Uitspraak over het ongewenst verklaren van een Roemeen (rechtbank Haarlem)

LJN: BV3857,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 11/32743 & 11/32742
Datum uitspraak: 26-01-2012
Datum publicatie: 14-02-2012


---------
" 2.11 De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat verzoeker, gelet op het feit dat hij strafrechtelijk gedetineerd is en niet op korte termijn in vrijheid zal worden gesteld, thans geen spoedeisend belang heeft bij een verbod op uitzetting. Ten aanzien van het verzoek tot opschorting van de rechtsgevolgen van de ongewenstverklaring is de voorzieningenrechter van oordeel dat daarin wel een spoedeisend belang gelegen is. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat zij, anders dan de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zwolle, van oordeel is dat met het verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen in het voorliggende geval ook sprake is van een rechtens te beschermen belang in de vreemdelingrechtelijke procedure. Daartoe is het volgende redengevend. Het feit dat verzoeker ongewenst is verklaard heeft gevolgen voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering van de hem opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De ongewenstverklaring maakt dat niet begonnen kan worden met een aantal trajecten/behandelingen van verzoeker, zoals blijkt uit een zich in het dossier bevindend e-mailbericht van de ISD-trajectbegeleider van verzoeker van 17 mei 2011. Nu in de procedure inzake de verblijfsbeëindiging en ongewenstverklaring van verzoeker, waaraan het voorliggende verzoek om een voorlopige voorziening connex is, beoordeeld dient te worden of het persoonlijke gedrag van verzoeker een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat geen sprake is van een rechtens te beschermen belang in de vreemdelingrechtelijke procedure. De wijze waarop invulling gegeven kan worden aan de aan verzoeker opgelegde ISD-maatregel heeft immers invloed op het persoonlijke gedrag van verzoeker.

2.12 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld, dat van verzoeker een actuele bedreiging uitgaat. Niet gebleken is dat verzoeker onder behandeling staat van of gebleken dat zijn gedrag in detentie beoordeeld is door een psycholoog of psychiater. Er zijn geen meerdere objectieve bewijzen overgelegd waaruit eenduidig kan worden opgemaakt dat een actuele bedreiging in redelijkheid niet meer kan worden aangenomen. Derhalve is niet gebleken dat verzoeker, zijnde een recidivist, na zijn invrijheidstelling niet zal terugvallen in zijn oude strafbare gedrag. Daarbij komt dat, nu verzoeker heeft aangegeven dat geen sprake is van ernstige vergrijpen, hij de ernst van de misdragingen en veroordelingen heeft miskend. Voorts is sprake van aantasting van een fundamenteel belang van de samenleving, nu verzoeker tevens veroordeeld is terzake van mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en de veroordeling van verzoeker tot twee jaar plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders gezien de tijdsduur al aangeeft dat de misdrijven als ernstig te kwalificeren zijn.

2.13 Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat het inderdaad aan verweerder is om aan te tonen dat verzoeker ten tijde van het bestreden besluit een actueel gevaar voor de openbare orde vormde. In dat verband heeft verweerder tijdens de hoorzitting van 19 september 2011 verzoeker gevraagd om stukken uit de inrichting te overleggen waaruit een positieve verandering van het gedrag van verzoeker blijkt. Deze stukken zijn door verzoeker echter niet overgelegd. De email van de ISD-begeleider van 17 mei 2011 en een brief van de trajectcoördinator ISD van 30 september 2011, die wel door verzoeker zijn overgelegd, vormen onvoldoende aanleiding om niet langer uit te kunnen gaan van een actuele dreiging. Verzoeker heeft hiertegen in de eerste plaats aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een actuele bedreiging. Verzoeker wijst op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 29 april 2004, inzake Orfanopoulos en Oliveri (C-482/01 en 493/01) waaruit volgt dat maatregen van openbare orde uitsluiten op het persoonlijke gedrag van betrokkene moeten berusten. Het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen op zichzelf vormt geen rechtvaardiging voor deze maatregelen. Van belang is dat bij het beoordelen van het persoonlijk gedrag van verzoeker tevens rekening wordt gehouden met feiten en omstandigheden die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan (Boultif en Amrollahi). Verzoeker verwijst in dit verband naar de verklaring van de trajectcoordinator van verzoeker die heeft verklaard dat verzoeker positief aanwezig is in de inrichting en een vriendelijke man is die hard werkt. Verzoeker heeft ook aangegeven graag mee te willen werken aan het traject. Uit het feit dat verzoeker meermalen in aanraking is geweest met justitie kan niet zonder meer een recidive-risico worden afgeleid. Verweerder heeft in het bestreden besluit evenmin betrokken dat verzoeker in januari 2010 heeft verklaard thans abstinent te zijn van alcohol.

