Posts tonen met het label staandehouding. Alle posts tonen
Posts tonen met het label staandehouding. Alle posts tonen

06 maart 2019

Raad van State geeft IND veeg uit de pan inzake stelselmatig in bewaring stellen van Dublinclaimanten


ECLI:NL:RVS:2019:664

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 28-02-2019
Datum publicatie 06-03-2019
Zaaknummer 201808715/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Bij besluit van 4 oktober 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

201808715/1/V3.
Datum uitspraak: 28 februari 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 oktober 2018 in zaak nr. NL18.18431 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 24 oktober 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    In grief 1 klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij rechtmatig is staandegehouden en dat zijn rechtmatig verblijf in Nederland daar niet aan kan afdoen. De vreemdeling betoogt daartoe dat nu hij zich ten tijde van de staandehouding rechtmatig in Nederland bevond, er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was als bedoeld in artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).
1.1.    Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van staandehouding, overbrenging en ophouding van 4 oktober 2018 volgt dat de vreemdeling zich heeft gemeld bij een centraal aanmeldpunt in Ter Apel om een asielaanvraag in te dienen en vervolgens per bus tezamen met een groep vreemdelingen naar de ID-straat van de Afdeling Vreemdelingen Identificatie en Mensenhandel te Amsterdam is overgebracht. De vreemdeling is staandegehouden omdat bleek dat hij een Eurodac-treffer in Duitsland heeft, vermoedelijk een valse naam heeft opgegeven en omdat hij in het NSIS-systeem gesignaleerd staat als niet tot het Schengengebied toe te laten vreemdeling.
1.2.    De staatssecretaris heeft desgevraagd bij brief van 13 december 2018 te kennen gegeven dat de signalering in het NSIS-systeem, betreffende een nationale ongewenstverklaring wegens roof dan wel diefstal en illegaal oponthoud in Duitsland, een concreet aanknopingspunt bevat van illegaal verblijf op het grondgebied van de lidstaten indien niet evident is dat de vreemdeling sinds de registratie het grondgebied heeft verlaten. Indien echter voldoende kenbaar is dat de vreemdeling voorafgaand aan de toepassing van artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000, een asielaanvraag heeft ingediend, zoals hier het geval is, heeft hij volgens de staatssecretaris ingevolge die aanvraag rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw 2000. De staatssecretaris betoogt dat dit onverlet laat dat een gebrek in de procedure leidend tot de inbewaringstelling kan worden gepasseerd in geval de met de bewaring gediende belangen zwaarder wegen dan de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen van de vreemdeling. Dit is thans het geval, aldus de staatssecretaris.
1.3.    De Afdeling stelt vast dat de vreemdeling, gelet op zijn asielaanvraag in Nederland, voorafgaand aan de staandehouding rechtmatig verblijf had ingevolge artikel 8, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Dat de vreemdeling in het NSIS-systeem gesignaleerd staat als niet tot het Schengengebied toe te laten vreemdeling doet, zoals de staatssecretaris ook heeft erkend, hieraan geen afbreuk. Daardoor kon, bij gebreke van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, artikel 50 van de Vw 2000 niet worden toegepast (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2992). Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de staandehouding naar aanleiding van de Eurodac-treffer in Duitsland en de signalering in het NSIS-systeem rechtmatig is en dat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling in Nederland hieraan niet kan afdoen.
1.4.    De vraag is vervolgens of dit de daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig maakt. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 4 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2933, vastgesteld dat de staatssecretaris er kennelijk bewust voor heeft gekozen om na de uitspraak van 1 november 2016 de onrechtmatig geoordeelde werkwijze met betrekking tot het staandehouden, overbrengen en ophouden van rechtmatig verblijvende Dublinclaimanten voort te zetten, dat het onrechtmatige handelen door de staatssecretaris daarmee een structureel karakter heeft gekregen en in beginsel niet langer kan worden gepasseerd langs de weg van een belangenafweging. Weliswaar heeft de vreemdeling in onderhavige zaak geen rechtmatig verblijf ingevolge artikel 8, aanhef en onder m, van de Vw 2000, zoals in die zaken, maar dit betekent niet dat voornoemde lijn in dit geval niet van toepassing is. De vreemdeling valt immers binnen het toepassingsbereik van de Dublinverordening, verbleef ten tijde van de staandehouding rechtmatig in Nederland en duidelijk is dat voor de staandehouding geen rechtsgrondslag in de Vw 2000 bestond. Gelet op het vorenstaande kan, anders dan de staatssecretaris betoogt, het gebrek in de staandehouding niet worden gepasseerd langs de weg van een belangenafweging. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat de inbewaringstelling rechtmatig is.
De grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen de vreemdeling voor het overige in hoger beroep heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 4 oktober 2018 van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaren. Nu de vrijheidsontnemende maatregel reeds is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 4 oktober 2018 tot 9 november 2018, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.
3.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 oktober 2018 in zaak nr. NL18.18431;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV.    kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 2.880,00 (zegge: achtentwintighonderdtachtig euro), ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de secretaris van de Raad van State;
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. Troostwijk voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Nienhuis
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2019
466-888.

