UITSPRAAK: Zicht op uitzetting naar Tunesië - en herhalen van eerste beroepsgronden en vage zaken door gemachtigde lijkt wel

2. Uit de uitspraak van 18 maart 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 12 maart 2024) rechtmatig is.

Ontbreekt het zicht op uitzetting?

3. Eiser voert aan dat geen sprake is van enig zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn, omdat de staatssecretaris meerdere keren heeft gerappelleerd op de aanvraag van de laissez-passer maar er geen inhoudelijke reactie van de Tunesische autoriteiten is ontvangen.
3.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals in het eerste beroep van eiser ook is geoordeeld, bestaat in zijn algemeenheid zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Tunesië.2 Voor eiser is op 8 maart 2024 een laissez-passer aanvraag ingediend. Sindsdien is er twee keer gerappelleerd door de staatssecretaris. Dat van de Tunesische autoriteiten nog geen inhoudelijke reactie is ontvangen, is mede gelet op de tijd die verstreken is, geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. In de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), is toegelicht dat er uitzettingen met laissez-passer naar Tunesië hebben plaatsgevonden in 2022 en 2023. Eiser heeft geen omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat deze situatie veranderd is.

Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?

4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Dit is van belang aangezien niet is gebleken dat door de Tunesische autoriteiten in vergelijkbare situaties een laissez-passer wordt afgegeven.
4.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft zelf reeds geconstateerd dat door de staatssecretaris meerdere keren is gerappelleerd. Zijn betoog mist in zoverre feitelijke grondslag. Voor zover eiser bedoelt dat geen zicht op uitzetting bestaat binnen een redelijke termijn, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 3.1.

Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?

5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris geen rekening heeft gehouden met het gezinsleven van eiser. Hij heeft een vriendin en dit is ten onrechte niet betrokken bij het toepassen van een lichter middel. Eiser voert daarnaast aan dat de bewaring plaatsvindt onder een zeer strikt detentieregime, waardoor sprake is van een aanzienlijke beperking van eiser. De tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring stemt niet overeen met een speciale inrichting.3 Ook daarom had de staatssecretaris een lichter middel moeten toepassen.
5.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 18 maart 20244, rechtsoverweging 10.1, als het gaat om het gezinsleven van eiser. Eiser heeft geen argumenten naar voren gebracht die dit oordeel anders maken. Verder is de rechtbank van oordeel dat het niet aan de bewaringsrechter is om zich een oordeel te vormen over de toepassing van het regime in het detentiecentrum.5 Daarvoor staat een andere rechtsgang open. Daarnaast kan het detentiecentrum in Rotterdam, waar eiser verblijft, aangemerkt worden als een speciale inrichting voor bewaring als bedoeld in de Terugkeerrichtlijn.6

Dient de belangenafweging is het voordeel van eiser uit te vallen?

6. Eiser voert aan dat geen sprake is van een inhoudelijke individuele belangenafweging7 door de staatssecretaris over het voortduren van de maatregel van bewaring. De staatssecretaris heeft niet gekeken naar eisers huidige persoonlijke omstandigheden en belangen.
6.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de uitspraak van 18 maart 2024 op het eerste beroep van eiser blijkt dat de staatssecretaris in het kader van de vraag of met een lichter middel kon worden volstaan een belangenafweging heeft gemaakt en dat de rechtbank deze voldoende heeft geacht. Eiser heeft in onderhavig beroep geen belangen naar voren gebracht die dit oordeel anders maken. Daarbij is ook van belang dat eiser zich niet houdt aan zijn meewerkplicht, door niet deel te nemen aan zijn laatste vertrekgesprek.

Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eisers verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan.8

Bron: Rechtbank Arnhem 3 mei https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:7139

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: -Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen: http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html

Reacties

Populaire posts van deze blog

Brits webinar over medische bewijs in asielzaken

Uitspraak: Japanners hoeven niet in te burgeren

Bezwaar op visum pas na 2 jaar beslist. Is er nog procesbelang?

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Vreemdelingenrecht en Corona - het juridisch kader

MK UITSPRAAK over chaos bij Nareis en beroepen niet-tijdig met dwangsom en FiFo

UiTSPRAAK: uitzetten naar Marokko kan en meneer weigert mee te werken

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Oekraïner die in het buitenland studeerde en even via Oekraïne naar Nederland kwam hoeft niet onder Richtlijn te vallen