2.14 In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor een betere omzetting en toepassing van Richtlijn 2004/38, 2 juli 2009, COM (2009)313 (hierna: de richtsnoeren), staat, voor zover van belang, het volgende.
“Beperkende maatregelen mogen slechts in individuele gevallen worden genomen wanneer het persoonlijk gedrag van een persoon een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt, die een fundamenteel belang van de samenleving van het gastland aantast. Alle criteria zijn cumulatief (…). Het gemeenschapsrecht sluit uit dat er beperkende maatregelen ter algemene preventie worden genomen. Beperkende maatregelen moeten zijn ingegeven door een daadwerkelijk gevaar en niet louter door een algemeen risico. Er kunnen naar aanleiding van een strafrechtelijke veroordeling niet automatisch beperkende maatregelen worden opgelegd, zonder dat rekening wordt gehouden met het persoonlijke belang van diegene die zich aan het strafbare feit schuldig heeft gemaakt, of met het gevaar dat hij voor de openbare orde oplevert. Redenen die losstaan van het persoonlijke gedrag van de betrokkene mogen niet in aanmerking worden genomen. Automatische verwijdering is niet toegestaan op grond van de richtlijn. De rechten van een persoon kunnen alleen worden beperkt wanneer diens persoonlijke gedrag een bedreiging vormt, d.w.z. wijst op gevaar voor ernstige verstoringen van de openbare orde of openbare veiligheid. Een louter op vermoedens gebaseerde dreiging is geen werkelijke dreiging. Het moet gaan om een actuele dreiging. Er kan slechts rekening worden gehouden met vroeger gedrag wanneer er gevaar bestaat voor recidive. De dreiging moet bestaan op het moment dat de beperkende maatregel door de nationale autoriteiten wordt genomen dan wel door de rechter wordt getoetst. (…).

Reeds uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen doen slechts ter zake voor zover uit de omstandigheden die tot deze veroordeling hebben geleid, het bestaan blijkt van een persoonlijk gedrag dat een actuele bedreiging van de openbare orde vormt. De autoriteiten moeten hun besluit op een inschatting van het toekomstige gedrag van de betrokkene baseren. Bij deze beoordeling dient bijzonder belang te worden gehecht aan het aantal reeds uitgesproken veroordelingen en hun aard, waarbij met name het aantal gepleegde strafbare feiten en de ernst ervan in aanmerking moet worden genomen. Voorts is het recidivegevaar van doorslaggevend belang, waarbij de vage mogelijkheid van recidive niet volstaat.”

2.15 De voorzieningenrechter stelt vast dat bij belastende beschikkingen, als het bestreden besluit, het aan verweerder is om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor het beëindigen van het verblijf en ongewenstverklaring wordt voldaan. Hieruit volgt dat het niet op de weg van verzoeker ligt om aan te tonen dat hij niet langer een actuele bedreiging vormt voor de openbare orde, maar op de weg van verweerder om aan te tonen dat verzoeker ten tijde van het bestreden besluit een actueel gevaar voor de openbare orde vormde.