 Vindplaats uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:664



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

10 november 2016

Mag je iemand staande houden omdat je een Dublinclaim wil ten uitvoer leggen? Uitspraak Raad van State


Uitspraak

201605964/1/V3.
Datum uitspraak: 1 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Overwegingen
1. Bij besluit van 4 april 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdelingen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Pb 2013 L180; hierna: de Dublinverordening) verantwoordelijk is voor behandeling van het asielverzoek. Bij uitspraak van 3 mei 2016 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Voormeld besluit staat in rechte vast.
Op 30 juni 2016 zijn de vreemdelingen staande gehouden en in bewaring gesteld. In het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van staandehouding/overbrenging/ophouding van 30 juni 2016 is vermeld:
"Op 30 juni 2016 […] bevonden wij, verbalisanten, ons […] op de (gezins)locatie van het AZC Heerlen […]. Hier hebben wij op grond van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, betrokkene staande gehouden in het kader van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000.
De staandehouding was gebaseerd op informatie uit het vertrekdossier van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Hieruit bleek dat betrokkene in Nederland verblijft en geen of onvoldoende medewerking had verleend aan haar overdracht naar Italië. Het betreft een overdracht in het kader van het Dublinverdrag. Het vertrekdossier bevatte een foto van betrokkene. […]. Alle staande te houden personen werden door mij (…) herkend aan de foto's uit het vertrekdossier. Omstreeks 07.30 uur hield ik (…) betrokkene staande ingevolge artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000."
Om 11.06 uur zijn de vreemdelingen in bewaring gesteld op de Gesloten Gezinsvoorziening te Zeist. Op 1 juli 2016 hebben de vreemdelingen beroepen ingesteld tegen de maatregelen van bewaring. Op 6 juli 2016 heeft de staatssecretaris deze maatregelen opgeheven wegens "uitzetting/verwijdering".
2. De rechtbank heeft overwogen dat de staandehouding van de vreemdelingen krachtens artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) onrechtmatig is omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf en dat de belangenafweging in het voordeel van de vreemdeling uitvalt, omdat alle gevolgen van de onrechtmatige staandehouding ook onrechtmatig zijn. De bewaring is van aanvang af onrechtmatig, aldus de rechtbank.
3. In de enige grief klaagt de staatssecretaris primair dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staandehouding en de daaropvolgende ophouding niet onrechtmatig zijn. Hij betoogt daartoe dat hij, gelet op het bepaalde in artikel 6.1f van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000), alle handelingen mag verrichten die noodzakelijk zijn om de vreemdeling tegen wie een overdrachtsbesluit is uitgevaardigd en die Nederland niet heeft verlaten over te dragen. Een staandehouding is volgens de staatssecretaris een noodzakelijke handeling om de vreemdeling gedwongen te kunnen overdragen. Daarnaast wijst hij erop dat hij krachtens artikel 59a van de Vw 2000 Dublinclaimanten in bewaring kan stellen en dat dit niet mogelijk is zonder dat iemand feitelijk in zijn macht komt. In zijn visie is het zo dat als het meerdere mag, de oplegging van de maatregel van bewaring, ook het mindere mag, de staandehouding en de ophouding. Subsidiair heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat, voor zover een wettelijke basis ontbreekt, er ruimte is voor een belangenafweging.
3.1. De Afdeling merkt op dat in een situatie als in deze zaak waarin de vreemdelingen rechtmatig verblijf hebben ingevolge artikel 8, onder m, van de Vw 2000, artikel 50 van de Vw 2000 bij gebreke van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf niet kan worden toegepast. Voor de staandehouding, overbrenging en ophouding kan evenmin een grondslag worden gevonden in artikel 6.1f van het Vb 2000, nu het hier geen handelingen betreft met het oog op overdracht, maar handelingen met het oog op inbewaringstelling. Met betrekking tot het betoog van de staatssecretaris dat een maatregel van bewaring niet mogelijk is zonder dat iemand feitelijk in zijn macht komt en dat wie het meerdere mag ook het mindere mag, overweegt de Afdeling dat in een maatregel van bewaring de bevoegdheid besloten ligt die maatregel te effectueren door betrokkene over te brengen naar de plaats waar de maatregel feitelijk ten uitvoer wordt gelegd. De maatregel van bewaring vormt aldus de grondslag van de overbrenging. Daarvoor is geen aparte wettelijke grondslag vereist. Voor de overbrenging van de vreemdelingen van Heerlen naar Zeist waren dan ook aan die overbrenging voorafgaande maatregelen van bewaring vereist. De staatssecretaris had de vreemdelingen derhalve in Heerlen moeten horen en aldaar de maatregelen moeten opleggen. Nu voorafgaande aan de overbrenging van de vreemdelingen naar Zeist de maatregelen van bewaring nog niet waren opgelegd, faalt de grief in zoverre.
3.2. Het vorenstaande neemt, in lijn met onder meer de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV3709, niet weg dat het ontbreken van een maatregel van bewaring voorafgaande aan de overbrenging de daaropvolgende inbewaringstelling, indien aan alle in de wet gestelde vereisten daarvoor is voldaan, eerst onrechtmatig maakt, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
3.3. Vreemdeling 1 heeft voorafgaand aan de inbewaringstelling meermalen uitdrukkelijk verklaard dat zij vreemdeling 2, haar kind, in Nederland zal achterlaten indien zij wordt overgedragen aan Italië. Daarnaast volgt uit de toelichting bij de maatregelen dat de vreemdelingen op korte termijn kunnen worden overgedragen en dat reeds een vlucht is geboekt naar Italië. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de met de bewaring gediende belangen, waaronder in het bijzonder het belang dat de vreemdelingen zo snel mogelijk worden overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, niet opwegen tegen de door het vastgestelde gebrek geschonden belang van de vreemdelingen.
In zoverre slaagt de grief.
4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de besluiten van 30 juni 2016 beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden.
5. De vreemdelingen hebben in beroep aangevoerd dat geen sprake is van een significant risico op onttrekking. Daartoe voeren zij aan dat de staatssecretaris de gronden als bedoeld in artikel 5.1b, derde lid, onder a, c, i, k en l en de gronden als bedoeld in het vierde lid, onder a, c en d, ten onrechte aan de maatregelen ten grondslag heeft gelegd.
5.1. Ingevolge artikel 5.1a, vijfde lid, van het Vb 2000 kan aan de vreemdeling op grond van artikel 6a van de Vw 2000 een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd of kan de vreemdeling op grond van artikel 59a van de Vw 2000 in bewaring worden gesteld, indien:
a. een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening; en
b. een significant risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken.
Ingevolge artikel 5.1b, tweede lid, wordt aan deze voorwaarden slechts voldaan indien zich ten minste twee van de gronden, bedoeld in het derde en vierde lid, voordoen, waarvan ten minste één van de gronden, bedoeld in het derde lid.
5.2. Aan beide maatregelen van bewaring is ten grondslag gelegd dat deze worden gevorderd door het belang van de openbare orde omdat er een significant risico bestaat op onderduiken. Volgens de staatssecretaris geldt voor de vreemdelingen onder meer dat zij:
(zware grond)
(3k) een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek.
(lichte grond)
(4d) niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
5.3. Uit de toelichting bij de maatregel voor vreemdeling 1 blijkt dat zij meermalen stellig heeft aangegeven dat zij niet samen met vreemdeling 2, haar kind, naar Italië wil vertrekken en dat zij vreemdeling 2 in Nederland zal achterlaten indien zij wordt overgedragen. Hieruit blijkt volgens de staatssecretaris dat zij niet zal meewerken aan de overdracht aan Italië, zodat een significant risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Dat dit, zoals de vreemdeling aanvoert, komt omdat ze bang is dat ze met haar kind in Italië geen opvang krijgt en op straat moet leven, maakt niet dat de staatssecretaris de zware grond onder 3k niet aan de maatregel ten grondslag heeft kunnen leggen. Voorts volgt uit de toelichting bij de maatregel voor vreemdeling 1 dat zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikt en dat zij voor de kosten van haar levensonderhoud afhankelijk is van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Dat dit, zoals de vreemdeling aanvoert, voor heel veel asielzoekers geldt, maakt niet dat dit niet aan haar kan worden tegengeworpen.
5.4. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris voornoemde gronden terecht aan de maatregel ten grondslag gelegd, zodat reeds hierom aan het in artikel 5.1b, tweede lid, van het Vb 2000 gestelde vereiste is voldaan. Gelet daarop bestond ten tijde van het opleggen van de maatregel voldoende grond om aan te nemen dat er een significant risico was dat de vreemdelingen zich aan het toezicht zouden onttrekken.
De beroepsgrond faalt.
6. De beroepen zijn ongegrond. De verzoeken om schadevergoeding dienen reeds hierom te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 juli 2016 in zaken nrs. 16/14512 en 16/14514;
III. verklaart de door de vreemdelingen bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroepen ongegrond;
IV. wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van de Kolk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2016
347-759.

