Europese gezinsherenigingsrichtlijn onvolledig geïmplementeerd ten aanzien van familieleden in opgaande lijn(uitspraak)
LJN: BW1166, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 11/28120
Datum uitspraak: 08-03-2012
Datum publicatie: 10-04-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Artikel 9 Vw document, verblijf bij schoondochter, richtlijnconforme interpretatie van artikel 8.7, tweede lid van het Vb 2000
Eiseres, van Marokkaanse nationaliteit, stelt rechtmatig in Nederland te verblijven als familielid van haar in Nederland wonende schoondochter met de Franse nationaliteit.
Verweerder heeft het door eiseres gevraagde document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 niet afgegeven, omdat niet is voldaan aan een van de eisen van artikel 8.7, derde lid, van het Vb 2000.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet een ‘ander’ familielid is in de zin van het derde lid van artikel 8.7 van het Vb 2000, maar een rechtstreekse bloedverwant zoals bedoeld in het tweede lid, sub d, van bovenvermeld artikel. Zij is immers de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van de echtgenoot (haar zoon) van een Unieburger (haar schoondochter). Dit betekent dat ook eiseres gemeenschapsonderdaan is en daaraan rechtmatig verblijf ontleent.
De rechtbank stelt vast dat in de Verblijfsrichtlijn ook rechtstreekse bloedverwanten in neergaande en opgaande lijn van de echtgenoot worden aangemerkt als familie in de zin van de richtlijn. Waar in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c van het Vb 2000 ook uitdrukkelijk de bloedverwanten in neergaande lijn van de echtgenoot worden genoemd, wordt onder d in het midden gelaten om wiens rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn het gaat. De rechtbank stelt vast dat aldus de richtlijn onvolledig in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 is geïmplementeerd.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het ook omvat de rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn van de partner van de Unieburger.
----------------
"
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet een ‘ander’ familielid is in de zin van het derde lid van artikel 8.7 van het Vb 2000, maar een rechtstreekse bloedverwant zoals bedoeld in het tweede lid, sub d, van bovenvermeld artikel. Zij stelt dat zij rechtstreekse bloedverwant is in opgaande lijn van de echtgenoot (haar zoon) van een Unieburger (haar schoondochter). Dit betekent dat ook eiseres gemeenschapsonderdaan is en daaraan rechtmatig verblijf ontleent.
4. De rechtbank begrijpt dat eiseres daarmee een beroep doet op de bepalingen van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parle¬ment en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grond¬gebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, strekkende tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/ EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/35/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: de Verblijfsrichtlijn).
5.1 In artikel 3, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn is bepaald dat deze richtlijn van toepassing is ten aanzien van iedere burger van de Unie die zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit en diens familieleden als gedefinieerd in artikel 2, aanhef en tweede lid, van de Verblijfsrichtlijn die hem begeleiden of zich bij hem voegen.
5.2 Op grond van artikel 2, aanhef en tweede lid, onder d, van de Verblijfsrichtlijn wordt voor de toepas¬sing van deze richtlijn verstaan onder “familielid”: de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner, die te hunnen laste zijn.
5.3 Artikel 8.7, eerste lid, van het Vb 2000 bepaalt dat paragraaf 2 van Afdeling 2 van hoofdstuk 8 van het Vb 2000 van toepassing is op vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland, en die zich naar Nederland bege¬ven of in Nederland verblijven.
Uit het tweede lid volgt dat onder familieleden worden verstaan:
a. de echtgenoot;
b. de partner, waarmee de vreemdeling een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan;
c. de rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn, van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, of van diens echtgenoot of geregistreerd partner (…);
d. de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn die ten laste is van de vreemdeling of van het gezinslid, bedoeld onder a. of b.
5.4 Volgens paragraaf B10/1.7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 - voor zover van belang - omvat de kring van familieleden die aan de richtlijn het recht op vrij verkeer ontlenen onder andere de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn van de EU/EER-onderdaan of diens echtgenoot of geregistreerd partner, die van hem afhankelijk zijn.