2.16 Verzoeker is, zoals uit het dossier blijkt, sinds 9 december 2010 gedetineerd op grond van de hem opgelegde ISD-maatregel. Dat betekent dat hij ten tijde van het bestreden besluit van 7 oktober 2011 circa acht maanden gedetineerd was. Gelet op die omstandigheid en hetgeen hij zelf heeft verklaard tijdens de hoorzitting, onder meer dat het sinds de oplegging van de ISD-maatregel goed met hem gaat, dat zijn alcoholverslaving onder controle is en dat hij opleidingingen volgt zodat hij na afloop van de maatregel aan het werk kan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat verzoeker ten tijde van het bestreden besluit een actuele bedreiging van de openbare orde, dan wel veiligheid vormt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat een ISD-maatregel, zoals blijkt uit artikel 38m, tweed lid, Sr (mede) wordt opgelegd ter beëindiging van recidive van de verdachte. Verweerder heeft daarbij een onjuist toetsingskader gehanteerd door de bewijslast dat geen sprake is van een actuele dreiging bij verzoeker te leggen. Immers, met het standpunt van verweerder, dat verzoeker ten onrechte niet met stukken is gekomen naar aanleiding van de hoorzitting, gaat verweerder uit van het bestaan van een actuele dreiging die verzoeker niet heeft weggenomen, waarbij de bewijslast ten onrechte geheel op verzoeker rust. Reeds hierom kan het bestreden besluit geen stand houden.

2.17 Ook overigens kan het bestreden besluit geen stand houden nu het standpunt van verweerder dat de door verzoeker gepleegde strafbare feiten een fundamenteel belang van de Nederlandse staat aantasten, een voldoende deugdelijke motivering ontbeert. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, zoals ook naar voren komt in de richtsnoeren, onder bepaalde omstandigheden veelvuldig gepleegde lichte feiten een bedreiging kunnen vormen voor de openbare orde, niettegenstaande het feit dat elk strafbaar feit op zich geen voldoende ernstige bedreiging vormt voor die openbare orde Daarbij moeten de autoriteiten met name rekening houden met factoren als de aard en het aantal van de strafbare feiten en de veroorzaakte schade. Uit het bestreden besluit kan de voorzieningenrechter niet opmaken dat verweerder bijvoorbeeld met de factor schade rekening heeft gehouden zodat het feit dat verzoeker zich veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan diefstal en vernieling op zichzelf beschouwd met de huidige motivering niet toereikend is voor de verblijfsbeëindiging van verzoeker. Tegen de achtergrond van het feit dat in het primaire besluit, in afwijking hiervan, nog als regel werd aangenomen dat misdrijven tegen de veiligheid van de staat, misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, misdrijven tegen het leven gericht, zware mishandeling, diefstal met geweld, misdrijven op grond van de Opiumwet en afpersing als bedreigingen voor een fundamenteel belang van de samenleving werden aangemerkt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan het bestreden besluit ook op dit punt een voldoende motivering ontbreekt. Daarbij komt dat aan de omstandigheid dat verzoeker een ISD-maatregel is opgelegd, geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend nu de ISD-maatregel weliswaar voor ten hoogste twee jaren kan worden opgelegd, doch door het openbaar ministerie blijkens zijn richtlijnen in beginsel altijd voor de duur van twee jaar wordt gevorderd en in de praktijk, naar de voorzieningenrechter ambtshalve bekend is, gelet op de aard en het doel van de maatregel, door de rechtbank doorgaans voor langere duur wordt opgelegd. Uit de duur van de maatregel kan derhalve niet zonder meer worden afgeleid dat de misdrijven als ernstig te kwalificeren zijn. Enkel de stelselmatigheid van het plegen van de misdrijven kan daaruit worden afgeleid. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de motivering om een aantasting van een fundamenteel belang van de samenleving aan te nemen, ontoereikend is.
"

Bron rechtspraak.nl




Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

Boek geeft gezicht aan vluchtelingenproblematiek - hoe een Koerdische Irakees kapper in Leiden werd

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)