De uitspraak is hier gepubliceerd: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:2992

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

06 juli 2010

'Nigeriaanse komiek vernederd door politie'

Onevenredig, vernederend en onbehoorlijk. Dat was het optreden van de Amsterdamse politie tegen de Nigeriaanse stand-upcomedian Makele in 2007.
Dat oordeelt de Nationale Ombudsman in het dinsdag verschenen rapport 'Optreden in Nederland.'

Makela gaf in de nacht van 15 op 16 juni 2007 een show op een Afrikaans feest in café Het Vervolg in Zuidoost. De politie viel het feest met veel mankracht binnen, omdat het vermoedde dat er illegalen en internetcriminelen aanwezig waren. De 220 bezoekers werden opgesloten in het café en Makele werd tijdens zijn optreden geboeid afgevoerd van het podium.

De ombudsman concludeert nu dat die behandeling beledigend was voor de Nigeriaanse komiek, die in eigen land een status heeft die te vergelijken is met die van Marco Borsato in Nederland. "Het is waarschijnlijk niet nodig om zelf artiest te zijn om enigszins te kunnen invoelen dat het voor M. ook een enorme vernedering moet zijn geweest om tijdens zijn show en ten overstaan van zijn publiek door de politie geboeid te worden afgevoerd", schrijft de ombudsman.

De politie verweerde zich door te stellen dat Makele niet de benodigde aanmeldsticker had. Zo'n sticker vormt het bewijs dat iemand zich bij aankomst in Nederland heeft gemeld bij de Vreemdelingenpolitie. De ombudsman oordeelt echter dat de termijn waarbinnen Makele die sticker had moeten aanschaffen ten tijde van zijn arrestatie nog lang niet was verstreken.

Vorig jaar schreef de ombudsman al dat de omvang van de politie-actie in Het Vervolg in geen verhouding stond tot het doel. Van de 220 bezoekers bleken 35 mensen illegaal te zijn. Er is uiteindelijk niemand strafrechtelijk vervolgd voor internetfraude.


