30 mei 2024

UITSPRAAK: art 8 EVRM, additional elements of dependence other than normal emotional ties - Jongvolwassenenenbeleid

 

Jongvolwassenenbeleid

8.2

Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres en referent nimmer hebben samengeleefd in gezinsverband. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres op de grond van het feit dat zij en referent nimmer in gezinsverband hebben samengeleefd en op de grond dat referent en eiseres niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres niet in haar eigen onderhoud voorziet, niet in aanmerking komt voor toepassing van het jongvolwassenenbeleid van de staatssecretaris. De rechtbank is van oordeel dat die conclusie terecht is.

Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid

8.3

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat de familieband tussen eiseres en referent niet onder de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat tussen hen sprake is van “additional elements of dependence other than normal emotional ties”. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde stukken en afgelegde verklaringen niet blijkt dat er tussen eiseres en referent sprake is van een dusdanige afhankelijkheid die uitstijgt boven hetgeen gebruikelijk is tussen een ouder en meerderjarige kinderen. De staatssecretaris heeft zich ook op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat eiseres financieel afhankelijk was van referent. De staatssecretaris heeft er op gewezen dat niet is gebleken dat eiseres dusdanig afhankelijk is van referent of dat referent dusdanig afhankelijk is van eiseres dat zij beiden niet zouden kunnen functioneren zonder de aanwezigheid van de ander. Die conclusies kloppen volgens de rechtbank. Vaststaat dat eiseres en referent altijd al gescheiden van elkaar hebben gewoond. In deze periode hebben zij zich staande weten te houden zonder de fysieke aanwezigheid van elkaar. Eiseres heeft na het overlijden van haar moeder zelfstandig keuzes gemaakt en haar leven opgepakt (studie, verhuizing). Daarnaast zijn er vrienden en in ieder geval een oom. Het contact tussen referent en eiseres heeft ook op afstand plaatsgevonden. Niet valt in te zien waarom dat niet meer zou kunnen. De staatssecretaris heeft alle elementen beoordeeld en zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van “additional elements of dependence other than normal emotional ties”. Dit betekent dat de beroepsgrond niet slaagt.

8.4

Eiseres stelt, onder verwijzing naar haar standpunt over de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, zie 7., dat het niet in gezinsverband samen hebben kunnen leven gezien moet worden als een bijzondere omstandigheid die in hun geval onevenredig uitpakt. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris inhoudelijk is ingegaan op de door de eiseres gestelde bijzondere omstandigheden en oordeelt dat hij in – ook in samenhang – de omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om af te wijken van zijn beleid.

8.5

Ten aanzien van het punt over de toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn heeft de staatssecretaris er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat de van belang zijnde factoren zijn meegenomen in het primaire en bestreden besluit. De beoordelingsmarge van de staatssecretaris is niet anders dan bij de toetsing onder artikel 8 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.

 

 Rechtbank Groningen 30 mei 2024https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:8239

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

27 mei 2024

Coming to The Netherlands as an expat with the Intra-corperate transferee residence permit

 

An intra-corporate transferee residence permit is a work and residence permit for managers, specialists and trainees with a nationality from outside the European Union (EU), the European Economic Area (EEA) or Switzerland. These are the situations in which your employer can apply for an intra-corporate transferee residence permit for you.
  • You work for a company established outside the EU and you will be transferred to a branch of this company in the Netherlands.
  • You work for a company within the EU and have an intra-corporate transferee residence permit from a different EU country. You will be transferred to a branch in the Netherlands for a period of more than 90 days. We call this long-term mobility (Mobile ICT).

Will you be transferred to branches in various EU countries? Then your employer needs to apply for the residence permit in the country where you will work the longest.

No residence permit for short-term mobility

An employee who comes for short-term mobility does not need a residence permit. Short-term mobility applies if you have an intra-corporate transferee residence permit from a different EU country, and you will work in the Netherlands for less than 90 out of 180 days.

Report short-term mobility to the Employee Insurance Agency (UWV)

In the case of short-term mobility, your employer must notify the Employee Insurance Agency (in Dutch: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen or UWV) that you are coming to work temporarily in the Netherlands. Your employer arranges this by using the notification forms of the UWV.
 

