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat de vreemdeling in 2008 de strafbare feiten mishandeling en bedreiging met zware mishandeling en in 2009 poging tot zware mishandeling heeft gepleegd waarvoor hij in 2010 strafrechtelijk is veroordeeld en dat hij weliswaar meermaals legaal in Nederland heeft verbleven op grond van visa voor kort verblijf, maar nooit in het bezit is gesteld van een geldige verblijfsvergunning die hem in staat stelde tot het uitoefenen van gezinsleven hier te lande. Tevens heeft de staatssecretaris belang toegekend aan de omstandigheid dat niet valt in te zien dat de wijze waarop de vreemdeling thans in Nederland invulling geeft aan het gezinsleven met zijn minderjarige kind (hierna: de dochter) bij gelijkblijvende feiten en omstandigheden niet ook in de toekomst zal worden toegestaan. Voorts heeft de staatssecretaris zich in het besluit op het standpunt gesteld dat er geen feiten en omstandigheden zijn die eraan in de weg staan dat zijn echtgenote (hierna: referente) en de dochter jaarlijks gedurende korte tijd het gezinsleven in Tunesië met de vreemdeling uitoefenen, zoals tijdens vakantieperiodes, en dat het voor hem mogelijk is om met moderne communicatiemiddelen invulling te geven aan zijn rol als vader zoals dat thans gebeurt. Ten slotte heeft de staatssecretaris bij zijn belangenafweging betrokken dat de dochter op dit moment met behulp van de ouders van referente en onder begeleiding van school en diverse instanties in een stabiele omgeving verkeert waarin zij zich met ondersteuning van gespecialiseerde gezinshulp verder kan ontwikkelen.
3.3. De rechtbank heeft overwogen dat nu het gezinsleven tussen de vreemdeling en de dochter vanwege haar spraak-, taal- en gehoorproblematiek niet buiten Nederland kan worden vormgegeven, de weigering om de vreemdeling een mvv te verlenen betekent dat de dochter het grootste deel van haar jeugd zonder de aanwezigheid van haar vader zal opgroeien. Volgens de rechtbank komt gelet op het arrest van het EHRM van 16 april 2013 in de zaak Udeh tegen Zwitserland van 16 april 2013, nr. 12020/09 (www.echr.coe.int) groot gewicht toe aan het belang van kinderen om in de aanwezigheid van beide ouders te kunnen opgroeien en kunnen vakantiebezoeken en moderne communicatiemiddelen niet als alternatief daarvoor dienen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de vreemdeling en referente niet konden voorzien dat de dochter vanwege haar problematiek het gezinsleven met hem niet buiten Nederland kan uitoefenen.
3.4. Door aldus te overwegen heeft de rechtbank niet onderkend dat zich in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 16 april 2013 een dusdanig ander feitencomplex voordoet dan in onderhavige zaak dat zij het in dat arrest genoemde belang voor een kind om bij zijn ouders op te groeien ten onrechte hetzelfde gewicht in deze zaak heeft gegeven. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte zwaar gewicht toegekend aan de omstandigheid dat de afwijzing van de aanvraag van de vreemdeling om hem een mvv te verlenen geen inmenging vormt in zijn door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op gezinsleven. Evenmin heeft de rechtbank onderkend dat de staatssecretaris, gelet op punt 61 van het arrest van het EHRM van 25 maart 2014 in de zaak Palanci tegen Zwitserland, nr. 2607/08 (www.echr.coe.int), niet ten onrechte van belang heeft geacht dat niet valt in te zien dat de wijze waarop de vreemdeling thans invulling geeft aan het gezinsleven met de dochter bij gelijkblijvende feiten en omstandigheden niet ook in de toekomst zal worden toegestaan, referente en de dochter jaarlijks gedurende korte tijd het gezinsleven in Tunesië met de vreemdeling uitoefenen, zoals tijdens vakantieperiodes, en het voor hem mogelijk is om met moderne communicatiemiddelen invulling te geven aan zijn rol als vader. Gelet daarop en in aanmerking genomen hetgeen vermeld is onder 3.2 heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij bij de afweging tussen enerzijds het algemeen belang dat is gediend bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en de bescherming van de openbare orde en anderzijds het persoonlijk belang van de vreemdeling, referente en de dochter bij de uitoefening van hun familie- en gezinsleven hier te lande aan het algemeen belang doorslaggevend gewicht toekent. Derhalve heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat het besluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
De grief slaagt reeds daarom.

