24 april 2020

Gezinshereniging, middelen van bestaan en WIA

Waneer iemand een WAO uitkering ontvangt en 80-100% is afgekeurd dan is die persoon vrijgesteld van het middelenvereiste in het kader van gezinshereniging. Maar de WIA leverde een aanscherping van dit beleid op. Alleen als er geen zicht is op herstel zou iemand nog vrijstelling kunnen krijgen.

Niet alleen is de tekst in de Vreemdelingencirculaire in mijn optiek niet helemaal juist maar ik zou ook graag uw aandacht eens willen vestigen op de mensen die WIA-WGA krijgen omdat wellicht in de toekomst weer arbeidsperpectief gloort die nu naast gezondheidsproblemen nu ook narigheid bij gezinsherenigingswensen op zien spelen. En dit zijn dus mensen met een arbeidsverleden die door ziekte of een ongeval opeens niet meer hun eigen brood kunnen verdienen. Dat is eigenlijk al erg genoeg.







Op zoek naar iets heel anders kwam ik dit tegen in de Vreemdelingencirculaire:



Uitkering WIA
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, Vb aan als de referent:
  • een uitkering op grond van de WIA ontvangt of arbeid verricht in het kader van de Wsw; en
  • aanspraak kan maken op een uitkering op grond van de WIA; en
  • voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
  • de referent valt onder de regeling IVA en uit de toekenningsbeschikking en/of uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er geen kans is op herstel; of
  • de referent valt onder de regeling IVA en uit zowel de toekenningsbeschikking als uit de meest recente herbeoordeling blijkt dat er een geringe kans is op herstel.
De IND neemt blijvende en volledige arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3.22, tweede lid, Vb, in ieder geval niet aan als de referent een uitkering WIA ontvangt op grond van de regeling WGA.

Boven deze paragraaf staat dat mensen die volledig zijn afgekeurd en een WAO uitkering ontvangen vrijgesteld zijn van het middelenvereiste.

Nu terug naar de WIA. Als iemand een WIA-IVA uitkering krijgt toegekend dat is er dus geen kans op herstel want anders zou je de WIA-WGA krijgen. 

De WIA-WGA is bedoeld voor mensen die arbeidsongeschikt worden maar waar wel nog kans op herstel is en die wellicht door omscholing weer aan het werk kunnen gaan. Maar ook deze mensen kunnen gedurende die jaren volledig arbeidsongeschikt zijn. Mijn collega werd zo afgekeurd. 

Al deze mensen zijn mensen die op het moment dat ze ziek werden al jaren werkten want anders kan je geen WIA krijgen. Voor heel veel mensen is een periode van ziekte of een verandering in de gezondheid door een misdrijf of een ongeval op zich al heel traumatisch en als je dan ook nog eens je werk verliest des te meer. Dit kan dus ook voor die groep waar er wel een kans op herstel is in de toekomst betekenen dat die persoon jaren moet wachten op gezinshereniging. Ondanks dat ik toch de nodige voorbeelden ken waar de WIA-WGA moest worden omgezet in WIA-IVA omdat het na verloop van tijd niet bleek te gaan. En lukt het wel dan zal iemand niet direct een vast contract krijgen of kunnen overleggen dat het eigen bedrijf al jaren winst draaien. Dit lange wachten kan dan een fikse dosis toegevoegd leed opleveren. Dit terwijl iemand in de WW dat probleem niet heeft. 

Ik vraag mij af waarom de Staatssecretaris dit onderscheid maakt tussen de WAO en de WIA en ik roep haar op om in ieder geval dat stukje over de IVA te verbeteren dan wel te verduidelijken. De Tweede Kamer kan zich in de tussentijd afvragen of hier niet eens kamervragen over zouden moeten worden gesteld.

Ik wil u in dit kader nog op de volgende uitspraken wijzen:


6.2.    Besluit nr. 1/80 is met ingang van 1 december 1980 van toepassing. Volgens deel G4, hoofdstuk IV, 20d, van de Vreemdelingencirculaire 1966 (hierna: de Vc 1966), zoals die gold op 1 december 1980, wordt een buitenlandse werknemer jonger dan 65 jaar, die nadat de arbeidsongeschiktheid 52 weken heeft voortgeduurd, recht heeft op een maximale uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: de WAO) omdat hij volledig arbeidsongeschikt is, in de zin van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 procent, geacht over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Gelet op de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State van 8 maart 1979 in zaak nr. A-2.0033 (RV 1979/36) kan worden aangenomen dat de staatssecretaris deze laatste beleidsregel, inhoudende dat een werknemer die wegens volledige arbeidsongeschiktheid een uitkering krachtens de WAO ontving aan het middelenvereiste voldoet, ook heeft toegepast bij aanvragen voor gezinshereniging met een zodanige werknemer.
    Nu de referent volgens het onder 2 vermelde beleid bij een volledige arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 procent, die meer dan 52 weken heeft voortgeduurd, terwijl hij een maximale WIA-uitkering op grond van de WGA ontvangt, niet aan het middelenvereiste voldoet, noch voor vrijstelling daarvan in aanmerking komt, is sprake van een aanscherping van het beleid zoals dat gold op 1 december 1980. Nu de nieuwe invulling van het middelenvereiste van ongunstige invloed is op de situatie van Turkse werknemers, hebben de vreemdelingen terecht betoogd dat een bij artikel 13 van Besluit nr. 1/80 verboden beperking aan de orde is (zie pt. 37 t/m 46 van het arrest van het Hof van 9 december 2010, Toprak en Oguz, C-300/09 en C-301/09). De staatssecretaris heeft immers niet aangevoerd dat die beperking kan worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, noch dat voor Unieburgers een vergelijkbare beperking geldt.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1164) is het door de staatssecretaris gevoerde beleid als weergegeven in paragraaf B7/2.1.1 van de Vc 2000 als zodanig niet onredelijk en is het aan een referent om zo nodig rechtsmiddelen in te stellen tegen een besluit van het UWV indien daarin volgens die referent ten onrechte geen uitkering op grond van de IVA wordt verleend omdat terugkeer op de arbeidsmarkt volgens die referent niet dan wel nauwelijks is te verwachten. De staatssecretaris voert terecht aan dat hij met de beoordeling of de referente in aanmerking komt voor vrijstelling van het middelenvereiste in beginsel een adequate invulling heeft gegeven aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en de eisen die het Hof van Justitie, gezien de individualisering van de behandeling van de aanvraag als bedoeld in artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, daaraan stelt (vgl. het arrest Chakroun en de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1231). Daarbij is van belang dat de staatssecretaris ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gehouden is te handelen overeenkomstig het beleid zoals weergegeven in paragraaf B7/2.1.1, tenzij dat wegens bijzondere omstandigheden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met dat beleid te dienen doelen.
    Weliswaar is de referente vanaf 18 maart 2009 volledig arbeidsongeschikt, maar het UWV heeft zich op grond van het oordeel van een verzekeringsarts op het standpunt gesteld dat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt is en dat de verwachting dat de belastbaarheid verbetert, redelijk tot goed is. Het UWV heeft daarom besloten de referente een uitkering op grond van de WGA te verlenen en niet op grond van de IVA. De staatssecretaris is terecht van de besluitvorming van het UWV uitgegaan en heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het aan de referente was om daartegen desgewenst rechtsmiddelen in te stellen. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat dit is gebeurd, zodat van de juistheid van die besluitvorming moet worden uitgegaan. Verder heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb heeft aangevoerd.
    De grief slaagt.
5.    Gelet op hetgeen onder 4.1 is overwogen, kan de opgeworpen rechtsvraag worden beantwoord in het licht van de rechtspraak van het Hof, onder meer het arrest Chakroun. Daarom bestaat geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen (vergelijk de punten 13 en 14 van het arrest van het Hof van 6 oktober 1982, Cilfit, ECLI:EU:C:1982:335, en punten 57 tot en met 62 van het arrest van het Hof van 9 september 2015, X en Van Dijk, ECLI:EU:C:2015:564). Dat de rechtbank Den Haag, in twee uitspraken (de aangevallen uitspraak en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 25 april 2016, in zaak nr. 15/12696) een andere uitleg voor lijkt te staan, noopt er niet toe dat toch tot prejudiciële verwijzing wordt overgegaan (vergelijk de punten 41 en 42 van het arrest van het Hof van 9 september 2015, Ferreira da Silva e Brito e.a., ECLI:EU:C:2015:565).




Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...