Een beroep doen op het hebben van familie in NL bij Dublinzaak (asiel) faalt als familie dat niet wil (uitspraak rechtbank)
ECLI:NL:RBDHA:2014:6202
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 20-05-2014
- Datum publicatie 21-05-2014
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Inhoudsindicatie Dublin, Litouwen verantwoordelijk, visum verleend, toestemming betrokkenen ontbreekt, beroep op artikel 16 en 17 van Dublinverordening 3
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
6.
Ingevolge
artikel 16, eerste lid, van de Verordening zorgen de lidstaten er
normaliter voor dat, wanneer wegens een zwangerschap, een pasgeboren
kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, een
verzoeker afhankelijk is van de hulp van zijn kind, broer of zus of
ouder dat of die wettig verblijft in een van de lidstaten, of het kind,
de broer of zus, of de ouder van de verzoeker dat of die wettig
verblijft in een van de lidstaten afhankelijk is van de hulp van de
verzoeker, de verzoeker kan blijven bij of wordt verenigd met dat kind,
die broer of zus, of die ouder, op voorwaarde dat er in het land van
herkomst familiebanden bestonden, het kind, de broer of zus, of de ouder
of de verzoeker in staat is voor de afhankelijke persoon te zorgen en
de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, kan elke lidstaat, in afwijking van artikel 3, eerste lid, besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Verordening kan de lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is gedaan en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat, te allen tijde voordat in eerste aanleg een beslissing ten gronde is genomen, een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 8 tot 11 en 16 vastgelegde criteria. De betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, kan elke lidstaat, in afwijking van artikel 3, eerste lid, besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Verordening kan de lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is gedaan en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat, te allen tijde voordat in eerste aanleg een beslissing ten gronde is genomen, een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 8 tot 11 en 16 vastgelegde criteria. De betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen.
7.De
voorzieningenrechter is van oordeel dat het beroep op artikel 16,
eerste lid, van de Verordening faalt. Nog afgezien van het feit dat de
wederzijdse afhankelijkheid tussen eiser en zijn zoon niet is
aangetoond, stelt dit artikel als voorwaarde dat betrokkenen
schriftelijk moeten hebben verklaard dat zij dit wensen, welke
verklaring in dit geval ontbreekt. Uit de verklaring van eiser, dat hij
geen visum voor Nederland kon krijgen omdat zijn ex-vriendin hem
daarvoor niet heeft uitgenodigd, kan worden opgemaakt dat zij dat niet
wenst en namens haar zoon geen toestemming zal verlenen.
8.Het
beroep op artikel 17 van de Verordening kan evenmin slagen, reeds
vanwege het ontbreken van de schriftelijke instemming van betrokkenen.
De ex-vriendin van eiser heeft het wettelijk gezag over haar zoon, zodat
de belangen van het kind door haar worden gewaarborgd. Zij heeft namens
haar minderjarige zoon geen toestemmingsverklaring ondertekend. De
voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld
dat niet vooruit kan worden gelopen op een toekomstige beslissing van
de rechtbank over juridisch vaderschap. De verwijzing van eiser naar
punt 16 van de preambule leidt niet tot een ander oordeel. De vereiste
toestemmingsverklaring is immers noodzakelijk in het belang van het
kind.
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties