Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het promotie onderzoek van dr. mr. H.J.M. Baldinger «Rigorous
Scrutiny versus marginal review, Standards on judicial scrutiny and evidence in international
and European asylum law»?
Vraag 2
Bent u van mening dat het van groot belang is dat de rechter een onafhankelijk en
grondig onderzoek moet kunnen verrichten bij de beoordeling van besluiten waarbij
asiel is geweigerd? Zo ja, wat verstaat u hier precies onder?
Antwoord 2
Ja. Voor wat betreft de staatrechtelijke verdeling van verantwoordelijkheid tussen
bestuursorganen en de met de toetsing van de rechtmatigheid belaste rechtscolleges,
ligt de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het
asielverhaal bij de Minister c.q. Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Daar
hoort deze ook thuis.
In het asielrecht doet zich de bijzondere omstandigheid voor dat het meestal niet
gaat om de vraag, of en in hoeverre de verklaringen over de feiten die de asielzoeker
aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd als vaststaand moeten worden aangenomen.
De asielzoeker is immers veelal niet in staat en van hem kan ook redelijkerwijs niet
worden gevergd zijn relaas overtuigend met bewijsmateriaal te staven. Om de vreemdeling,
waar dat probleem zich voordoet, tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling
van de aanvraag in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te kunnen
verrichten, geldt ingevolge artikel 3.35, derde lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000
dat de verklaringen van de vreemdeling en de daarin gestelde feiten geloofwaardig
worden geacht, indien de vreemdeling aan de in de genoemde bepaling vermelde voorwaarden
heeft voldaan. De overheid is in staat die beoordeling van de geloofwaardigheid van
het asielrelaas vergelijkenderwijs en aldus geobjectiveerd te verrichten. De overheid
verricht deze beoordeling onder andere op basis van uitvoerige asielgehoren en ziet
– anders dan de rechter – alle zaken, waaronder die van andere vreemdelingen in een
vergelijkbare situatie. De rechter kan de rechtmatigheid van deze beoordeling toetsen
en doet dat ook, maar hij kan haar niet van het bestuur overnemen. Of er een grond
voor toelating is (de kwalificatie van de feiten in het licht van het Vluchtelingenverdrag
en het EVRM) wordt door de rechter zonder beperking getoetst. Deze toetsing heeft
betrekking op de kernvraag of (dreigende) schending van het beginsel van non-refoulement
aan de orde is. De toetsing aan dat beginsel is op deze wijze gewaarborgd.
Vraag 3
Onderschrijft u de conclusie van Baldinger dat de marginale toetsing van de geloofwaardigheid
van het asielrelaas in strijd is met het internationale en Europese recht? Zo ja,
waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het onderzoek van Baldinger geeft een gevarieerd beeld. Zij wijst erop dat het Mensenrechtencomité
(in het kader van het Internationaal Verdrag voor de Burgerlijke en Politieke Rechten)
en het Comité tegen Foltering (in het kader van het Anti Folterverdrag) de vaststelling
van de feiten, daarbij inbegrepen de beoordeling van de geloofwaardigheid van de asielzoeker,
primair als een verantwoordelijkheid zien van de autoriteiten van de staat en zij
zelf – met name het Mensenrechtencomité – slechts beperkte onderzoeksbevoegdheden
hebben ten aanzien van de feiten.
Zij constateert dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in een aanzienlijk
aantal zaken over de uitzetting van asielzoekers zeer actief was in het verzamelen
en verifiëren van feiten en omstandigheden en ook een eigen zelfstandige beoordeling
van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de asielzoeker maakte. Tegelijkertijd
merkt zij op dat het Mensenrechtencomité, het Comité tegen Foltering en het EHRM tot
nu toe geen uitgebreide en coherente doctrinaire standpunten hebben ontwikkeld over
de intensiteit van het rechterlijk onderzoek waarmee zij zelf de feiten vaststellen
in zaken over de uitzetting van asielzoekers. Wel beargumenteert zij om een aantal
redenen dat het logisch zou zijn om artikel 3 EVRM-zaken betreffende de uitzetting
van asielzoekers in de categorie zaken te plaatsen die volledig rechterlijk onderzoek
op nationaal niveau behoeven.
Ten aanzien van het asielrecht van de Europese Unie geeft zij aan dat het Hof van
Justitie van de Europese Unie (HvJEU) in de zaak Samba Diouf (2011) oordeelde dat
de finale beslissing op een asielverzoek onderworpen moet kunnen worden aan een grondige
inhoudelijke beoordeling door de nationale rechter en dat we vooralsnog niet weten
welke standaard voor de intensiteit van rechterlijk onderzoek het HvJEU zal hanteren
ten aanzien van asielzaken. Zij schat in dat het Hof de meest indringende standaard
voor rechterlijk onderzoek van toepassing zal achten op asielzaken.
Vraag 4
Bent u genoodzaakt op basis van de in het onderzoek aangehaalde internationale en
Europese bepalingen en jurisprudentie de Nederlandse praktijk aan te pakken, eventueel
met een wetswijziging? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee. Mede gelet op het bovenstaande en de verbeteringen in de asielprocedure, die
per 1 juli 2010 zijn gerealiseerd, waaronder de verruiming van het toetsingskader
van artikel 83 van de Vreemdelingwet 2000 (
Stb. 2010, 202), bestaat er mijns inziens thans geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in
de wettelijke bepalingen inzake de wijze waarop de rechter de beslissing in asielzaken
dient te toetsen.
Daarbij komt nog dat volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State
1 de jurisprudentie van het EHRM geen grond geeft voor het oordeel dat een – onder
omstandigheden op bepaalde punten terughoudende – toetsing door de rechter op rechtmatigheid
van het oordeel van de Minister over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, waar
dat niet met bewijsmiddelen is gestaafd, zich niet met artikel 13, gelezen in samenhang
met artikel 3 van het EVRM, verdraagt. In het bijzonder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak
overwogen dat volgens vaste jurisprudentie van het EHRM de lidstaten er ingevolge
artikel 13 EVRM zorg voor moeten dragen dat het ter beschikking staande rechtsmiddel
effectief is, maar wordt deze staten een «margin of appreciation» gelaten ten aanzien
van de wijze waarop de rechterlijke toetsing van bestuursbesluiten wordt ingericht
en uitgevoerd.
Vraag 5
Is de marginale toetsing zoals die in Nederland wordt toegepast uniek in de Europese
Unie? In welke landen is er wel sprake van een volle toetsing?
Antwoord 5
De mij op dit punt ter beschikking staande actuele informatie van de landen zelf is
beperkt. Bovendien lopen de bestuurlijke en rechterlijke stelsels in de lidstaten,
daaronder begrepen de asielstelsels, uiteen, zodat een vergelijking moeilijk te maken
is.
Uit de landeninformatie komt naar voren dat in België, Duitsland, Finland, Frankrijk,
het Verenigd Koninkrijk en Zweden de rechter de geloofwaardigheid beoordeelt, maar
blijkt niet de intensiteit van het rechterlijk onderzoek. In België heeft de Raad
voor Vreemdelingenbetwistingen niet de bevoegdheid om zelf onderzoek naar de feiten
te verrichten en om de geloofwaardigheid te beoordelen los van de argumenten in de
bestreden beslissing. In Finland zijn de bestuursrechters niet gespecialiseerd in
asielzaken. In Ierland beoordeelt de rechter niet de geloofwaardigheid. De rol van
het High Court (judicial review) is niet zozeer om de inhoud van de zaak te beschouwen
als wel de onpartijdigheid van het besluitvormingsproces.
Verder wijs ik u in dit verband op het rapport
2 van de UNHCR «Beyond Proof. Credibility Assessment in EU Asylum Systems» van mei
2013. Dit rapport betreft niet de vaststelling van de geloofwaardigheid in de beroepsfase,
maar vermeldt wel (blz. 29) dat «... the appellate bodies in some states do not undertake
their own investigation into the facts of the appeal. Instead, they rely on the evidence
the appellant submits and on the first instance determining authority’s fact findings.»
Tot slot verwijs ik u naar het rapport
3 van de International Association of Refugee Law Judges «Assessment of Credibility
in Refugee and Subsidiairy Protection claims under the EU Qualification Directive»
(2013). Dit rapport focust weliswaar op een «full protection hearing» maar vermeldt
(blz. 25) dat «many national judges will be operating within limited jurisdictions
(confined to judicial review, or «decisions at the margin»).
Uit de aangehaalde tekst kan worden afgeleid dat het voorkomt dat in andere EU-lidstaten
de rechter niet zelf onderzoek naar de feiten mag doen of een marginale toetsing verricht.
Vraag 6
Heeft u kennisgenomen van artikel 46, derde lid,van de binnenkort aan te nemen Procedurerichtlijn
luidende: «Member States shall ensure that an effective remedy provides for a full
and ex nunc examination of both facts and points of law»? Welke implicaties heeft
dit voor de Nederlandse asielprocedure? Op welke wijze en op welke termijn gaat u
uitvoering geven aan deze bepaling?
Antwoord 6
Ja. De richtlijn is op 29 juni 2013 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese
Unie en treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan. Artikel
46, derde lid, van genoemde Procedurerichtlijn moet uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding
van de richtlijn zijn omgezet. De implicaties die de richtlijn, waaronder artikel
46, derde lid, heeft voor de Nederlandse asielprocedure worden momenteel verder in
kaart gebracht. De behandeling van het wetsvoorstel strekkende tot implementatie van
de richtlijn dat ik te zijner tijd zal indienen, biedt een geschikte gelegenheid om
dieper op deze materie in te gaan.
Vindplaats: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2803.html
Promotie Dana Baldingen: http://www.ru.nl/rechten/@880573/pagina/
Lang lang geleden samen met Dana in Nijmegen post doctorale Law school gedaan. Hoop dat alles goed is met je meid!
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak.
Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.