Your employer is your sponsor. The IND can also recognise your employer as a sponsor. A recognised sponsor can apply more quickly and easily for residence permits for employees and their family members. Recognition is not required for the intra-corporate transferee residence permit.

 

These are the requirements for an intra-corporate transferee residence permit.

  • You meet the requirements that apply to everyone.
  • You live in a country outside the European Union (EU) at the time of the application. Or you live in a country within the EU with an intra-corporate transferee residence permit. You will be transferred to a branch in the Netherlands for a period of more than 90 days.
  • You are going to work in the Netherlands as a manager, specialist or trainee.
  • You will be transferred to a branch of the same company in the Netherlands.
  • You have already worked for at least 3 months for the company outside the EU.
  • You have a valid employment contract with the company outside the EU. You have an engagement letter from the employer. The employment contract or the engagement letter contains this information:
    • the duration of the transfer and the location of the branch in the Netherlands;
    • that you are going to work as a manager, specialist or trainee;
    • the salary and employment terms and conditions during the transfer; and
    • that at the end of the transfer you will be able to work in a branch outside the EU.
  • Do you have a protected profession such as a physician or architect? Then you must show that you are allowed to practise this profession in the Netherlands.
  • Are you going to work in the healthcare sector? Then you must be listed in the register of Individual Healthcare Professions, the BIG-register.
  • The employment conditions, employment relationships or working conditions comply with the law. And they are at least on the level that is customary in the business sector.
  • Your salary is on market terms. The salary is on market terms if it meets the salary criterion for highly skilled migrants.
  • The branch in the Netherlands was not established in order to make it easier to have transferred employees come to the EU. The branch in the Netherlands carries out economic activities.
  • You have not been transferred to the Netherlands before in the past 6 months. Or you have not yet reached the maximum duration of stay during a previous transfer. This also applies to transfers in other member states.
  • Your employer may not have been fined in the 5 years before the application. This means a fine for violation of Section 2 of the Foreign Nationals (Employment) Act (Wav). Or a fine for not paying or not paying enough income tax or contributions for employees’ or national insurance schemes.

Source: www.ind.nl (Dutch Immigration Service)

ICT 

 

 Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here



Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

17 mei 2024

UITSPRAAK: dat het individueel uittreksel een identificerend document is. Een individueel uittreksel kan dienen als een tijdelijke vervanging voor een beschadigde of verloren identiteitskaart.



Dublin-Duitsland. Voorlopige voorziening toegewezen wegens mogelijkheid om identificerende documenten ter onderbouwing van gestelde minderjarige leeftijd te overleggen en wegens verstrijken overdrachtstermijn.


1. Verzoeker voert aan dat de staatssecretaris er ten onrechte vanuit gaat dat hij meerderjarig was ten tijde van zijn asielaanvraag in Nederland. Verzoeker heeft ter onderbouwing een individueel uittreksel van Syrië overgelegd, waaruit volgt dat hij geboren is op [2006] .

2. De rechtbank overweegt als volgt. Wanneer een vreemdeling stelt minderjarig te zijn en dit niet kan aantonen met identificerende documenten, of op een andere manier aannemelijk kan maken, wordt de vreemdeling geschouwd. Bij een schouw beoordelen AVIM en de IND, los van elkaar, of de vreemdeling evident minderjarig of evident meerderjarig is, of dat hier twijfel over bestaat. AVIM heeft op basis van zijn verklaringen en een briefje in zijn bagage unaniem geconcludeerd dat hij evident meerderjarig is. Op dit briefje staat zijn naam met daarbij de geboortedatum [2005] . De IND heeft ook