6.1 De rechtbank stelt vast dat in de Verblijfsrichtlijn ook rechtstreekse bloedverwanten in neergaande en opgaande lijn van de echtgenoot worden aangemerkt als familie in de zin van de richtlijn. Waar in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vb 2000 ook uitdrukkelijk de bloedverwanten in neergaande lijn van de echtgenoot worden genoemd, wordt onder d in het midden gelaten om wiens rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn het gaat. De rechtbank stelt vast dat aldus de richtlijn onvolledig in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 is geïmplementeerd. De rechtbank zal daarom onderzoeken of deze bepaling richtlijnconform kan worden geïnterpreteerd.
6.2 In de nota van toelichting op het Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229) (hierna: het wijzigingsbesluit Vb 2000), gepubliceerd in Staatsblad 2006, 215, staat bij de toelichting op artikel 8.7 van het Vb 2000:“Het tweede lid ziet op de familieleden van de in het eerste lid bedoelde vreemdelingen (…), voor zover het betreft (…) de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van de burger van de Unie of diens (huwelijks)partner die van hem afhankelijk is (artikel 2, onder 2, van de richtlijn)”.
6.3 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het ook omvat de rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn van de partner van de Unieburger. Daarbij weegt de rechtbank mee dat, gelet op de hiervoor geciteerde passage uit de Vc 2000, verweerder zelf kennelijk ook van deze interpretatie van dit artikel uitgaat.
6.4 Nu vaststaat dat de schoondochter van eiseres Unieburger is, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet is aan te merken als rechtstreekse bloedverwant in de zin van artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 en artikel 2, tweede lid, van de Verblijfsrichtlijn. Dit betekent dat verweerder het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd.
7. Nu deze beroepsgrond slaagt, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking
"
bron: rechtspraak.nl. Met dank aan Sanne voor het insturen
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Datum uitspraak: 08-03-2012
Datum publicatie: 10-04-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Artikel 9 Vw document, verblijf bij schoondochter, richtlijnconforme interpretatie van artikel 8.7, tweede lid van het Vb 2000
Eiseres, van Marokkaanse nationaliteit, stelt rechtmatig in Nederland te verblijven als familielid van haar in Nederland wonende schoondochter met de Franse nationaliteit.
Verweerder heeft het door eiseres gevraagde document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 niet afgegeven, omdat niet is voldaan aan een van de eisen van artikel 8.7, derde lid, van het Vb 2000.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet een ‘ander’ familielid is in de zin van het derde lid van artikel 8.7 van het Vb 2000, maar een rechtstreekse bloedverwant zoals bedoeld in het tweede lid, sub d, van bovenvermeld artikel. Zij is immers de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van de echtgenoot (haar zoon) van een Unieburger (haar schoondochter). Dit betekent dat ook eiseres gemeenschapsonderdaan is en daaraan rechtmatig verblijf ontleent.
De rechtbank stelt vast dat in de Verblijfsrichtlijn ook rechtstreekse bloedverwanten in neergaande en opgaande lijn van de echtgenoot worden aangemerkt als familie in de zin van de richtlijn. Waar in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c van het Vb 2000 ook uitdrukkelijk de bloedverwanten in neergaande lijn van de echtgenoot worden genoemd, wordt onder d in het midden gelaten om wiens rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn het gaat. De rechtbank stelt vast dat aldus de richtlijn onvolledig in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 is geïmplementeerd.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het ook omvat de rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn van de partner van de Unieburger.
----------------
"
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet een ‘ander’ familielid is in de zin van het derde lid van artikel 8.7 van het Vb 2000, maar een rechtstreekse bloedverwant zoals bedoeld in het tweede lid, sub d, van bovenvermeld artikel. Zij stelt dat zij rechtstreekse bloedverwant is in opgaande lijn van de echtgenoot (haar zoon) van een Unieburger (haar schoondochter). Dit betekent dat ook eiseres gemeenschapsonderdaan is en daaraan rechtmatig verblijf ontleent.
4. De rechtbank begrijpt dat eiseres daarmee een beroep doet op de bepalingen van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parle¬ment en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grond¬gebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, strekkende tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/ EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/35/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: de Verblijfsrichtlijn).