Lees hier de hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3323


In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

27 juni 2014

Dublinoverdracht aan Frankrijk van gehandicapte man mag (uitspraak)

ECLI:NL:RBZWB:2014:4230

Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak 19-06-2014
Datum publicatie 23-06-2014
Zaaknummer 14-12565
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Dublin, 3.118a Vb, Frankrijk
Vindplaatsen Rechtspraak.nl




Tussen partijen is niet in geschil dat in dit geval Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Er dient vervolgens te worden beoordeeld of Nederland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op humanitaire gronden, met toepassing van artikel 17 van de Verordening, aan zich had moeten trekken.
11.Uit het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 21 januari 2011, JV 2011, 68 (M.S.S. tegen België en Griekenland) blijkt dat bij de beoordeling of de overdracht van een vreemdeling met toepassing van de Verordening aan een andere lidstaat in strijd is met artikel 3, dan wel 13 van het EVRM, in het bijzonder worden betrokken de detentie- en/of leefomstandigheden waarmee de overgedragen asielzoeker in dat land wordt geconfronteerd en de kwaliteit van de asielprocedure in dat land. Voorts houdt dat arrest in dat ook in een situatie waarin ten aanzien van deze aspecten informatie is overgelegd die niet specifiek op de betrokken vreemdeling ziet, een lidstaat die een asielzoeker wenst over te dragen, zich ervan dient te vergewissen dat de wetgeving van de lidstaat waaraan de vreemdeling wordt overgedragen, op deze punten wordt toegepast op een wijze die in overeenstemming is met het EVRM.
12.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is eiser, die bijna helemaal doof is en knieklachten en littekens heeft vanwege een ongeluk in het verleden, er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet naleeft. Frankrijk heeft de claim van Nederland geaccepteerd dus is verplicht om eiser in de asielprocedure op te nemen. Frankrijk is immers partij bij het EVRM en het Vluchtelingenverdrag. Dit betekent dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag worden gegaan dat de autoriteiten van Frankrijk zich houden aan deze verdragen. Verweerder heeft in het bestreden besluit en ter zitting afdoende gereageerd op de brief met bijlagen van VluchtelingenWerk betreffende de situatie van asielzoekers in Frankrijk en redelijkerwijs kunnen stellen dat niet is gebleken dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de opvang.
In dit geval kan op voorhand niet worden gesteld dat eiser vanwege zijn handicap niet in staat is om zijn recht op opvang in Frankrijk te realiseren. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat eiser al vanaf zijn geboorte slechthorend is en ook in Iran met deze handicap heeft moeten leven. Vervolgens is hij in staat geweest om zijn vertrek naar Europa te regelen door in Teheran een visum aan te vragen en na een kort verblijf in Frankrijk naar Nederland te reizen om vervolgens asiel aan te vragen. Verweerder heeft zich derhalve ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat de medische situatie van eiser niet dusdanig is dat schending van artikel 3 van het EVRM dreigt. Daarbij is van belang de verklaring van verweerder ter zitting, dat de medische stukken onderdeel uitmaken van het dossier van eiser, dat bij de feitelijke overdracht wordt meegegeven zodat de Franse autoriteiten op de hoogte zijn van eisers handicap. Desgewenst kan ook nog een Fit-to-fly verklaring worden afgegeven. Verweerder wijst nog op het feit dat asielzoekers met gezondheidsproblemen in Frankrijk volgens de informatie die eiser heeft overgelegd, voorrang krijgen bij de aanwijzing van opvangplekken in centra.
Ten aanzien van de omstandigheid dat eiser zich in Nederland heeft bekeerd tot het christendom en inmiddels banden heeft opgebouwd met geloofsgenoten, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat dit, ook gelet op het korte duur van het verblijf van eiser in Nederland, niet zodanig bijzonder is dat verweerder toepassing zou moeten geven aan artikel 17 van de Verordening.

