17 september 2017

Uitspraak: een relatie kan ook duurzaam zijn als hij niet al zes maanden bestaat






ECLI:NL:RBDHA:2017:10173

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 12-07-2017
Datum publicatie 07-09-2017
Zaaknummer AWB 17/3971 en 17/3972 (vovo)
Rechtsgebieden Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Eiser was in het bezit van een verblijfsdocument als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 met als doel ‘familielid (partner) van een burger van de Unie’. Op een gegeven moment is referente geëmigreerd en was de relatie over. In geschil is of eiser voldoet aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf als gesteld in artikel 8.15, vierde lid en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (duurde het partnerschap tussen referente en eiser ten minste drie jaar?). De rechtbank is van oordeel dat niet alleen in situaties waarin gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding is gevoerd sprake kan zijn van een duurzame relatie. Ook volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat de eerste zes maanden van de relatie niet als duurzaam gezien kunnen worden en daarom op de totale duur van de relatie in mindering moeten worden gebracht. Het beroep is gegrond.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam


6.1 De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank verwijst allereerst naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:2676). In deze uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat niet alleen in situaties waarin gedurende zes maanden een gezamenlijke huishouding is gevoerd sprake kan zijn van een duurzame relatie. Ook in andere gevallen, zoals in het geval van een lange afstandsrelatie of een latrelatie, kan, mits de relatie al enige tijd is bestendigd en een en ander goed is onderbouwd, een duurzame relatie worden aangenomen. Het standpunt van verweerder dat pas sprake is van een duurzame relatie indien deugdelijk bewezen is dat gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding is gevoerd, gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet op.
6.2 Daarnaast overweegt de rechtbank als volgt. Eiser heeft betoogd dat verweerder voor de duur van de duurzame relatie dient te rekenen vanaf aanvang van die relatie. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft eiser verwezen naar de in rechtsoverweging 4. genoemde (tussen)uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. Verweerder heeft zich ter zitting ten aanzien van die (tussen)uitspraak op het standpunt gesteld dat, hoewel geen hoger beroep is ingesteld, verweerder zich niet kan vinden in het oordeel van de rechtbank. De rechtbank overweegt dat eiser verblijfsrecht heeft ontleend aan zijn relatie met referente. Dat betekent dat achteraf is gebleken dat in elk geval vanaf de inschrijving in de BRP sprake was van een deugdelijk bewezen duurzame relatie. Het door verweerder gevoerde beleid, waarbij pas na een periode van zes maanden een duurzame relatie wordt aangenomen, is zoals reeds overwogen, onjuist en ziet daarnaast op bewijs van de duurzaamheid van de relatie in de aanvraagfase en zolang de relatie voortduurt. In dit geval gaat het echter om de situatie waarin de relatie is geëindigd, maar (achteraf bezien) vanaf de aanvang deugdelijk bewezen duurzaam is geacht. Net als in voornoemde uitspraak volgt de rechtbank verweerder ook ten aanzien hiervan niet in zijn standpunt dat in een dergelijk geval de eerste zes maanden van de relatie op de totale duur van de relatie in mindering moeten worden gebracht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. Het beroep is gegrond.
7. Geconcludeerd wordt dat het bestreden besluit gelet op het voorgaande onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Daarmee heeft verweerder het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschonden, waardoor het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen mogelijkheden om het geschil met toepassing van de bestuurlijke lus of anderszins finaal te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.



http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:10173





******************************************************


Winactie dierendag

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...