Toepassing hardheidsclausule bij artikel 8 EVRM (uitspraak raad van State)
LJN: BQ9503, Raad van State , 201010430/1/V1
Datum uitspraak: 16-06-2011
Datum publicatie: 28-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De minister heeft aldus, gelet op hetgeen in 2.4.1. is overwogen, bij de in het kader van artikel 8 van het EVRM te verrichten belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Daarbij heeft de minister zich, mede gelet op hetgeen in 2.4.2. tot en met 2.4.5. is overwogen, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat op hem geen positieve verplichting rust om de vreemdeling verblijf in Nederland toe te staan.
Wat de hardheidsclausule betreft blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 (Kamerstukken II 1999-2000, 26 732, nr. 7, p. 108-109) dat de bevoegdheid tot toepassing ervan is bedoeld als discretionair van aard en beperkt van omvang. Gevallen, waaromtrent is voorzien dat het mvv-vereiste niet zal kunnen worden tegengeworpen, zijn bij en krachtens artikel 17, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van dat vereiste uitgesloten, zodat toepassing van de hardheidsclausule beperkt kan blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen die door wet- en regelgever niet zijn voorzien. In de brief van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 september 1997 (TK 1997-1998, 24 544, nr. 16, blz. 1) is voorts als beleidsuitgangspunt gekozen dat een beroep op de hardheidsclausule slechts in zeer uitzonderlijke individuele gevallen wordt gehonoreerd. De weigering van de minister om in een bepaald geval toepassing te geven aan die clausule zal de toetsing in rechte slechts dan niet kunnen doorstaan, indien moet worden geoordeeld dat de minister bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
bron: rechtspraak.nl
Law blog
Datum uitspraak: 16-06-2011
Datum publicatie: 28-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De minister heeft aldus, gelet op hetgeen in 2.4.1. is overwogen, bij de in het kader van artikel 8 van het EVRM te verrichten belangenafweging alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Daarbij heeft de minister zich, mede gelet op hetgeen in 2.4.2. tot en met 2.4.5. is overwogen, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat op hem geen positieve verplichting rust om de vreemdeling verblijf in Nederland toe te staan.
Wat de hardheidsclausule betreft blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3.71, vierde lid, van het Vb 2000 (Kamerstukken II 1999-2000, 26 732, nr. 7, p. 108-109) dat de bevoegdheid tot toepassing ervan is bedoeld als discretionair van aard en beperkt van omvang. Gevallen, waaromtrent is voorzien dat het mvv-vereiste niet zal kunnen worden tegengeworpen, zijn bij en krachtens artikel 17, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 van dat vereiste uitgesloten, zodat toepassing van de hardheidsclausule beperkt kan blijven tot zeer uitzonderlijke gevallen die door wet- en regelgever niet zijn voorzien. In de brief van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 september 1997 (TK 1997-1998, 24 544, nr. 16, blz. 1) is voorts als beleidsuitgangspunt gekozen dat een beroep op de hardheidsclausule slechts in zeer uitzonderlijke individuele gevallen wordt gehonoreerd. De weigering van de minister om in een bepaald geval toepassing te geven aan die clausule zal de toetsing in rechte slechts dan niet kunnen doorstaan, indien moet worden geoordeeld dat de minister bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
bron: rechtspraak.nl
Law blog
Reacties