07 september 2020

Uitspraak: digitaal ondertekenen van Maatregel van bewaring


1. Eiser stelt van Moldavische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]
2. De maatregel van bewaring (het formulier M-109) is opgelegd door een 2e Luitenant der Koninklijke Marechaussee (KMar), en is digitaal ondertekend.
3. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2278, heeft de Afdeling geoordeeld dat een digitale handtekening, geplaatst door een medewerker van de KMar, voldoet aan de in artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde vereisten, omdat - voor zover hier van belang -
  • - de handtekening op unieke wijze aan de ondertekenaar is verbonden, tot stand komt met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden en de ondertekenaar kan worden geïdentificeerd;
  • - door de in de uitspraak genoemde wijze van valideren van de handtekening achteraf kan worden vastgesteld of het document ongewijzigd is gebleven.
4. De door verweerder in het digitale systeem van de rechtspraak geplaatste maatregel voldoet niet aan deze voorwaarden. Als het scherm waarin de handtekening is geplaatst wordt aangeklikt, verschijnen de mededelingen:
  • - “De handtekening is ongeldig” en
  • - “Het document is gewijzigd of beschadigd nadat het is ondertekend.”
5. In een schriftelijke reactie heeft verweerder verklaard dat uit overleg met de KMar en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) blijkt, dat beide beschikken over een van het procesdossier van de rechtbank afwijkend formulier M-109. In het formulier M-109 waarover de KMar en DT&V beschikken, verschijnen de hiervoor aangehaalde meldingen niet. Maar als verweerder het formulier M-109 in INDIGO (het digitale systeem van verweerder) oproept, verschijnen die meldingen wel. Verweerder acht het mogelijk dat technische- of compatibiliteitsproblemen daaraan ten grondslag liggen. Bij de schriftelijke reactie heeft verweerder twee printscreens van DT&V overgelegd, met daarop de volgens verweerder feitelijk juiste informatie betreffende de documentcertificering en de auteur.
6. Eiser stelt primair dat - gelet op het feit dat zowel in INDIGO als in het digitale systeem van de rechtbank -geen digitale handtekening of zegel kan worden gevalideerd, de maatregel van meet af aan onrechtmatig is geweest. Subsidiair stelt hij dat het niet de bedoeling kan zijn dat eerst 16 dagen na de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel kan worden gevalideerd of deze door een daartoe bevoegd persoon is ondertekend. Hij wijst in dat verband op de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2018 en op de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:3355.
7. Ten aanzien van de verwijzing door eiser naar de uitspraak van de Afdeling van
8 oktober 2019, stelt de rechtbank vast dat die uitspraak ziet op de geldigheid van een elektronische handtekening die is geplaatst door een ambtenaar van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM). Daarvan is hier geen sprake.
7.1 De rechtbank stelt vast dat, anders dan het geval was in de uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2018, de elektronische handtekening onder de maatregel die aan eiser is opgelegd niet voldoet aan de hiervoor onder 3. genoemde voorwaarden. De door verweerder overgelegde printscreens maken dat niet anders.
7.2 De rechtbank heeft verweerder daarom in de gelegenheid gesteld een aanvullend, in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal over te leggen, waaruit blijkt:
  • - dat de betrokken verbalisant bevoegd was de maatregel op te leggen;
  • - dat bij het opleggen van de maatregel is voldaan aan de eisen die daaraan in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) zijn gesteld;
  • - dat de maatregel die door verweerder in het procesdossier van de rechtbank is gevoegd tekstueel identiek is aan de maatregel die de betrokken verbalisant aan eiser heeft opgelegd.
7.3 Op 28 augustus 2020 heeft verweerder een aanvullend proces-verbaal in het digitale systeem van de rechtspraak geüpload. Daarin verklaart de ambtenaar van de KMar dat de datum en de tijd van de digitale handtekening daadwerkelijk de datum en tijd zijn waarop de maatregel is ondertekend, en dat na digitale ondertekening van de maatregel de inhoud van de maatregel niet meer is gewijzigd. Dat proces-verbaal is echter digitaal noch ‘nat’ ondertekend, en daaraan komt dus niet de waarde toe die verweerder daaraan gehecht wenst te zien.
7.4 Dat betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat de maatregel is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar en dat de maatregel na ondertekening niet is gewijzigd. Dat maakt de maatregel van aanvang af onrechtmatig. Aan een belangenafweging komt de rechtbank niet toe, nog daargelaten dat verweerder geen zwaarwegende belangen heeft gesteld. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De rechtbank zal de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag bevelen.



ECLI:NL:RBDHA:2020:8695

Instantien Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 02-09-2020
Datum publicatien 07-09-2020
Zaaknummer NL20.15455
 
Vindplaats hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:8695


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.ubscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...