Posts tonen met het label Mahdi. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Mahdi. Alle posts tonen

09 november 2015

Uitspraak: Hoe toetst in rechter in een asielzaak? Hoe beoordeelt de IND een asielverzoek van een homo?


ECLI:NL:RBDHA:2015:12713

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
05-11-2015
Datum publicatie
09-11-2015
Zaaknummer
15/3934
Rechtsgebieden
Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
 
1. Wijze van toetsing asielzaken
Het grondbeginsel van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel is neergelegd in artikel 46 van Richtlijn 2013/32/EU, welk artikel is geïmplementeerd in artikel 83a van de Vw 2000. De rechtbank stelt voorop dat ook in asielzaken de omvang van het geding wordt bepaald door het bestreden besluit en – behoudens ambtshalve te beoordelen punten – datgene wat de vreemdeling tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd. Daarbij dient de rechtbank, gelet op het vereiste van ex nunc onderzoek, nieuw gebleken feiten, omstandigheden of ontwikkelingen, inclusief het bewijs daarvan, in beginsel te betrekken bij haar beoordeling. Een volledig onderzoek naar de feiten, daaronder begrepen de geloofwaardigheid van het asielrelaas, en de juridische gronden, als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de Richtlijn, impliceert dat de rechter in beginsel de uitkomsten van verweerders onderzoek grondig moet kunnen toetsen. Dit leidt de rechtbank af uit het arrest van het Hof van 28 juli 2011 in de zaak Samba Diouf (C-69/10). Het belang van een grondige toetsing door de rechter wordt onderstreept door de rechtspraak van het het EHRM inzake de artikelen 6 en 13 van het EVRM, waaruit volgt dat de reikwijdte van het recht op een effectief rechtsmiddel varieert naar gelang het grondrecht dat aan de orde is. In dit verband benadrukt de rechtbank dat het in asielprocedures aan de orde zijnde verbod van refoulement absoluut van aard is. Uit het arrest van het Hof van 5 juni 2014 in de zaak Mahdi (C-146/14 PPU) leidt de rechtbank af dat in alle zaken waarin een grondig onderzoek van feiten en juridische gronden is voorgeschreven, dit met zich brengt dat de rechter moet kunnen beslissen over elk relevant feitelijk en juridisch element. Uit het voorgaande volgt dat de rechter binnen de hiervoor beschreven grenzen van het geschil de relevante feitelijke en juridische elementen in beginsel vol toetst. Iedere andere uitleg zal ertoe leiden dat het nuttig effect wordt ontnomen aan artikel 46, derde lid, van de Richtlijn en dat de volgens dat artikel vereiste rechterlijke controle wordt uitgehold, waardoor de verwezenlijking van de door de Richtlijn nagestreefde doelstellingen in gevaar zou worden gebracht. Dit laat onverlet dat het in een concreet voorliggende zaak ten aanzien van die elementen waarbij specifieke deskundigheid is vereist, aangewezen kan zijn om met wat meer terughoudendheid de door verweerder gemaakte beoordeling te toetsen.

2. Interne werkinstructie seksuele gerichtheid 14 april 2014
Uit het bestreden besluit volgt niet op welke wijze verweerder zijn onderzoek naar een gestelde seksuele gerichtheid verricht. Verweerder heeft dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat sprake is van een vastgelegde, op de aard van het asielrelaas toegespitste onderzoekssystematiek zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van bestreden besluit in stand te laten. Verweerder heeft voor wat betreft de inrichting van de geloofwaardigheid van een gestelde seksuele gerichtheid in zijn verweerschrift en tijdens de behandeling van het beroep ter zitting verwezen naar een interne werkinstructie van 14 april 2014. Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat in de werkinstructie een negental thema’s zijn vermeld die kunnen worden betrokken bij het horen en de beoordeling van de geloofwaardigheid van een gestelde seksuele gerichtheid. Verweerder heeft voorts toelicht dat deze thema’s onder andere zijn gebaseerd op nader genoemde artikelen. Ook heeft verweerder toegelicht dat hij in zaken waarin homoseksualiteit of biseksualiteit als asielmotief geldt, vooral waarde hecht aan verklaringen omtrent de eigen ervaringen, zoals het bewustwordingsproces en het proces van zelfacceptatie van de vreemdeling met betrekking tot zijn of haar seksuele oriëntatie. Dit geldt volgens verweerder temeer als de vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit (sociaal) niet geaccepteerd of strafbaar is. Verweerder heeft hiermee nog immer onvoldoende de gehanteerde onderzoekssystematiek inzichtelijk gemaakt. De door verweerder genoemde thema’s zijn algemeen geformuleerd en zijn niet nader toegelicht of uitgewerkt, al dan niet door het vaststellen van vragenlijsten. Verweerder heeft in dit verband ter zitting desgevraagd verklaard dat voor het onderzoek naar een gestelde seksuele gerichtheid geen specifiek op die asielzoekers toegespitste vragenlijst is ontwikkeld. Dit brengt onder meer het risico met zich dat een asielzoeker tijdens gehoren in strijd met het arrest van het Hof van 2 december 2014 gedetailleerd worden ondervraagd over de wijze waarop hij praktisch invulling geeft aan zijn seksuele gerichtheid, hetgeen – zoals volgt uit het rapport nader gehoor en zoals verweerder zelf ter zitting heeft erkend – in onderhavige zaak is gebeurd. De enkele verwijzing van verweerder naar eerdergenoemde artikelen ter onderbouwing van de thema’s acht de rechtbank bij gebrek aan een nadere toelichting onvoldoende. Het artikel van Prof. Dr. LaViolette dateert bovendien uit 2004 en is daarmee niet recent. Verder is niet gebleken dat de werkinstructie en de daarin opgenomen thema’s in samenspraak met belangenorganisaties, zoals de COC, tot stand zijn gekomen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
 De hele uitspraak vindt u hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:12713