Hier staat de hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2014:4230


In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

23 oktober 2013

Asielzoekersgezin verliest kort geding over extra voorzieningen

De Staat en het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) hoeven het appartement van een Iraaks gezin, dat verblijft in een voormalig asielzoekerscentrum in Katwijk, niet verder aan te passen voor hun minderjarige gehandicapte dochter. Het gezin had hierom gevraagd in een kort geding. De rechtbank Den Haag is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een humanitaire noodsituatie, omdat de Staat zich al genoeg heeft ingespannen om de woonsituatie aan te passen.
Het gezin wil een grotere douche, wasruimte en wc voor hun gehandicapte dochter. Ook zou de Staat de ruimte waarin zij moeten verblijven geheel rolstoeltoegankelijk moeten maken of het gezin een ander rolstoeltoegankelijk appartement moeten toewijzen. De rechtbank ging hier niet in mee.
In afwachting van hun vertrek uit Nederland naar het land van herkomst verblijft het gezin in een voormalig asielzoekerscentrum dat als gezinslocatie wordt gebruikt voor de opvang van minderjarige kinderen van uitgeprocedeerde asielzoekers.

Vandaag op rechtspraak.nl


3.5. In deze procedure is aan de orde of de Staat gehouden is om, vanwege de beperkingen van [eiseres], het door [eiseres] c.s. bewoonde appartement in de Gezinslocatie te Katwijk geheel rolstoeltoegankelijk te maken dan wel aan hen een ander, wel rolstoeltoegankelijk appartement in de Gezinslocatie ter beschikking te stellen. Maatgevend voor het oordeel daaromtrent is hetgeen naar voren komt uit het arrest van 21 september 2012 van de Hoge Raad (LJN: BW5328, NJ 2013, 22). In die uitspraak heeft de Hoge Raad het cassatieberoep tegen de arresten van 27 juli 2010 (LJN: BN2164, JV 2010, 328) en van 11 januari 2011 (LJN: BO9924, JV 2011, 91) van het gerechtshof te ’s-Gravenhage verworpen. In die arresten is – zakelijk weergegeven – het volgende beslist. Meerderjarige uitgeprocedeerde asielzoekers hebben in beginsel geen aanspraak op voortgezet verblijf en medische, sociale of andere hulp dan wel diensten. Op de Staat rust enkel de rechtsplicht om, waar valt te voorzien dat uitgeprocedeerde asielzoekers die niet voldoen aan hun plicht om Nederland te verlaten niet de middelen (zullen) hebben om voor de bij hen verblijvende minderjarige kinderen te zorgen, voor die kinderen in adequate opvang en verzorging te voorzien, waarbij hun recht op familie- en gezinsleven met hun ouder(s) zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. De Staat is niet gehouden om de minderjarigen een opvang- en verzorgingsniveau te bieden dat gelijk is aan het niveau dat zij hangende de asielprocedure(s) ontvingen dan wel dat uitstijgt boven het niveau dat nodig is ter voorkoming van een humanitaire noodsituatie. Daarnaast moet het opvang- en verzorgingsniveau, met het oog op de belangen van de Staat, worden afgestemd op de aard van het verblijf.
3.6. Zoals de voorzieningenrechter van deze rechtbank eerder heeft vastgesteld in het vonnis van 7 november 2012 (LJN: BY2400, JV 2013, 59) zijn de verblijfsomstandigheden waaronder uitgeprocedeerde asielzoekers verblijven in de Gezinslocatie te Katwijk toereikend, dat wil zeggen als zodanig onvoldoende voor de stelling dat in de Gezinslocatie in zijn algemeenheid sprake is van een humanitaire noodsituatie. [eiseres] c.s. hebben in deze procedure onvoldoende aangedragen om met betrekking tot de Gezinslocatie te Katwijk op dit punt een andersluidend oordeel te rechtvaardigen.
