17 augustus 2020

Jurisprudentie: Visum kort verblijf. Sociale en economische binding onvoldoende aangetoond. / Jurisprudence: Visa and social and economical ties

Engelse vertaling onder de originele Nederlandse tekst. The English translation of this ruling is placed under the Dutch original text

ECLI:NL:RBDHA:2020:7541

Instantie    Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak    06-08-2020
Datum publicatie    10-08-2020
Zaaknummer    Awb 20/1459
Rechtsgebieden    Bestuursrecht
Bijzondere kenmerken    Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie    Visum kort verblijf. Sociale en economische binding onvoldoende aangetoond. Beroep ongegrond.
Vindplaatsen    Rechtspraak.nl

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de sociale en economische binding met Soedan onvoldoende is aangetoond. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gemotiveerd, is eiseres 38 jaar, ongehuwd en heeft zij geen kinderen. Er is dus geen gezin waar eiseres verantwoordelijk voor is. Eiseres woont bij haar ouders met broers en zussen, maar niet is gebleken dat tussen hen en eiseres een bijzondere afhankelijkheid bestaat of sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres dwingen om tijdig naar Soedan terug te keren. De stelling van eiseres dat zij zeven broers en zussen heeft en het aantal waarvan verweerder uitgaat, onjuist is, maakt het feit dat zij bij haar ouders woont met broers en zussen niet anders. Ten aanzien van de economische binding heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat zij weliswaar oogarts is, maar een gering inkomen (omgerekend € 251,- per maand) heeft en er een storting op een bankrekening is gedaan van omgerekend € 4.585,- die daarmee niet in verhouding staat. Door eiseres is niet met stukken aannemelijk gemaakt dat dit bedrag van een sieradenverkoop is. Een visitekaartje is daarvoor onvoldoende. Door eiseres is geen duidelijkheid verschaft over de herkomst van het gestorte bedrag. Niet is dan ook aangetoond dat eiseres de vrije beschikking heeft over dat bedrag. Dat eiseres in Soedan een stuk grond heeft waarop zij een huis zou laten bouwen, heeft verweerder in redelijkheid niet aangemerkt als (het) beschikken over een economische binding omdat dit bezit niet de noodzaak met zich meebrengt om in Soedan te verblijven dan wel tijdig naar Soedan terug te keren. Zij zou op elk moment kunnen besluiten om de grond te verkopen of te verhuren. Gelet hierop heeft verweerder zich ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat zowel eiseres met haar geringe inkomen als referente met haar bijstandsuitkering, niet over voldoende middelen van bestaan voor de duur van het verblijf en om de heen- en terugreis te betalen beschikken. Anders dan eiseres meent, heeft verweerder, gelet op het voorgaande, bij de beoordeling alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, waaronder ook het feit dat referente in 2017 bezoek heeft gehad van haar ouders en haar ouders zijn teruggekeerd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat dit niet afdoet aan de zelfstandige beoordeling die verweerder in de onderhavige zaak heeft gemaakt. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.

The court is of the opinion that the defendant has reasonably taken the position that the social and economic ties with Sudan have not been sufficiently demonstrated. As the defendant stated in the contested decision, the plaintiff is 38 years old, unmarried and has no children. So there is no family for which Plaintiff is responsible. Plaintiff lives with her parents with brothers and sisters, but it has not emerged that there is a special dependence between them and Plaintiff or there are serious social obligations that force Plaintiff to return to Sudan in time. Plaintiff's assertion that she has seven brothers and sisters and that the number of which the defendant assumes is incorrect does not make the fact that she lives with her parents with brothers and sisters any different. With regard to the economic bond, the respondent has reasonably taken the position that although she is an ophthalmologist, she has a low income (converted € 251 per month) and that a deposit of € 4,585 converted into a bank account has been made. which is not in proportion to it. Plaintiff has not demonstrated with documents that this amount is from a jewelry sale. A business card is not enough for that. Plaintiff has not provided clarity about the origin of the amount deposited. It has therefore not been demonstrated that Plaintiff is free to dispose of that amount. The fact that Plaintiff has a piece of land in Sudan on which she would have a house built, has not reasonably regarded the Defendant as having an economic link because this possession does not entail the necessity to stay in Sudan or to go to Sudan in time. to return. It could at any time decide to sell or rent the land. In view of this, the respondent has also reasonably taken the position that both the plaintiff with her low income and the sponsor with her social assistance benefit do not have sufficient means of support for the duration of the stay and to pay for the outward and return journeys. Contrary to what plaintiff believes, in view of the foregoing, the respondent considered all circumstances in relation to each other in the assessment, including the fact that the sponsor had a visit from her parents in 2017 and her parents returned. The court follows the defendant's position that this does not affect the independent assessment made by the defendant in the present case. Plaintiff's ground for appeal is unsuccessful.

Bol.com AlgemeenBol.com Algemeen

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...