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

11 juni 2015

Het Mahdi-arrest en de motivering of een lichter middel kan worden toegepast.

Ik heb hier zelf ook al twee keer een blogpost over geschreven maar kan u ook een artikel op het weblog van mr Timmer aanbevelen:



Mahdi t Bulgarije, 5 juni 2014, C-146/14 in de Nederlandse [grens]bewaringsrechtspraak

Gisteren was het een jaar geleden dat het EU Hof van Justitie arrest wees in de zaak Mahdi t Bulgarije [EU HvJ, Mahdi, 5 juni 2014, C-146/14; zie ook hier].

Aanvankelijk werden beroepen op  #Mahdi verworpen. #Mahdi zou volgens eerstelijnsrechters niet van belang zijn voor besluiten waarbij [grens]bewaring wordt opgelegd, #Mahdi zou geen hogere eiser stellen aan de motivering van besluiten en #Mahdi zou ook niet verplichten tot een vollere rechterlijke toetsing. [ECLI:NL:RBDHA:2014:12934 (16 oktober 2014); ECLI:NL:RBDHA:2014:14478 (3 november 2014); & ongepubliceerde uitspraken].

Inmiddels weten we beter.

Lees verder op haar blog: http://zustersvanliefde.blogspot.nl/



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

20 mei 2015

Raad van State is zonneklaar: Motiveringsplicht lichter middel bij vreemdelingenbewaring. Repareren kan niet!


ECLI:NL:RVS:2015:1588

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 13-05-2015
Datum publicatie 20-05-2015
Zaaknummer 201503619/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Bij besluit van 2 april 2015 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

201503619/1/V3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 april 2015 in zaak nr. 15/7103 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2015 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 28 april 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in grief 2, voor zover thans van belang, dat de rechtbank ten onrechte aanleiding heeft gezien het aan de maatregel van bewaring klevende motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Hiertoe voert de vreemdeling aan dat ten tijde van het opleggen van de maatregel niet is beoordeeld of in zijn geval met een lichter middel dan inbewaringstelling kon worden volstaan, gelet waarop sprake is van schending van een zorgvuldigheidsnorm en dit niet met toepassing van voornoemd artikel kan worden gepasseerd.
1.1. De in deze grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van heden in zaak nr. 201503491/1/V3 in overweging 1.2.2. beantwoord. Hieruit volgt dat de grief slaagt.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens in het hogerberoepschrift is aangevoerd behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 2 april 2015, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, alsnog gegrond verklaren. De vrijheidsontnemende maatregel dient te worden opgeheven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 2 april 2015 tot heden, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 28 april 2015 in zaak nr. 15/7103;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. bepaalt dat de vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 ingaande heden wordt opgeheven;
V. kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 3.305,00 (zegge: drieduizend driehonderdvijf euro), ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
VI. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.470,00 (zegge: veertienhonderdzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Vonk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015

 Link naar de uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:1588


ECLI:NL:RVS:2015:1593

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 13-05-2015
Datum publicatie 20-05-2015
Zaaknummer 201503491/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Bij besluit van 5 april 2015 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