geconcludeerd dat verzoeker evident meerderjarig is. Deze conclusie heeft de IND (onder meer) gebaseerd op zijn eigen verklaringen. Verzoeker heeft namelijk bij de IND verklaard dat hij daadwerkelijk op [2005] is geboren. De staatssecretaris heeft daarnaast bij de Duitse autoriteiten informatie ingewonnen en daaruit blijkt dat verzoeker in Duitsland een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven. De in Duitsland opgegeven geboortedatum komt overeen met die hij heeft genoemd in zijn bij de IND afgelegde verklaring. Verzoeker stelt dat deze geboortedatum onjuist is en hij heeft ter onderbouwing van deze stelling een individueel uittreksel overgelegd. De vraag is of dit document voldoende is om aan te tonen dat de geboortedatum van [2005] onjuist is en dat uitgegaan moet worden van de geboortedatum die is opgenomen in het individueel uittreksel. In het individueel uittreksel staat als geboortedatum [2006] vermeld. Uitgaande van deze geboortedatum zou de staatssecretaris verzoeker moeten behandelen als minderjarige, hetgeen betekent dat de aanvraag van verzoeker in behandeling moet worden genomen.

3. Niet in geschil is dat het individueel uittreksel een identificerend document is. Een individueel uittreksel kan dienen als een tijdelijke vervanging voor een beschadigde of verloren identiteitskaart. Volgens Bureau Documenten van de IND (BDOC) zijn er geen onregelmatigheden aangetroffen aan het individueel document en krijgt het document de echtheidsconclusie ‘hoogstwaarschijnlijk echt’. Echter, kan BDOC niet vaststellen of de inhoud van het document juist is en geen uitspraak doen over de opmaak en afgifte van het document. Onder deze omstandigheden en de omstandigheden genoemd onder 2. heeft de staatssecretaris het individueel uittreksel onvoldoende mogen vinden om uit te gaan van een andere geboortedatum dan die verzoeker zelf in eerste instantie heeft opgegeven. De staatssecretaris mag dan ook om meer documenten vragen ter onderbouwing van zijn gestelde minderjarige leeftijd. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat er meer documenten zijn (waaronder een geboorteakte) en dat deze op korte termijn kunnen worden overgelegd. Hij heeft daarom verzocht om aanhouding van het beroep. Verweerder verzet zich niet tegen aanhouding van het beroep mits het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen.

4. De rechtbank heeft het onderzoek in de beroepsprocedure heropend om verzoeker in de gelegenheid te stellen om identificerende documenten ter onderbouwing van de door hem gestelde minderjarige leeftijd te overleggen.

5. Gelet hierop en omdat de overdrachtstermijn op 27 mei 2024 verstrijkt, bestaat aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.

 

RECHTBANK Den Haag 23 april 2025 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7098

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

13 mei 2024

UITSPRAAK: Zicht op uitzetting naar Tunesië - en herhalen van eerste beroepsgronden en vage zaken door gemachtigde lijkt wel

2. Uit de uitspraak van 18 maart 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 12 maart 2024) rechtmatig is.

Ontbreekt het zicht op uitzetting?

3. Eiser voert aan dat geen sprake is van enig zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, omdat de staatssecretaris meerdere keren heeft gerappelleerd op de aanvraag van de laissez-passer maar er geen inhoudelijke reactie van de Tunesische autoriteiten is ontvangen.
3.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals in het eerste beroep van eiser ook is geoordeeld, bestaat in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië.2 Voor eiser is op 8 maart 2024 een laissez-passer aanvraag ingediend. Sindsdien is er twee keer gerappelleerd door de staatssecretaris. Dat van de Tunesische autoriteiten nog geen inhoudelijke reactie is ontvangen, is mede gelet op de tijd die verstreken is, geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. In de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), is toegelicht dat er uitzettingen met laissez-passer naar Tunesië hebben plaatsgevonden in 2022 en 2023. Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat deze situatie veranderd is.

Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?

4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Dit is van belang aangezien niet is gebleken dat door de Tunesische autoriteiten in vergelijkbare situaties een laissez-passer wordt afgegeven.
4.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft zelf reeds geconstateerd dat door de staatssecretaris meerdere keren is gerappelleerd. Zijn betoog mist in zoverre feitelijke grondslag. Voor zover eiser bedoelt dat geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 3.1.

Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?

5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met het gezinsleven van eiser. Hij heeft een vriendin en dit is ten onrechte niet betrokken bij het toepassen van een lichter middel. Eiser voert daarnaast aan dat de bewaring plaatsvindt onder een zeer strikt detentieregime, waardoor sprake is van een aanzienlijke beperking van eiser. De tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring stemt niet overeen met een speciale inrichting.3 Ook daarom had de staatssecretaris een lichter middel moeten toepassen.
5.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 18 maart 20244, rechtsoverweging 10.1, als het gaat om het gezinsleven van eiser. Eiser heeft geen argumenten naar voren gebracht die dit oordeel anders maken. Verder is de rechtbank van oordeel dat het niet aan de bewaringsrechter is om zich een oordeel te vormen over de toepassing van het regime in het detentiecentrum.5 Daarvoor staat een andere rechtsgang open. Daarnaast kan het detentiecentrum in Rotterdam, waar eiser verblijft, aangemerkt worden als een speciale inrichting voor bewaring als bedoeld in de Terugkeerrichtlijn.6

Dient de belangenafweging is het voordeel van eiser uit te vallen?

6. Eiser voert aan dat geen sprake is van een inhoudelijke individuele belangenafweging7 door de staatssecretaris over het voortduren van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft niet gekeken naar eisers huidige persoonlijke omstandigheden en belangen.
6.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de uitspraak van 18 maart 2024 op het eerste beroep van eiser blijkt dat de staatssecretaris in het kader van de vraag of met een lichter middel kon worden volstaan een belangenafweging heeft gemaakt en dat de rechtbank deze voldoende heeft geacht. Eiser heeft in onderhavig beroep geen belangen naar voren gebracht die dit oordeel anders maken. Daarbij is ook van belang dat eiser zich niet houdt aan zijn meewerkplicht, door niet deel te nemen aan zijn laatste vertrekgesprek.

Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eisers verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan.8

Bron: Rechtbank Arnhem 3 mei https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7139

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

UITSPRAAK: eiser psychiatrisch patient in isoleercel. Bewaring opgeheven wegens geen zicht op uitzetting

3. Eiser voert aan dat zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt omdat hij onder dwang wordt behandeld in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht. Het is onduidelijk hoelang deze behandeling nog duurt en het is onduidelijk aan welke ziekte eiser lijdt.

3.1.

De beroepsgrond slaagt. In het geval van eiser ontbreekt het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn. De situatie van eiser is namelijk vergelijkbaar met de situatie in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2008,2 waarin de Afdeling oordeelde dat zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbrak omdat onduidelijk was op welke termijn de vreemdeling weer aanspreekbaar was.

Uit het dossier blijkt dat geprobeerd is om op 10, 16 en 23 april 2024 een vertrekgesprek te voeren met eiser. Dit is alle drie de keren niet gelukt omdat eiser in de isoleercel zat en volgens medewerkers van CTP Veldzicht niet gehoord kon worden. Op zitting heeft de staatssecretaris gemeld dat ook op 1 mei 2024 geprobeerd is om een vertrekgesprek met eiser te voeren. Door de medewerkers van CTP Veldzicht is toen meegedeeld dat eiser niet meer in de isoleercel zat, maar dat hij vanwege zijn toestand niet gehoord kon worden. Eiser is dus in ieder geval al (meer dan) drie weken niet aanspreekbaar. Er zijn geen concrete aanwijzingen gebleken waaruit volgt dat eiser binnen afzienbare tijd alsnog aanspreekbaar is. Hierover kon de staatssecretaris op zitting geen duidelijkheid geven, terwijl wel duidelijk is dat het met eiser psychisch niet goed gaat gelet op de reden van het niet kunnen voeren van de vier geplande vertrekgesprekken. Ook betwist de staatssecretaris niet dat eiser behandeld wordt. Het is daarom onduidelijk op welke termijn met eiser weer een vertrekgesprek kan worden gevoerd, waardoor zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt. Het had op de weg van de staatssecretaris gelegen om op de zitting daar duidelijkheid over te geven.

 Uitspraak rechtbank Arnhem 8 mei https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7137

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...