5.1 In artikel 3, eerste lid, van de Verblijfsrichtlijn is bepaald dat deze richtlijn van toepassing is ten aanzien van iedere burger van de Unie die zich begeeft naar of verblijft in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit en diens familieleden als gedefinieerd in artikel 2, aanhef en tweede lid, van de Verblijfsrichtlijn die hem begeleiden of zich bij hem voegen.
5.2 Op grond van artikel 2, aanhef en tweede lid, onder d, van de Verblijfsrichtlijn wordt voor de toepas¬sing van deze richtlijn verstaan onder “familielid”: de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner, die te hunnen laste zijn.
5.3 Artikel 8.7, eerste lid, van het Vb 2000 bepaalt dat paragraaf 2 van Afdeling 2 van hoofdstuk 8 van het Vb 2000 van toepassing is op vreemdelingen die de nationaliteit bezitten van een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland, en die zich naar Nederland bege¬ven of in Nederland verblijven.
Uit het tweede lid volgt dat onder familieleden worden verstaan:
a. de echtgenoot;
b. de partner, waarmee de vreemdeling een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig geregistreerd partnerschap is aangegaan;
c. de rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn, van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, of van diens echtgenoot of geregistreerd partner (…);
d. de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn die ten laste is van de vreemdeling of van het gezinslid, bedoeld onder a. of b.
5.4 Volgens paragraaf B10/1.7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 - voor zover van belang - omvat de kring van familieleden die aan de richtlijn het recht op vrij verkeer ontlenen onder andere de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande lijn van de EU/EER-onderdaan of diens echtgenoot of geregistreerd partner, die van hem afhankelijk zijn.
6.1 De rechtbank stelt vast dat in de Verblijfsrichtlijn ook rechtstreekse bloedverwanten in neergaande en opgaande lijn van de echtgenoot worden aangemerkt als familie in de zin van de richtlijn. Waar in artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder c, van het Vb 2000 ook uitdrukkelijk de bloedverwanten in neergaande lijn van de echtgenoot worden genoemd, wordt onder d in het midden gelaten om wiens rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn het gaat. De rechtbank stelt vast dat aldus de richtlijn onvolledig in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 is geïmplementeerd. De rechtbank zal daarom onderzoeken of deze bepaling richtlijnconform kan worden geïnterpreteerd.
6.2 In de nota van toelichting op het Besluit van 24 april 2006, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (PbEU L 158 en L 229) (hierna: het wijzigingsbesluit Vb 2000), gepubliceerd in Staatsblad 2006, 215, staat bij de toelichting op artikel 8.7 van het Vb 2000:“Het tweede lid ziet op de familieleden van de in het eerste lid bedoelde vreemdelingen (…), voor zover het betreft (…) de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn van de burger van de Unie of diens (huwelijks)partner die van hem afhankelijk is (artikel 2, onder 2, van de richtlijn)”.
6.3 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat artikel 8.7, tweede lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 richtlijnconform moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het ook omvat de rechtstreekse bloedverwanten in de opgaande lijn van de partner van de Unieburger. Daarbij weegt de rechtbank mee dat, gelet op de hiervoor geciteerde passage uit de Vc 2000, verweerder zelf kennelijk ook van deze interpretatie van dit artikel uitgaat.
6.4 Nu vaststaat dat de schoondochter van eiseres Unieburger is, is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet is aan te merken als rechtstreekse bloedverwant in de zin van artikel 8.7, tweede lid, van het Vb 2000 en artikel 2, tweede lid, van de Verblijfsrichtlijn. Dit betekent dat verweerder het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd.
7. Nu deze beroepsgrond slaagt, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking
"
bron: rechtspraak.nl. Met dank aan Sanne voor het insturen
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Reacties
Verder is van belang dat de nationale mogelijkheid 'verruimde gezinshereniging als ouder, >65 jaar, bij kinderen' vervalt per 1 juli. Dit kan wel eens leiden tot een België route nieuwe stijl, waarbij een volwassen kind met ouder tijdelijk naar de buren vertrekt.