3.7. Met betrekking tot de vraag of de Staat gelet op specifieke omstandigheden van het geval gehouden is om jegens [eiseres] c.s. te handelen zoals gevorderd wordt, tegen de achtergrond van hetgeen onder r.o. 3.5. inzake het vermijden van humanitaire noodsituaties is opgenomen, als volgt overwogen. De Staat onderkent dat [eiseres] kampt met beperkingen en dat daardoor bij haar sprake is van bijzondere behoeftes, maar stelt zich op het standpunt dat aan deze bijzondere behoeftes evenwel voldoende tegemoet gekomen wordt met - als kernonderdelen - het bieden van onderdak in de Gezinslocatie te Katwijk en het verstrekken van medische voorzieningen. Daar komt bij dat [eiseres] c.s. als gezin van zeven personen mede vanwege de beperkingen van [eiseres] verblijven in kamers voor in totaal negen personen. Ten aanzien van de omstandigheid dat de badkamer en het toilet in de huidige huisvesting niet rolstoeltoegankelijk zijn heeft de Staat gesteld dat deze ruimtes desalniettemin, zij het met enige inspanning, door [eiseres] kunnen worden gebruikt. Deze aspecten van het verblijf in de Gezinslocatie zijn als zodanig niet door [eiseres] c.s. bestreden.
3.8. Vanwege de beperkingen van [eiseres] behoeft de huidige huisvesting, die is gelegen op de eerste verdieping in de Gezinslocatie en alleen via een trap kan worden bereikt, (ook) naar het oordeel van de Staat verbetering. Teneinde meer tegemoet te komen aan de bijzondere behoeftes van [eiseres] heeft het COA mede naar aanleiding van overleg met de ouders daarom twee naast elkaar gelegen vierpersoonskamers op de begane grond van gebouw 185 in de Gezinslocatie voor [eiseres] c.s. vrijgemaakt. In één van beide kamers is door een aannemer de doucheruimte vergroot. De drempels binnen deze kamers zijn verwijderd en in de voor gezamenlijk gebruik bedoelde ruimtes van de Gezinslocatie, in het bijzonder de gangen, zijn geen drempels aanwezig. Ten tijde van de mondelinge behandeling van deze zaak was deze nieuwe woonruimte gereed om door [eiseres] c.s. in gebruik te worden genomen, aldus de Staat.
3.9. Ter zitting zijn de door de Staat gestelde inspanningen om de woonsituatie van [eiseres] te verbeteren en het resultaat daarvan op zich niet betwist. Zonder nadere toelichting kunnen [eiseres] c.s. dan ook niet worden gevolgd in hun stellingen dat vanwege het bijzondere karakter van hun leefsituatie sprake is van een humanitaire noodsituatie en dat de Staat miskent dat de specifieke behoeftes van [eiseres] nopen tot het verstrekken van voorzieningen die aan haar behoeftes tegemoet komen. De in dat kader gestelde schendingen van de genoemde internationale verdragen behoeven daarom geen bespreking.
3.10.De Staat heeft ter zitting gemotiveerd betwist dat vorenbedoelde inspanningen zijn ingezet onder invloed van (de dreiging van) het onderhavige kort geding. Daartoe heeft zij verwezen naar een tweetal als productie overgelegde brieven waaruit naar voren komt dat er medio oktober en november 2012 al sprake was van communicatie tussen partijen teneinde de woonsituatie van [eiseres] (c.s.) te verbeteren. Daaraan ontleent de voorzieningenrechter de veronderstelling dat, anders dan [eiseres] c.s. kennelijk aannemen, de Staat ook bij toekomstige ontwikkelingen aangaande de woonsituatie van [eiseres] zal bezien of er aanspraak op voorzieningen of anderszins aanleiding tot handelen bestaat, zoals door de Staat ter zitting naar voren gebracht. Er bestaat daarom geen aanleiding om daar in deze procedure op vooruit te lopen.

Op Twitter klaagt Sander Terphuis voormalig asielzoeker en illegaal uit Iran en nu Nederlands staatsburger met een naamswijziging dat je zo toch niet met gehandicapten omgaat.  

": Pijnlijke kant van het . Moeten we echt zo omgaan met dit gehandicapte meisje? "
Met een retweet van een Fischer advocaat.

Maar het ziet toch naar uit dat alhoewel deze mensen als uitgeprocedeerden die zich nu vastklampen aan een procedure tegen een afgewezen beroep op het Kinderpardon geen recht hebben op voorzieningen er toch voor hen een voor invaliden toegankelijke kamers en aangepaste badkamer is gemaakt.

Het is natuurlijk erg dat dat meisje zo gehandicapt is en het is heel knap wat Fischer CS als juristen juridisch technisch voor elkaar kunnen boksen. Maar nou even ter vergelijking: op het moment worden er voor Nederlanders en mensen met een verblijfsvergunning aardig op de voorzieningen bezuinigd en kan je als oudere geen rollator of bril meer van je belastingen aftrekken en moet je dus de hele boel zelf betalen van soms een schamele AOW. Voor volgend jaar gaat waarschijnlijk de tegemoetkoming bijzondere ziektekosten voor gehandicapten en langdurig zieken zoals ikzelf op de schop. Om nog niet te praten over de volledige eigen bijdrage die ik ieder jaar mag aftikken bij de ziektekostenverzekering omdat ik een behandeling toch echt nodig heb en allerlei medicijnen die niet meer vergoed worden aan andere mensen maar die ze wel moeten slikken. Ik vind het dan ook wel een morele kwestie of je dan voor uitgeprocedeerden allerlei dingen kan gaan vragen op basis van "gratis" terwijl een rechtmatige ingezetene het zelf maar moet uitzoeken. En het geld komt in Nederland ook niet uit de lucht vallen. Zeker als er wel voorzieningen zijn getroffen maar die blijkbaar niet genoeg naar wens zijn. Om nog maar niet te spreken van de gerechtelijke kosten. Het klinkt zo als "Rupsje Nooit Genoeg". Uit de uitspraak blijkt niet waarom ze het niet goed genoeg vinden. Omdat het betekent dat ze dan niet in hun eigen appartement kunnen blijven? Het gezin van zeven personen in twee aparte locaties in het gebouw moet slapen?  Of was deze procedure al aan het lopen toen die voorzieningen werden getroffen en moet er een zitting komen wil de advocaat ook nog enigszins aanspraak kan maken op een vergoeding voor zijn moeite?

Ik word vooral moe van dit soort tweets. 


 
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

05 december 2009

IVRK verzet zich tegen mvv-vereiste in geval van dit gehandicapte kind (uitspraak rechtbank)


LJN: BK5003, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats 's-Hertogenbosch , AWB 09/20725




Datum uitspraak: 17-11-2009

Datum publicatie: 02-12-2009

Rechtsgebied: Vreemdelingen

Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig


Inhoudsindicatie: Er is sprake van een conflict tussen het belang van verweerder bij het handhaven van het mvv-vereiste en het belang van eiser - die als minderjarige gehandicapte bijzondere zorg behoeft - om niet naar het land van herkomst te hoeven reizen. Ingevolge de tekst van artikel 3 van het IVRK dient de rechtbank (ook) in haar beslissing de belangen van het kind voorop te stellen. De rechtbank acht, gezien het bepaalde in artikel 3 van het IVRK in samenhang met artikel 23 van het IVRK en gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, het belang van eiser om niet voor een mvv-aanvraag naar het land van herkomst te hoeven reizen doorslaggevend.

16. Ten aanzien van eisers beroep op het IVRK overweegt de rechtbank als volgt.




17. Ingevolge artikel 3, eerste lid van het IVRK vormen de belangen van het kind de eerste overweging, bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen.



