UITSPRAAK: Oma en 8 EVRM (en nee ik ben geen advocaat dat is een verschrijving) - clienten gaan trouwens in hoger beroep

Inhoudsindicatie Machtiging voorlopig verblijf afgewezen. Beroep ongegrond. Hoorplicht in bezwaar, more than normal emotional ties, 8 EVRM, Chace-Vilchez, ouderenbeleid, beleid schrijnende gevallen.

ECLI:NL:RBDHA:2021:981

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 11-02-2021
Datum publicatie 12-02-2021
Zaaknummer 20/7351
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie Machtiging voorlopig verblijf afgewezen. Beroep ongegrond. Hoorplicht in bezwaar, more than normal emotional ties, 8 EVRM, Chace-Vilchez, ouderenbeleid, beleid schrijnende gevallen.

Vindplaatsen Rechtspraak.nl


Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/20/7351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2021

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen.

Bij besluit van 18 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Op 30 september 2020 heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 20 oktober 2020 zijn de gronden van beroep ingediend.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden.

Verweerder heeft op 24 december 2020 een verweerschrift ingediend. Op 24 december 2020 en 31 december 2020 heeft eiseres nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021 door middel van een beeld- en geluidverbinding via Skype voor Bedrijven. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en door mr. M.W.W. Raspe, advocaat te Leiden. Als tolk in de [nationaliteit] taal was aanwezig mevrouw J. Babic. Tevens waren aanwezig referente [referente] en haar echtgenoot, de heer [echtgenoot]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de [nationaliteit] nationaliteit. Eiseres heeft op 19 augustus 2019 een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) aangevraagd voor het verblijfsdoel familie en gezin. Eiseres wil permanent bij haar dochter (hierna: referente) en haar echtgenoot in Nederland komen wonen, omdat zij afhankelijk is van de zorg door referente.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarbij acht de staatssecretaris van zwaarwegend belang dat niet is aangetoond dat eiseres voor zorg en emotionele ondersteuning exclusief van referent afhankelijk is.

3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Op haar beroepsgronden wordt hierna ingegaan.

Hoorplicht

4. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure. Weliswaar is eiseres in de gelegenheid gesteld om schriftelijk in de bezwaarfase het een en ander te melden of te overleggen maar gelet op de complexiteit van de zaak had het op de weg van verweerder gelegen alsnog eiseres of referente in persoon te horen voor de ambtelijke hoorcommissie. Om deze reden is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en gemotiveerd.

5. De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt zoals neergelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (hoorplicht), tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet, waaronder de uitzondering dat van het horen kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Er is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer uit het bezwaarschrift direct al blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en daarover geen redelijke twijfel is. De inhoud van het bezwaarschrift moet worden beoordeeld in samenhang met de totstandkoming en de inhoud van het primaire besluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op grond van het bezwaarschrift zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat hij eiseres daarom niet hoefde te horen. Dit betekent dat de hoorplicht is geschonden. Nu eiseres en referente in onderhavige beroepsprocedure hun standpunten alsnog mondeling hebben kunnen toelichten, zijn zij naar het oordeel van de rechtbank daardoor echter niet benadeeld. Verweerder heeft ter zitting in deze mondelinge toelichting geen reden gezien om van standpunt te veranderen. Vernietiging van het bestreden besluit met de opdracht om alsnog in bezwaar te horen, zou naar het oordeel van de rechtbank daarom ook geen redelijk doel dienen. De rechtbank oordeelt gelet op het voorgaande dat het gebrek kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.

Ouderenbeleid / Commissie schrijnende zaken

6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de aanvraag niet heeft getoetst aan het ouderenbeleid en ten onrechte niet heeft voorgelegd aan de Commissie schrijnende zaken (CSZ) conform het informatiebericht van de werkinstructie strategisch en uitvoeringsadvies (SUA).