201503491/1/V3.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 april 2015 in zaak nr. 15/7263 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2015 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 april 2015 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in zijn enige grief dat de rechtbank ten onrechte aanleiding heeft gezien het aan de maatregel van bewaring klevende motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. De vreemdeling voert hiertoe, voor zover thans van belang, aan dat de staatssecretaris gelet op punt 45 van het arrest van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) van 5 juni 2014, C-146/14 PPU, Mahdi (ECLI:EU:C:2014:1320; hierna: het arrest Mahdi) niet kan volstaan met achteraf te motiveren waarom in zijn geval niet met toepassing van een lichter middel is volstaan en waarom het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt, omdat hij reeds na het opleggen van de maatregel moet kunnen beoordelen of hij er baat bij heeft zich tot de bevoegde rechter te wenden.
1.1. De vreemdeling is in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), omdat Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013 L 180; hierna: de Dublinverordening) op hem van toepassing is.
1.1.1. Ingevolge artikel 28, vierde lid, van de Dublinverordening zijn op de voorwaarden voor de bewaring van personen en op de waarborgen die gelden voor in bewaring gehouden personen, met het oog op het veiligstellen van de procedures voor overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat, de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013 L 180, hierna: de Opvangrichtlijn) van toepassing.
Ingevolge artikel 9, vierde lid, van de Opvangrichtlijn wordt bewaring schriftelijk bevolen door rechterlijke of administratieve instanties. In het bevel tot bewaring worden de feitelijke en juridische gronden vermeld waarop het gebaseerd is.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008 L 348, hierna: de Terugkeerrichtlijn) wordt de inbewaringstelling schriftelijk gelast met opgave van de feitelijke en juridische gronden.
1.1.2. Nu de eisen die de Opvangrichtlijn en de Terugkeerrichtlijn stellen aan een inbewaringstelling gelijk zijn, bestaat geen grond om hetgeen het Hof in het arrest Mahdi heeft overwogen niet van overeenkomstige toepassing te achten op de inbewaringstelling van personen die vallen onder de Dublinverordening.
1.2. Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 januari 2015 in zaak nr. 201408655/1/V3 moet de staatssecretaris, mede gelet op het gewicht dat het Hof in de punten 45 en 46 van het arrest Mahdi aan de belangen van de vreemdeling en de controlerende rechter heeft toegekend, in een verlengingsbesluit motiveren of is voldaan aan de in artikel 15, eerste en vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn omschreven vereisten.
Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen in de uitspraak van 10 april 2015 in zaak nr. 201502024/1/V3 bestaat geen aanleiding om in gevallen waarbij het de oplegging van de maatregel betreft anders te oordelen.
1.2.1. Vaststaat dat in het besluit van 5 april 2015 de benodigde motivering ontbreekt. In verband hiermee heeft de staatssecretaris op 17 april 2015 dat besluit alsnog schriftelijk van een kenbare motivering voorzien.
1.2.2. In punt 45 van het arrest Mahdi heeft het Hof veel gewicht toegekend aan het belang van de vreemdeling om zijn rechten onder zo goed mogelijke omstandigheden te verdedigen en met volledige kennis van zaken te beslissen of hij er baat bij heeft zich tot de bevoegde rechter te wenden en aan het belang van de rechter om ten volle de controle van de rechtmatigheid van de betrokken handeling te kunnen uitoefenen. Met dit oordeel is niet verenigbaar dat de voor inbewaringstelling van een vreemdeling vereiste motivering eerst na de oplegging van de maatregel van bewaring en in een ander document dan het besluit waarbij die maatregel wordt opgelegd, kenbaar wordt gemaakt. Om die reden kan het aan het besluit van 5 april 2015 klevende motiveringsgebrek niet worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank heeft gelet hierop niet onderkend dat de aan de vreemdeling opgelegde maatregel van bewaring in verband hiermee van aanvang af onrechtmatig is geweest.
1.3. De grief slaagt reeds hierom.
2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 5 april 2015, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd, alsnog gegrond verklaren. De vrijheidsontnemende maatregel dient te worden opgeheven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 5 april 2015 tot heden, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.
3. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 april 2015 in zaak nr. 15/7263;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. bepaalt dat de vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 ingaande heden wordt opgeheven;
V. kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 3.115,00 (zegge: drieduizend honderdvijftien euro), ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
VI. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.470,00 (zegge: veertienhonderdzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Vonk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015

Hier staat de uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:1593


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...