Bron: http://www.at5.nl/artikelen/44104/nigeriaanse-comedian-vernederd-door-politie

04 mei 2010

Als niet uit het proces-verbaal blijkt dat iemand op basis van een andere wet is aangehouden dan moet er van worden uitgegaan dat alles een vreemdelingrechtelijke controle was (uitspraak Raad van State)

LJN: BM3081, Raad van State , 201002312/1/V3


Datum uitspraak: 22-04-2010
Datum publicatie: 03-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / staandehouding / bevoegdheid in proces-verbaal niet duidelijk / uitgaan van vreemdelingrechtelijke bevoegdheid
Het ter zake van de aanhouding van de vreemdeling opgemaakte proces-verbaal maakt het niet mogelijk vast te stellen of zijn staandehouding heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van de politietaak of een andere niet vreemdelingrechtelijke bevoegdheid, dan wel dat in feite sprake is geweest van een controle in het kader van het vreemdelingentoezicht. Evenmin is een afzonderlijk proces verbaal voorhanden waaruit zulks kan blijken. Bij deze onduidelijkheid moet het ervoor worden gehouden dat de controle op de identiteit van de vreemdeling heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid neergelegd in artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000. Zodanige controle kan evenwel eerst plaatsvinden, indien sprake is van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf als bedoeld in voormelde bepaling. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt inzoverre.

Bron: rechtspraak.nl

23 februari 2010

Beetje vreemde uitspraak van de Raad van State in een bewaringszaak (uitspraak)

LJN: BL4570, Raad van State , 201000135/1/V3

Datum uitspraak: 15-02-2010
Datum publicatie: 19-02-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / staandehouding / juistheid proces-verbaal

In beginsel dient van de juistheid en volledigheid van het op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal te worden uitgegaan. Nu de vreemdeling geen tegenbewijs heeft geleverd, had de rechtbank niet op grond van de enkele betwisting dat hij uit eigen beweging heeft verteld dat hij niet rechtmatig hier te lande verblijft aan de juistheid van het proces-verbaal behoren te twijfelen. Dat, naar de vreemdeling stelt, bepaalde feiten niet in het proces-verbaal zijn opgenomen, betekent niet dat reeds daarom niet van de juistheid van hetgeen wel in het proces-verbaal is vermeld mag worden uitgegaan. De grief slaagt.


Bron: reechtspraak.nl

Nou kan iemand wel van alles roepen maar hoe had de ABRRvS dan zich voorgesteld dat de vreemdeling hier bewijs over kon leveren?

21 januari 2010

Wanneer iemand aangifte komt doen mag de politie niet vragen of je legaal bent (uitspraak)

LJN: BK9347,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/45916

Datum uitspraak: 29-12-2009
Datum publicatie: 20-01-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:Staandehouding onrechtmatig / artikel 2 Politiewet / aangifte vermissing paspoort / vraag naar verblijfsrechtelijke status
De rechtbank ziet niet in op grond waarvan het de politie, in het kader van een redelijke taakuitoefening, vrij zou staan een persoon die te kennen heeft gegeven aangifte te willen doen van vermissing van diens paspoort, naast de identiteit en nationaliteit tevens naar diens verblijfsrechtelijke positie te vragen. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het er dan ook voor houdt dat de verbalisant, nadat eiser te kennen had gegeven om aangifte te willen doen van vermissing van zijn paspoort en daartoe een kopie van zijn paspoort had overgelegd, eiser in het kader van de uitoefening van de taken van Vreemdelingenwet 2000 heeft bevraagd naar diens verblijfsrechtelijke positie. Nu uit het willen doen van aangifte van vermissing van een paspoort en het daarbij enkel kunnen tonen van een kopie van dat paspoort, naar objectieve maatstaven gemeten geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf valt te destilleren, is de staandehouding onrechtmatig.




Bron: rechtspraak.nl

Deze vind ik vreemd want de vraag lijkt me ook logisch want als iemand zijn buitenlandse paspoort kwijt is en hier alleen met een visum is (in paspoort) dan zou die zijn verblijf niet kunnen aantonen


Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...