7. Het betoog van eiseres kan niet worden gevolgd. Het ouderenbeleid is immers afgeschaft op 1 oktober 2012 en voornoemd informatiebericht is per 1 mei 2019 komen te vervallen. Conform artikel 1.27 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) is getoetst aan het recht dat gold op het moment van de aanvraag. Dat eiseres een telefoonnotitie in een andere zaak van een gesprek met de ketenpartnerlijn heeft overgelegd waaruit zou volgen dat het informatiebericht wel degelijk nog intern getoetst zou worden, doet hier niet aan af. Van een dergelijke interne vaste gedragslijn is de rechtbank niet gebleken en dit wordt door verweerder ook uitdrukkelijk weersproken.

Op de vraag of verweerder had moeten oordelen dat sprake is van een schrijnend geval, en op basis daarvan de aanvraag had moeten inwilligen, gelet op ‘de laatste levensfase’ van eiseres en haar slechte gezondheid, die volgens eiseres maken dat haar moet worden toegestaan bij referente in Nederland te verblijven, gaat de rechtbank hierna onder 12 nader in.

Beschermenswaardig familie- of gezinsleven

8. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder bij het bestreden besluit terecht het standpunt heeft ingenomen dat tussen eiseres en referent weliswaar sprake is van familie- en gezinsleven, maar dat geen sprake is van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

9. Uit vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het Hof)1 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling)2 blijkt dat de relaties tussen volwassen familieleden niet altijd onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM vallen. Dit is pas het geval als er buiten de normale affectieve banden bijkomende elementen van afhankelijkheid worden aangetoond, zodat sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid (“more than normal emotional ties”). Dit betekent dat tussen eiseres en referent sprake moet zijn van een sterkere band dan gebruikelijk tussen een meerderjarige moeder en een meerderjarige dochter. Daarvan zou sprake kunnen zijn als eiseres van referent afhankelijk is of omgekeerd. Bij de vraag of sprake is van zo’n afhankelijkheid, mag worden meegewogen of er een reĆ«le mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de, voor zover in deze zaak van belang, voor eiseres benodigde zorg kunnen geven. Daarnaast kunnen financiĆ«le of materiĆ«le afhankelijkheid, de gezondheid van een van de betrokkenen, de banden met het land van herkomst en de beoordeling van het bestaan van hechte persoonlijke banden van belang zijn.

10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat alleen referent haar de benodigde zorg kan geven en dat zij exclusief van referent afhankelijk is. Hoewel is aangetoond dat eiseres medische klachten heeft en vanwege haar leeftijd steeds meer moeite heeft met de alledaagse handelingen en dat referent haar ondersteuning geeft bij dagelijkse handelingen gedurende haar verblijf in Nederland, is niet aangetoond dat deze ondersteuning alleen in Nederland door referent moet plaatsvinden. Niet is gebleken dat de zorg die eiseres nodig heeft, niet door referent zou kunnen worden ingekocht in OekraĆÆne. Verweerder stelt zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt dat hieruit niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Ook het geven van financiĆ«le ondersteuning duidt op normale banden tussen ouder en kind en niet op het bestaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft hierbij ook mogen meewegen dat eiseres sterkere banden heeft met OekraĆÆne waar zij ruim 15 jaar woont, dan met Nederland. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit een deugdelijke en inzichtelijke afweging gemaakt en daarbij alle relevante omstandigheden betrokken.

11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en dus geen sprake is van schending van dat artikel. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd, kan aan dit oordeel, waarbij de afhankelijkheid tussen referent en eiseres aan de orde is, niet afdoen.

12. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in hetgeen is aangevoerd ook geen aanleiding hoeven zien te oordelen dat sprake is van een schrijnende situatie als bedoeld in artikel 3.6ba van het Vb 2000) en B11/2.5 Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000). De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit artikel 3.6ba van het Vb 2000 volgt dat ambtshalve regulier verblijf kan worden toegestaan indien sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Gelet op de beleidsruimte van verweerder kan de rechtbank de vraag of verweerder van deze bevoegdheid gebruik had moeten maken, slechts terughoudend toetsen. In paragraaf B11/2.5 van de Cv 2000 is het beleid van verweerder hierover opgenomen. Daarin staat dat verweerder terughoudend gebruik maakt van deze bevoegdheid en deze bevoegdheid niet gebruikt als het samenstel van omstandigheden te zeer verband houdt met een van de in artikel 3.4, eerste lid, van de Vb 2000 genoemde beperkingen (waar ook de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ is genoemd). Verder is hier aangegeven dat te betrekken omstandigheden onder meer hun oorzaak kunnen vinden in, voor zover hier relevant, (ernstige) medische problemen. De rechtbank merkt op dat het verkeren in een laatste levensfase hier niet als zodanig wordt genoemd. De schrijnende situatie moet zijn gelegen in een samenstel van bijzondere factoren die zich in Nederland voordoen. Hoewel het bestreden besluit op dit punt geen expliciete motivering bevat, blijkt daaruit wel dat verweerder geen gebruik wil maken van deze bevoegdheid en bevat het bestreden besluit wel de argumenten daarvoor. De gezondheidssituatie van eiseres is immers meegewogen in de integrale beoordeling (en de belangenafweging die in dat kader heeft plaatsgevonden) of sprake is van ‘more than normal emotional ties’. Gelet op hetgeen hiervoor onder 10 is overwogen, kan in redelijkheid niet gesteld worden dat door deze gezondheidstoestand zich een situatie voordoet waarin verweerder een schrijnend geval zoals hiervoor bedoeld had moeten aannemen.

Over de ex tunc-toetsing die volgens verweerder in deze zaak moet plaatsvinden – waardoor de beroepsgronden over het ouderenbeleid en de commissie schrijnende zaken niet kunnen slagen omdat dit niet eerder is aangevoerd – overweegt de rechtbank enerzijds dat geen gegeven is dat bij de 8 EVRM-toets altijd een ex tunc-toets moet plaatsvinden en anderzijds dat het wat betreft de vraag of sprake is van een schrijnend geval (al dan niet vanwege de hoge leeftijd van eiseres) gaat om een bevoegdheid die verweerder ambtshalve kan toepassen. De rechtbank ziet in de door verweerder voorgestane ex tunc-toetsing daarom geen belemmering om te oordelen over het niet gebruik maken van voornoemde bevoegdheid. Zoals aangegeven, valt het oordeel van de rechtbank echter ook op dit punt niet in het voordeel van eiseres uit.

Beroep op Chavez-Vilchez

13. Eiseres heeft een beroep gedaan op het arrest Chavez-Vilchez3. Zij stelt dat indien referent niet in staat wordt gesteld om eiseres de noodzakelijke zorg te verlenen op het grondgebied van de Europese Unie, referent als Unieburger feitelijk wordt gedwongen de Europese Unie te verlaten, hetgeen niet rechtmatig is.

14. De rechtbank overweegt dat uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat EU-burgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van EU-burger ontleende rechten. Een dergelijke situatie ontstaat wanneer een staatsburger van een derde staat het recht wordt ontzegd te verblijven in een lidstaat waar zijn minderjarige kinderen, die staatsburgers zijn van die lidstaat en te zijnen laste komen, verblijven. Uit de rechtsoverwegingen 75 tot en met 78 van het arrest Chavez-Vilchez volgt dat de vreemdeling die een op artikel 20 van het VWEU gebaseerd afgeleid verblijfsrecht wenst te verkrijgen gegevens moet overleggen waaruit blijkt dat hij een verblijfsrecht aan dit artikel ontleent. Het is vervolgens aan verweerder om op basis van deze overgelegde gegevens te onderzoeken of er al dan niet een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen de vreemdeling en zijn kind bestaat, dat bij een weigering om aan hem een verblijfsrecht toe te kennen, het kind gedwongen zou worden het grondgebied van de Europese Unie te verlaten.

