28 februari 2012

Samenwoners hebben niet dezelfde rechten als gehuwden in Europees verband (uitspraak)

LJN: BV7041, Rechtbank 's-Gravenhage , 11/11456
Datum uitspraak: 21-02-2012
Datum publicatie: 27-02-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenzaak. Einduitspraak na toepassing bestuurlijke lus. De Minister van Immigratie en Asiel (thans Immigratie, Integratie en Asiel) heeft alsnog deugdelijk gemotiveerd waarom de procedurele bezwaren van de vreemdeling geen doel treffen. Voorts stelt de minister zich terecht op het standpunt dat de vreemdeling geen rechten kan ontlenen aan artikel 13, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl

---------------
2.4.2. In haar tussenuitspraak van 2 december 2011 heeft de rechtbank overwogen dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft toegelicht waarom de procedurele en inhoudelijke argumenten die eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht geen doel treffen en heeft zij geoordeeld dat het bestreden besluit om die reden niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank blijft bij dit oordeel. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het besluit van 8 maart 2011 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

2.4.3. De beroepsgrond dat verweerder eiser ten onrechte geen uitstel heeft verleend om een zienswijze op het voornemen tot intrekking van het verblijfsdocument in te dienen faalt. Verweerder heeft eiser bij brief van 21 oktober 2010 in de gelegenheid gesteld binnen twee weken een zienswijze in te dienen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk was om binnen de gestelde termijn een zienswijze in te dienen. Voorts heeft eiser in bezwaar en beroep alles naar voren kunnen brengen wat hij van belang acht.

Evenmin slaagt de beroepsgrond dat verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken niet aan eiser heeft toegezonden, nu dat in de bezwaarfase alsnog is gebeurd en eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om daar in bezwaar en beroep alsnog op te reageren. Niet is gebleken dat eiser door deze gang van zaken in zijn belangen is geschaad, laat staan zodanig dat het in de rede ligt dat verweerder om die reden een nieuwe beslissing op bezwaar neemt.

2.4.4. Eiser stelt dat hij op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder a, van Richtlijn 2004/38/EG in aanmerking komt voor voortgezet verblijf, althans dat verweerder dit nader had moeten onderzoeken. De rechtbank volgt deze stelling niet. Het door eiser ingeroepen artikelonderdeel is van toepassing op beëindiging van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. De lidstaten zijn niet verplicht dit artikelonderdeel overeenkomstig toe te passen op de beëindiging van een relatie tussen een derdelander en een Unieburger indien geen sprake is geweest van een geregistreerd partnerschap. Verweerder heeft ter zitting van 27 september 2011 dan ook terecht, zij het ongemotiveerd, opgemerkt dat eiser geen rechten kan ontlenen aan Richtlijn 2004/38/EG. Een ander oordeel hierover zou eiser niet hebben gebaat, omdat zijn relatie met referente korter dan drie jaar heeft geduurd. Op het destijds ingediende aanvraagformulier is vermeld dat eiser en referente sinds 25 juli 2008 een relatie met elkaar hebben. Niet in geschil is dat de relatie vóór 25 juli 2011 en daarmee binnen drie jaar is verbroken. Wanneer de relatie precies is verbroken, hoeft onder deze omstandigheden niet vastgesteld te worden. De stelling in beroep dat eiser in bezwaar uitvoerig heeft gemotiveerd dat de relatie langer dan drie jaar heeft geduurd mist feitelijke grondslag.

2.4.5. Gelet op hetgeen onder 2.4.4. is overwogen wordt met een opdracht aan verweerder om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, al dan niet na het horen van eiser, geen redelijk doel gediend. Het staat vast dat verweerder het bezwaar van eiser in dat geval opnieuw ongegrond kan en zal verklaren. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.

2.4.6. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 1.092,50 (1 punt voor de indiening van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het als repliek aan te merken faxbericht van 6 januari 2012, met een waarde per punt van € 437 en wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet voormeld bedrag aan proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.

Bron: rechtspraak.nl


Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...