Standpunten van politieke partijen ten aanzien van de de vraag hoe internationale mensenrechtenverdragen dienen door te werken in de Nederlandse rechtsorde.
Verkiezingsblog #8: Tom Barkhuysen en Michiel van Emmerik van Leiden Law School werpen een blik op de standpunten van politieke partijen ten aanzien van de de vraag hoe internationale mensenrechtenverdragen dienen door te werken in de Nederlandse rechtsorde.
Voor de staatsrechtelijke fijnproever is waarschijnlijk meteen duidelijk
waar deze titel op duidt. Kort en goed is de vraag hoe internationale
mensenrechtenverdragen, in het bijzonder het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens, volgens de verschillende verkiezingsprogramma’s
zouden moeten doorwerken in de nationale rechtsorde (zie hier en hier voor een doorlichting op onder meer rechtsbijstand en toegang tot de rechter).
Nu is het zo dat waar het betreft de bepalingen van het EVRM de
artikelen 93 en 94 van de Grondwet duidelijk zijn: een ieder verbindende
verdragsbepalingen werken direct door in onze nationale rechtsorde. Dit
betekent dat de nationale rechter in geval van onverenigbaarheid van
nationale regelgeving, wetten in formele zin daaronder begrepen, met het
EVRM eerstgenoemde bepalingen buiten toepassing dient te laten. In dit
verband is bij uitstek de verhouding tussen de democratisch gekozen (en
medewetgevende) volksvertegenwoordiging en de niet democratisch
gelegitimeerde, want benoemde, rechter aan de orde. Als wij de door
Forum voor Democratie opnieuw van stal gehaalde term ‘dikastocratie’
noemen, dan weet u genoeg. De kernvraag is dan of de nationale rechter
met mensenrechtenverdragen in de hand niet te veel op de stoel van de
wetgever kan gaan zitten. Het toetsingsverbod staat sinds 1848 in ieder
geval niet voor niets >>>>>>>
Lees hier verder: https://www.nederlandrechtsstaat.nl/forum/id348/18-02-2021/verkiezingsblog-8-doorwerking-mensenrechtenverdragen-en-verkiezingsprogramma%E2%80%99s.html
Reacties