27 oktober 2022

Tekstblok over horen in bezwaar (te gebruiken voor procedures)

Zoals de Afdeling heeft overwogen bij uitspraak van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1918), is het uitgangspunt dat een vreemdeling wordt gehoord in bezwaar en dient de staatssecretaris terughoudend om te gaan met uitzonderingen op zijn hoorplicht. Gelet op alles wat de vreemdelingen in bezwaar hebben aangevoerd, bezien vanuit de onder 5.2 van die uitspraak genoemde gezichtspunten, kon de staatssecretaris in dit geval redelijkerwijs niet tot het oordeel komen dat het bezwaar ongegrond was zonder de vreemdelingen in de gelegenheid te stellen gehoord te worden over hun aanvraag. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

 

Zie de uitspraak van de Raad van State van  17 oktober 2022 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:2974

In die bovengenoemde uitspraak formuleert de Afdeling aldus:

 

5.       Naar het oordeel van de Afdeling is de hierboven uiteengezette werkwijze van de staatssecretaris in algemene zin in overeenstemming met het wettelijk kader (artikelen 7:2 en 7:3 van de Awb). Deze werkwijze neemt namelijk terecht als uitgangspunt dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord, en dat dit uitgangspunt te meer geldt in zaken waarin er beslissingsruimte is en de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, en waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. Daaronder vallen onder meer zaken waarin artikel 8 van het EVRM een rol speelt en zaken waarin het verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, zoals bij het intrekken van een verleende vergunning en bij het afwijzen van een aanvraag om een vergunning te verlengen.

5.1.    De handvatten die de WI biedt om te beoordelen of een bezwaar  kennelijk ongegrond is, zijn eveneens in algemene zin in overeenstemming met het wettelijk kader. De WI noemt daarbij terecht enkele gevallen waarin evident is dat het in bezwaar aangevoerde het primaire besluit redelijkerwijs niet anders kan maken (zie hierboven onder 4.3). Dit is het geval in de situatie waarin een vreemdeling nalaat zijn bezwaar te motiveren en in de situatie waarin een vreemdeling in zijn bezwaarschrift alleen maar een herhaling van zetten geeft. Dat is in lijn met vaste Afdelingsjurisprudentie waaruit volgt dat de plicht om te horen in bezwaar afhankelijk is van wat een vreemdeling in bezwaar heeft aangevoerd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:3474, r.o. 2.2.1). In deze situaties is de enkele mogelijkheid dat een vreemdeling tijdens een gehoor eventueel alsnog nieuwe gezichtspunten naar voren kan brengen, onvoldoende grond om hem te horen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2729, r.o. 1.2). Het is kortom aan een vreemdeling om in bezwaar concreet toe te lichten waarom hij zich niet kan verenigen met het primaire besluit; indien hij dit nalaat, kan de staatssecretaris redelijkerwijs het bezwaar afwijzen als kennelijk ongegrond.

5.2.    Er zijn echter ook gevallen waarin het minder vanzelfsprekend is dat van een hoorzitting in bezwaar kan worden afgezien. Dit geldt onder andere voor de overige onder 4.3 genoemde situaties, waarin volgens de WI een bezwaar kennelijk ongegrond kan zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de situatie waarin een vreemdeling in de bezwaarfase nog niet alle relevante informatie en bewijsstukken heeft overgelegd die van hem worden verlangd, of de situatie waarin er - om welke reden dan ook - nog onduidelijkheden over het te beoordelen feitencomplex bestaan. Het uitgangspunt dat een vreemdeling gehoord wordt komt in deze situaties bijzonder belang toe, omdat er immers veel omstandigheden denkbaar zijn die meebrengen dat een vreemdeling niet alle verzochte informatie kan overleggen. Een gehoor kan juist dan uitkomst bieden om ontbrekende informatie boven tafel te krijgen, of eventueel te zoeken naar oplossingen voor gerezen problemen (zie de onder 4.1 genoemde doelstellingen en functies van de hoorplicht). Maar ook in de situatie dat het feitencomplex wel compleet is en naar het oordeel van de staatssecretaris voldoende duidelijk is dat het bezwaar niet tot een ander oordeel kan leiden, kan de staatssecretaris niet zonder meer afzien van horen in bezwaar. Ook in zo’n geval kan een hoorzitting het in de WI genoemde doel dienen dat de vreemdeling zijn visie op de zaak kan geven, en bijvoorbeeld een toelichting kan geven op de mee te wegen belangen. Naar het oordeel van de Afdeling zal de staatssecretaris in situaties als deze de vreemdeling dan ook vaker moeten horen en terughoudender moeten omgaan met de uitzonderingen op de hoorplicht. Het in de totstandkomingsgeschiedenis en de WI genoemde doel van de hoorplicht om het vertrouwen tussen burgers en de overheid te versterken en draagvlak te creëren voor besluiten kan immers alleen worden gerealiseerd als in de praktijk het horen van een vreemdeling in bezwaar ook echt de regel is, en dat het afzien daarvan een uitzondering is. De vraag of de staatssecretaris in dergelijke situaties niettemin van een gehoor af kan zien, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Relevante omstandigheden die meegewogen moeten worden, zijn onder andere:

-         de mate waarin een vreemdeling gedurende de gehele procedure met de staatssecretaris heeft gecommuniceerd over zijn pogingen om de verzochte informatie boven tafel te krijgen;

-         de mate waarin een vreemdeling bereidwillig en actief de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden bij het verkrijgen en tijdig aanleveren van die informatie;

-         de aard van de ontbrekende informatie (of het bijvoorbeeld gaat om stukken die essentieel zijn voor de beoordeling van de aanvraag);

-         of een vreemdeling in zijn bezwaarschrift expliciet heeft verzocht om een hoorzitting en concreet heeft aangegeven welk belang hij daarbij heeft;

-         of een vreemdeling al eerder in de gelegenheid is gesteld om ontbrekende informatie alsnog aan te leveren, en

-         of de vreemdeling concrete en onderbouwde redenen heeft gegeven waarom hij bepaalde informatie niet kan overleggen.

De vuistregel hierbij is dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met de staatssecretaris heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting. Als alle mee te wegen omstandigheden wijzen op een twijfelgeval, moet - zoals de WI al vermeldt - een vreemdeling worden gehoord.

5.3.    Het is de taak van de bestuursrechter om de in een besluit genoemde reden om af te zien van horen in bezwaar te toetsen, als daar in de beroepsgronden over wordt geklaagd. Met name in de onder 5.2 besproken situaties, waarin volgens de WI een bezwaar kennelijk ongegrond kan zijn, dient de rechter te toetsen of de staatssecretaris voldoende acht heeft geslagen op de persoonlijke en bijzondere omstandigheden van het voorliggende geval. Als zij op grond daarvan concludeert dat de staatssecretaris een vreemdeling ten onrechte niet heeft gehoord, kan dat voor de rechter aanleiding zijn om de staatssecretaris alsnog op te dragen de vreemdeling te horen (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 23 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:878 en van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1192). Daarbij dient de rechter in acht te nemen dat het enkele feit dat een vreemdeling in beroep alsnog zijn situatie heeft kunnen toelichten, niet automatisch meebrengt dat hij niet in zijn belangen is geschaad, gelet op de wezenlijke verschillen die bestaan tussen de bezwaar- en de beroepsfase (zie de uitspraak van 17 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2865).

Zie https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2022:1918

(U gaat dan vervolgen over tot). In het onderhavige geval is daarbij van belang dat....... en daarom had verweerder hier niet kunnen afzien van horen in bezwaar.

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




25 oktober 2022

UITSPRAAK: Immateriële schadevergoeding vanwege onterecht ingetrokken verblijfsvergunning

verzoek schadevergoeding n.a.v. intrekking asielvergunning – geen materiele schadevergoeding, maar wel immateriële schadevergoeding

ECLI:NL:RBDHA:2022:10877

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 19-10-2022
Datum publicatie 21-10-2022
Zaaknummer AWB 22/799

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 22/799

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V- nummer]

gemachtigde: mr. T. Hüpscher,

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 16 oktober 2017 een verzoek om schadevergoeding ingediend in verband met het besluit van verweerder van 16 januari 2014 tot intrekking van de verblijfsvergunning van verzoeker met terugwerkende kracht tot 3 november 1998.

Bij besluit van 26 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Verzoeker heeft hiertegen op 23 mei 2018 bezwaar gemaakt. Bij brief van 10 december 2019 heeft verzoeker verweerder in verband met het uitblijven van een beslissing op bezwaar in gebreke gesteld. Verzoeker heeft op 2 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

Bij besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en meegedeeld dat er geen automatische dwangsom wordt uitgekeerd.

Verzoeker heeft bij brief van 20 mei 2020 meegedeeld het niet eens te zijn met het bestreden besluit. Het beroep van 2 april 2020 is van rechtswege mede tegen dat besluit gericht.

Bij uitspraak van 23 april 2021 (AWB 20/2788) heeft deze rechtbank en zittingsplaats zich onbevoegd verklaard.

Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Bij uitspraak van 10 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:436) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het door verzoeker ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 23 april 2021 vernietigd voor zover de rechtbank het beroep van verzoeker niet heeft aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Bij brief van 5 juli 2022 heeft de rechtbank partijen bericht dat de rechter die de zaak op zitting heeft behandeld niet in staat is om uitspraak te doen. Partijen hebben desgevraagd toestemming gegeven dat zonder nadere zitting uitspraak wordt gedaan door een andere rechter.

Overwegingen

1. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] en bezit de Soedanese nationaliteit. Bij besluit van 16 januari 2014 heeft verweerder de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd met terugwerkende kracht tot 1 april 2001 ingetrokken. Daarnaast is de verblijfsvergunning onder de beperking ‘voor verblijf als AMA, bedoeld in hoofdstuk B7/13 van de Vreemdelingencirculaire 1994’ met terugwerkende kracht tot 3 november 1998 ingetrokken. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 16 januari 2015 (AWB 14/2864) het beroep van verzoeker tegen het besluit van 16 januari 2014 gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Deze uitspraak staat in rechte vast.

2. Bij brief van 16 oktober 2017 heeft verzoeker een verzoek om schadevergoeding ingediend bij verweerder. Verzoeker stelt dat het hem sinds het voornemen van verweerder van 19 juni 2013 om zijn verblijfsvergunning in te trekken, niet is gelukt om een baan te vinden en dat hij ziek is geworden. Verzoeker staat onder behandeling van de huisarts en van een psychiater. Verzoeker heeft verweerder om een schadevergoeding verzocht vanwege verlies van arbeidsovereenkomsten, van sociale uitkering of sociale zekerheidsbedragen en/of het recht om de Nederlandse nationaliteit te verwerven. Verzoeker vordert een schadevergoeding ter grootte van het minimumloon over de periode 18 juni 2013 tot op heden. Voorts vordert verzoeker om een vergoeding van de immateriële schade (smartengeld) van € 10.000,- per jaar vanaf 19 juni 2013 tot op het moment dat verweerder het schadebesluit heeft genomen.

3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat niet is voldaan aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 6:163 van het BW. Er is niet voldaan aan het causaliteitsvereiste, het relativiteitsvereiste en de schade staat niet vast, aldus verweerder.

4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Ten aanzien van de gestelde materiële schade heeft verweerder overwogen dat verzoeker geen gronden van bezwaar heeft ingediend tegen het relativiteitsvereiste. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade overweegt verweerder dat uit de door verzoeker overgelegde informatie volgt dat bij verzoeker de diagnose ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis is vastgesteld. Verzoeker heeft enkel aangegeven dat hij psychische klachten heeft gekregen door de problemen met verweerder. Verzoeker wordt echter op dit moment niet behandeld. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij een erkend psychiatrische ziekte heeft gekregen door het handelen van verweerder, aldus verweerder.

5. Bij uitspraak van 23 april 2021 (AWB 20/2788) heeft deze rechtbank en zittingsplaats zich onbevoegd verklaard om van het beroep tegen het bestreden besluit kennis te nemen.

6. Bij uitspraak van 10 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:436) heeft de Afdeling het door verzoeker ingestelde hoger beroep gegrond verklaard. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank van 23 april 2021 vernietigd voor zover de rechtbank het beroep van verzoeker niet heeft aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding en daarover niet heeft geoordeeld.

7. Met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling beoordeelt de rechtbank in deze uitspraak het verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:90 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat na de uitspraak van de Afdeling verzoeker geen aanvullende gronden heeft ingediend en dat verweerder evenmin een aanvullend verweerschrift heeft ingediend.

8. Verzoeker stelt – anders dan verweerder - dat er is voldaan aan het relativiteitsbeginsel. Verzoeker verbleef al 14 jaar rechtmatig in Nederland en voelde zich daardoor veilig. Verzoeker was dan ook volkomen verrast dat hij na die lange tijd plotseling werd geconfronteerd met een (voorgenomen) intrekking van zijn verblijfsvergunning. Er is derhalve sprake van een causaal verband tussen de intrekking van de verblijfsvergunning en de schade. Aan het vereiste van relativiteit tussen de geschonden norm en de schade is eveneens voldaan. Verzoeker stelt zich derhalve op het standpunt dat hij recht heeft op een materiële schadevergoeding, omdat hij als gevolg van het onrechtmatig handelen van verweerder niet in staat was en is om de arbeidsmarkt te betreden. Met betrekking tot de immateriële schade stelt verzoeker zich op het standpunt dat de bij hem gediagnosticeerde ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis wel degelijk een erkend psychiatrisch ziektebeeld is.

9.1.

Met ingang van 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze wet is in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.

Op grond van artikel 8:90, eerste lid, van de Awb wordt het verzoek schriftelijk ingediend bij de bestuursrechter die bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het besluit.

Bij de beantwoording van de vraag of een bestuursorgaan wegens onrechtmatig handelen in het kader van een bestuursrechtelijke besluitbevoegdheid schadevergoedingsplichtig is, wordt aansluiting gezocht bij het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht.

Op grond van artikel 6:162, eerste lid, van het BW is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

Op grond van artikel 6:163 van het BW bestaat geen verplichting tot schadevergoeding, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.

9.2.

Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is vereist dat een daad van het bestuursorgaan te kwalificeren is als onrechtmatig en dat deze het bestuursorgaan is toe te rekenen. Voorts moet er sprake zijn van schade, moet de geschonden norm ertoe strekken het belang van de benadeelde te beschermen (relativiteitsvereiste) en moet er voldoende causaal verband bestaan tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de geleden schade (causaliteitsvereiste).

10. Het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning asiel is bij de uitspraak van deze rechtbank van 16 januari 2015 vernietigd. De onrechtmatigheid van dat besluit staat daarmee vast. De rechtbank zal daarom beoordelen of verzoeker vanwege de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel schade heeft geleden en of die schade moet worden vergoed.

Als er schade is, moet die worden vergoed als aan het relativiteitsvereiste en het causaliteitsvereiste is voldaan.

Materiële schade

11. Ten aanzien van de gestelde materiële schade, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie hebben de regels van het nationale vreemdelingenrecht, op grond waarvan de vreemdeling recht heeft op een verblijfsvergunning, tot doel een recht op verblijf in Nederland te verlenen en strekken die niet tot bescherming van de vermogensrechtelijke belangen, zoals het kunnen verwerven van inkomen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling van 20 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA7572, en 3 december 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG5893. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Reeds daarom hoeft geen vergoeding van de materiële schade plaats te vinden. De rechtbank komt daarom ook niet toe aan de vraag of er schade is en of er causaliteit is tussen de onrechtmatige besluitvorming en de gestelde (materiële) schade.

Immateriële schade

12. Ten aanzien van de gestelde immateriële schade, overweegt de rechtbank als volgt.

12.1.

Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4952), ook aansluiting gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht.

12.2.

Artikel 6:106 van het BW luidt:

"Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

(…)

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

( …)"

12.3.

Van de in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW bedoelde aantasting in persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel of lichamelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan meebrengen dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dat geval zal degene die zich hierop beroept dit met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders als de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW doet zich niet reeds voor bij de enkele schending van een fundamenteel recht.

12.4.

Het staat vast dat de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van verzoeker met terugwerkende kracht tot 1 april 2001 onrechtmatig is. Datzelfde geldt voor de verblijfsvergunning van verzoeker onder de beperking ‘voor verblijf als AMA, bedoeld in hoofdstuk B7/13 van de Vreemdelingencirculaire 1994’ die met terugwerkende kracht tot 3 november 1998 is ingetrokken. Bij uitspraak van deze rechtbank van 16 januari 2015 (AWB 14/2864) is die onrechtmatigheid vastgesteld.

De rechtbank vindt het aannemelijk dat het voornemen en het besluit tot de onrechtmatige intrekking van de verblijfsvergunning asiel tot angst, grote onzekerheid en een groot gevoel van onveiligheid bij verzoeker heeft geleid en daarmee tot een aantasting in de persoon van verzoeker.

Verzoeker beschikte immers over een verblijfsvergunning die hem in juni 1999 was verleend in het kader van een asielprocedure (zie het voornemen tot intrekking van 19 juni 2013). De vergunning beschermde hem tegen terugzending naar Sudan. Het is aannemelijk dat intrekking van een dergelijke vergunning na een zo lange periode de genoemde gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid bij verzoeker heeft doen ontstaan. Dat verzoeker zijn beroepsprocedure over de intrekking in Nederland heeft mogen afwachten maakt dat volgens de rechtbank niet anders. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat de intensiteit van die gevoelens zodanig is geweest dat dat tot een aantasting in de persoon heeft geleid. De rechtbank ziet in de door verzoeker overgelegde stukken ook een bevestiging voor deze klachten en ook voor de aanname dat die klachten het gevolg zijn van de onrechtmatige intrekking en de procedure daarover. In het dossier zitten meerdere medische stukken waaruit kan worden afgeleid dat het psychisch functioneren van verzoeker is aangetast door deze onrechtmatige besluitvorming. Zo staat in die stukken dat verzoeker last heeft van angsten, slaapproblemen en ernstige gevoelens van onveiligheid door de intrekking van zijn asielvergunning. Zoals gezegd vindt de rechtbank voldoende aannemelijk dat die gevolg zijn van het onrechtmatig bevonden besluit. Alleen al daarom heeft verzoeker recht op een vergoeding voor immateriële schade.

13.1.

Een vergoeding voor immateriële schade moet volgens artikel 6:106 van het BW naar billijkheid worden vastgesteld.

13.2.

Verzoeker heeft zijn immateriële schade begroot op € 10.000,- per jaar gerekend vanaf 9 juni 2013 tot en met heden.

13.3.

De rechtbank komt tot een in billijkheid te bepalen bedrag van € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank vindt daarbij van belang dat door het tijdig instellen van beroep verzoeker wist dat hij de behandeling van het beroep in Nederland mocht afwachten. De rechtbank heeft daarbij verder in overweging genomen dat de angst en onzekerheid behorend bij de intrekking van de verblijfsvergunning asiel in zekere zin (objectief gezien) eindigde toen de rechtbank de uitspraak deed waarmee de intrekking ongedaan werd gemaakt. Een uitspraak waartegen verweerder geen hoger beroep instelde en die dus vier weken na 16 januari 2015 in rechte kwam vast te staan. De periode van onzekerheid heeft dus objectief gezien ca. anderhalfjaar (van het voornemen van 19 juni 2013 tot de uitspraak van 16 januari 2015) geduurd.

Dit alles in overweging genomen, komt de rechtbank tot het oordeel dat een vergoeding voor immateriële schade van € 3.000,- billijk is.

Conclusie

14. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder dient te worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan verzoeker van totaal € 3.000,-.

15. Verder ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bepaald op € 1.518,-, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een hoogte per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:

- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan verzoeker tot een bedrag van € 3.000,-;

- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. H.M. Hsu, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 19 oktober 2022.

 Vindplaats: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:10877

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




11 oktober 2022

Deze advocaat begrijp ik niet

Hier krijgt de vreemdeling asiel en zijn advocaat gaat daartegen in beroep en laat vervolgens nooit meer wat horen. Is het teveel moeite om een druk bezette rechtbank te schrijven dat je per ongeluk beroep had ingesteld?

 

ECLI:NL:RBDHA:2022:10372

Instantie Rechtbank Den Haag zp Middelburg
Datum uitspraak 05-10-2022
Datum publicatie 11-10-2022
Zaaknummer NL22.15186
 
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:10372
 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




De rechter is boos

 

3. Verzoeker verzoekt de voorlopige voorziening reeds nu toe te wijzen, onder protest en hiertoe gedwongen door het onrechtmatig (voorgenomen) handelen van verweerder, namelijk de vreemdelingendetentie en de voorgenomen overdracht aan Duitsland op

11 oktober aanstaande. Indien dit niet gebeurt is er voor verzoeker geen effectief rechtsmiddel tegen de bestreden beschikking mogelijk en is het voor hem niet mogelijk de

behandeling van het beroep op 2 november bij te wonen. Verzoeker geeft daarbij aan dat dit verzoek ten overvloede is nu immers het verzoek om een voorlopige voorziening tijdig werd ingediend en dit verzoek conform het bepaalde in de bestreden beschikking ervoor zorgt dat het beroep in Nederland mag worden afgewacht.

4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om de behandeling van het beroep in Nederland te mogen afwachten weegt zwaarder dan het belang van verweerder om hem op dit moment aan Duitsland te kunnen overdragen. Daarbij is van belang dat de rechtbank, gelet op wat verzoeker in beroep naar voren heeft gebracht, voornemens is het beroep op 2 november 2022 op zitting te behandelen. De behandeling van dat beroep zal dan ook niet plaatsvinden voor 12 oktober 2022, wat de uiterste datum is waarop verweerder verzoeker aan Duitsland kan overdragen. Anderzijds ziet de voorzieningenrechter niet in welk belang van verweerder wordt geschonden met de toewijzing van dit verzoek. Integendeel, het komt slechts neer op een ordemaatregel, zonder dat op enige wijze wordt vooruitgelopen op de uitkomst van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft er daarom ook vanaf gezien verweerder om een reactie te vragen.

Daarbij heeft de voorzieningenrechter met verbazing kennis genomen van de gang van zaken. Zoals verzoeker terecht opmerkt is het verzoek om een voorlopige voorziening op tijd ingediend en mag verzoeker, conform de toezegging van verweerder in het bestreden besluit, de behandeling van dat verzoek afwachten. De voorzieningenrechter vraagt zich af hoe die toezegging zich verhoudt tot het kennelijke voornemen van verweerder om verzoeker desondanks op 11 oktober 2022 over te dragen, terwijl duidelijk kon zijn dat op dat moment nog niet beslist zou zijn op het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarbij brengt de rechtbank verweerder in herinnering dat hij zelf pas op 18 augustus 2022 heeft beslist op het asielverzoek. Verweerder heeft de rechtbank op 30 augustus 2022 verzocht de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening naar voren te halen. Dat verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft daar geen extra capaciteit voor en het met voorrang behandelen van Dublinzaken omdat de overdrachtstermijn wellicht verstrijkt gaat ten koste van andere rechtszoekenden die ook een voortvarende behandeling van hun procedure wensen. Door nu desondanks de overdracht van verzoeker te plannen, dwingt verweerder alsnog een uitspraak op het verzoek af. Het is immers in strijd met de eigen toezegging, het eigen beleid en het Unierecht als verweerder verzoeker daadwerkelijk op

11 oktober 2022 had overgedragen. Kennelijk heeft het plannen van de overdracht geen ander doel dan het afdwingen van een uitspraak. Daar is deze spoedprocedure echter niet voor bedoeld en het is ingrijpend voor verzoeker, ook gelet op de inbewaringstelling die met de geplande overdracht gepaard gaat. De voorzieningenrechter begrijpt het belang van verweerder bij een tijdige overdracht, maar deze gang van zaken – waarbij verzoeker de dupe is van de capaciteitsproblemen – verdient bepaald geen schoonheidsprijs. De voorzieningenrechter geeft verweerder in overweging zich te bezinnen op zijn handelswijze.

5. Onder de huidige omstandigheden en gelet op het belang van verzoeker niet te worden overgedragen, ziet de voorzieningenrechter geen andere mogelijkheid dan het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, het bestreden besluit schorsen en te bepalen dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Duitsland totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.

6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

 

ECLI:NL:RBDHA:2022:10322

Instantie Rechtbank Den Haag rb Zwolle
Datum uitspraak 07-10-2022
Datum publicatie 10-10-2022
Zaaknummer NL22.16306
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:10322 
 

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




01 oktober 2022

Illegale Marokkanen kunnen weer naar Marokko worden teruggestuurd

"Sinds kort is het ook weer mogelijk Marokkaanse vreemdelingen terug te sturen. Na „constructieve gesprekken” gaf Marokko daar toestemming voor, staat in een interne mail die medewerkers van het ministerie van Justitie en Veiligheid twee weken geleden ontvingen. Het land heeft de nationaliteit bevestigd van honderd Marokkanen die op de nominatie staan voor terugkeer, de eerste reisdocumenten zijn al verstrekt.

Nederland kan, zo staat in de interne mail, weer beginnen met het oppakken van Marokkaanse vreemdelingen, voor een gedwongen uitzetting. Een direct gevolg van de verbeterde betrekkingen. Maar tegen welke prijs? NRC sprak met betrokkenen bij de deal met Marokko over wat Nederland moest inleveren."

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/10/01/kritiek-op-marokko-alleen-nog-achter-de-schermen-a4143796

#Marokko #Marokkanen #vreemdelingenrecht #vreemdelingenbewaring



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...