18. In de Memorie van Toelichting bij de Goedkeuringswet (Tweede Kamer, vergaderjaar 1992/1993, 22855, nr. 3 pag. 8 en 9) heeft de wetgever daarbij aangegeven dat het belang van het kind geen absolute voorrang heeft boven andere belangen, maar dat wel met de doelstelling van het verdrag in overeenstemming te achten is dat, indien er sprake is van een conflict van belangen, het belang van het kind in de regel de doorslag behoort te geven.



19. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) strekt artikel 3 van het IVRK - voor zover dit al een direct toepasbare norm zou inhouden - in ieder geval zover dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het desbetreffende kind dienen te worden betrokken (zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 23 september 2004, JV 2004/449, 22 februari 2006, JV 2006/132 en 20 maart 2006, JV 2005/165.



20. Ingevolge artikel 23, tweede lid van het IVRK erkennen de Staten die partij zijn het recht van het gehandicapte kind op bijzondere zorg, en stimuleren en waarborgen dat aan het daarvoor in aanmerking komende kind en degenen die verantwoordelijk zijn voor zijn of haar verzorging, afhankelijk van de beschikbare middelen, de bijstand wordt verleend die is aangevraagd en die passend is gezien de gesteldheid van het kind en de omstandigheden van de ouders of anderen die voor het kind zorgen.



21. In het onderhavige geschil is er sprake van een conflict tussen het belang van verweerder bij het handhaven van het mvv-vereiste en het belang van eiser, die als gehandicapte bijzondere zorg behoeft, om niet naar Eritrea te hoeven reizen.



22. Hoewel verweerder de belangen van eiser daadwerkelijk in het bestreden besluit heeft betrokken, is de vraag die thans voorligt of verweerder in redelijkheid tot de juiste belangenafweging is gekomen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De rechtbank baseert dit oordeel mede op het feit dat verweerder er in de belangenafweging vanuit is gegaan dat de moeder van eiser (mantel)zorg zal verlenen in Eritrea en dat de terugkeer naar Eritrea tijdelijk zal zijn, terwijl er gelet op de (mede) door eiser overgelegde stukken concrete aanwijzingen zijn dat dit niet mogelijk zal zijn. Er bestaat immers een risico dat de moeder van eiser in Eritrea de dienstplicht zal moeten vervullen, hetgeen haar zal beletten de (mantel)zorg voor haar zoon op zich te nemen en samen met haar zoon indien zich dat geval voordoet (op korte termijn) naar Nederland terug te keren. De rechtbank begrijpt dat deze omstandigheden pas na het nemen van het bestreden besluit namens eiser naar voren zijn gebracht, maar dit laat onverlet dat de rechtbank gelet op de tekst van artikel 3 van het IVRK ook in haar beslissing in dit stadium de belangen van het kind voorop dient te stellen. Daarnaast is eiser in Nederland geboren en verblijft hij al zijn hele leven in Nederland. Gelet op het voorgaande in samenhang bezien met de overige bijzondere omstandigheden van dit geval, zijnde dat eiser licht zwakzinnig is en gedragsstoornissen heeft waarvoor hij zeer uitgebreide hulp krijgt in de vorm van ondersteuning in de opvoeding en in de ouder-kindrelatie, integrale Vroeghulp, begeleiding in een dagkliniek, logopedie, speciaal basisonderwijs en gespecialiseerde naschoolse opvang en voorts dat eiser altijd zorgafhankelijk is en zal zijn en het BMA een medische noodsituatie op de langere termijn niet uitsluit, hetgeen gelet op de door zijn moeder bij terugkeer in Eritrea (hoogstwaarschijnlijk) te vervullen dienstplicht in de rede ligt, acht de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 3 van het IVRK , bezien in verband met artikel 23 van het IVRK, het belang van eiser, om niet voor een mvv-aanvraag naar Eritrea te hoeven reizen, doorslaggevend.

http://www.rechtspraak.nl/

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...