15. Het beleid van verweerder over de uitvoering van het arrest Chavez-Vilchez is neergelegd in paragraaf B10/2.2 van de Vc 2000 en luidt als volgt:

Een vreemdeling heeft rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de vreemdeling moet zijn identiteit en nationaliteit aannemelijk maken door het overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding of een geldige identiteitskaart. Als de vreemdeling hieraan niet kan voldoen, moet hij zijn identiteit en nationaliteit ondubbelzinnig aantonen met andere middelen;

  2. de vreemdeling heeft een minderjarig kind (dat wil zeggen: beneden de achttien jaar) dat in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit;

  3. de vreemdeling verricht al dan niet gezamenlijk met de andere ouder daadwerkelijke zorgtaken ten behoeve van het minderjarige kind; en

  4. tussen de vreemdeling en het kind bestaat een zodanige afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd.

Ad d.

Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig afhankelijkheidsverhouding dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan de vreemdeling een verblijfsrecht wordt geweigerd, betrekt de IND, in het hogere belang van het kind, alle relevante omstandigheden, meer in het bijzonder:

  • -

    de leeftijd van het kind;

  • -

    zijn lichamelijke en emotionele ontwikkeling; en

  • -

    de mate van zijn affectieve relatie zowel met de Nederlandse ouder als met de vreemdeling, evenals het risico dat voor het evenwicht van het kind zou ontstaan als het van deze laatste zou worden gescheiden.

16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet gebleken is van een zodanige afhankelijkheidsverhouding tussen eiseres en referent dat verweerders afwijzing het effectieve genot van de rechten van referent als Unieburger ontzegt. De rechtbank verwijst in dat kader naar hetgeen onder 9 en 10 is overwogen. Hoewel de rechtbank de stelling van referente begrijpt dat zij zich door de weigering van de aanvraag gedwongen voelt om naar haar moeder in OekraĆÆne te gaan en dat zij dat niet kan vanwege haar binding en de binding van haar echtgenoot met Nederland, houdt deze weigering een dergelijke dwang niet in.

Conclusie

17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft geweigerd eiseres de door haar gevraagde mvv te verlenen en het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard.

18. Het beroep is ongegrond.

19. Omdat eiseres terecht heeft gesteld dat de hoorplicht is geschonden, ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Ook ziet de rechtbank vanwege de schending van de hoorplicht in bezwaar aanleiding tot veroordeling van verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van

mr. F.A.E. van de Venne, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.

rechter

de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

Afschrift verzonden aan partijen op: 11 februari 2021.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

1 Zoals het arrest van het Hof van 12 januari 2010 inzake A.W. Khan tegen het Verenigd Koninkrijk (ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606).

2 Zoals de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2017 (ECLI:NL:RVS: 2017:1417) en de uitspraak van de Afdeling van 4 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1003).

3 Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017 (ECLI:EU:C:2017:354).

 

 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:981

 

 

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The invasion of the last free kingdom of Sri Lanka - And the love of a girl for an elephant - Review of "The Elephant Keeper's daughter"
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2021/02/the-invasion-of-last-free-kingdom-of.html

Reacties

Populaire posts van deze blog

VACATURE: Beslisme­de­werker Buitenlandse Zaken VISA - CSO

š—Ŗš—¼š—²š—»š˜€š—±š—®š—“ šŸ­šŸ³ š—·š—®š—»š˜‚š—®š—暝—¶ š˜‚š—¶š˜š˜€š—½š—暝—®š—®š—ø š—¼š˜ƒš—²š—æ š˜š—¶š—·š—±š—²š—¹š—¶š—·š—øš—² š—Æš—²š˜€š—°š—µš—²š—暝—ŗš—¶š—»š—“ š˜ƒš—®š—» ‘š—±š—²š—暝—±š—²š—¹š—®š—»š—±š—²š—暝˜€’

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

Forums over gezinshereniging

VACATURE: Casemanager bij het COA in Arnhem op asielzoekerscentrum

Vraag: Kan ik mijn oude moeder naar Nederland halen?

Documentaire "verloren jongens" over asielzoekende kinderen die door Europa zwerven

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Op kantoorbezoek bij mr Jolien Oversluizen, advocaat in Rotterdam (foto's)

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)