Posts tonen met het label Herat. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Herat. Alle posts tonen

23 januari 2017

MK Uitspraak: Afghaanse vrouwen met een Westerse levensstijl


ECLI:NL:RBDHA:2017:484

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 18-01-2017
Datum publicatie 23-01-2017
Zaaknummer AWB 16/733, AWB 16/735, AWB 16/732
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
Aan eisers, een moeder met twee meerderjarige en twee minderjarige kinderen afkomstig uit Herat, is eerder een verblijfsvergunning verleend omdat de moeder en de meerderjarige dochter als alleenstaande vrouwen werden aangemerkt. Recent is hun echtgenoot en vader in Nederland aangekomen en verweerder heeft de verblijfsvergunning ingetrokken omdat zij niet langer kunnen worden aangemerkt als alleenstaande vrouwen. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat de moeder en meerderjarige dochter niet langer alleenstaand zijn en dat de medische problemen van vader bij die beoordeling niet relevant zijn. In hun asielrelaas of de veiligheidssituatie in Herat heeft verweerder evenmin aanleiding hoeven zien om een asielvergunning op een andere grond te verlenen.
Eisers hebben echter ook, onder verwijzing naar een notitie van de Commissie Strategisch Procederen van VluchtelingenWerk Nederland, ‘Afghaanse vrouwen die de heersende normen overtreden’ en een Expert Opinion van Jawad Hassan Zadeh, betoogd dat de wijze waarop de meerderjarige dochter haar leven invult en wil blijven invullen bij gedwongen terugkeer naar Herat, grond moet vormen voor de verlening van een asielvergunning. Zij draagt geen boerka, volgt onderwijs, heeft stage heeft gelopen in verschillende winkels en kan zonder mannelijke begeleiding over straat gaan. Verder heeft zij verklaard dat zij zelf beslissingen over haar leven wil kunnen nemen en niet afhankelijk wil moeten zijn van een vader of echtgenoot. Verweerder stelt echter dat een westerse levensstijl geen raakvlakken kent met één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Verder kan van Afghaanse vrouwen worden verlangd dat zij zich weer aanpassen aan de daar geldende normen. Om die reden is het beleid zo aangepast dat vrouwen en meisjes met een westerse levensstijl niet langer in aanmerking komen voor een asielvergunning, maar in geval van onevenredig zware psychosociale druk in het bezit kunnen worden gesteld van een verblijfsvergunning regulier.
Uit algemene bronnen leidt de rechtbank af dat de positie van vrouwen in Afghanistan, waaronder de weinige vrijheden die hen worden toegekend en de manier waarop van hen wordt verwacht dat zij zich gedragen, is ingegeven door de in dat land dominante interpretatie van de islam en dat een vrouw met een westerse levensstijl door de actoren van de vervolging in Herat zal worden gezien als afvallige. Verder blijkt dat een vrouw met een dergelijke levensstijl in Herat een grote kans loopt om gedood, mishandeld of verkracht te worden. Uit de tekst van de Kwalificatierichtlijn en de jurisprudentie van het EHRM en het Hof van Justitie volgt dat daarmee sprake is van vervolging op grond van godsdienst. Verder volgt uit het beleid van verweerder zelf, zoals opgenomen in C2/3.2 van de Vc 2000, dat het als politieke overtuiging wordt aangemerkt als een vrouw asiel aanvraagt en in het land van herkomst vervolging in de zin van artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag plaatsvindt vanwege overtreding door de vrouw van seksediscriminerende sociale gebruiken, religieuze voorschriften of culturele normen voor vrouwen. Niet is onderbouwd waarom daarvan in dit geval geen sprake is. Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake Y en Z en X, Y en Z volgt vervolgens dat indien vaststaat dat iemand bij terugkeer naar zijn land van herkomst op één van de in de het Vluchtelingenverdrag genoemde gronden een daadwerkelijk gevaar van vervolging loopt, hem overeenkomstig artikel 13 van de Kwalificatierichtlijn de vluchtelingenstatus moet worden verleend. Dat hij het gevaar uit de weg kan gaan door af te zien van bepaalde handelingen is, in beginsel, niet relevant. Van de meerderjarige dochter kan dus ook niet worden verlangd dat zij zich aanpast aan de voor vrouwen in Afghanistan geldende normen. Ten slotte heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat zij geen westerse levensstijl heeft.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
 
De hele uitspraak staat hier:  http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2017:484




Wellicht is mijn boekenblog ook interessant: http://dutchysbookreviews.blogspot.nl/l


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.


Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

20 maart 2010

Geen situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn in Herat en Diyala (uitspraak Raad van State)

LJN: BL8125, Raad van State , 200909294/1/V2

Datum uitspraak: 04-03-2010
Datum publicatie: 19-03-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Irak / provincie Diyala / geen situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn
In voormeld arrest van 20 januari 2009 heeft het EHRM geoordeeld dat de algemene veiligheidssituatie in Irak niet zodanig is dat er substantiële gronden zijn om aan te nemen dat burgers die naar dit land worden teruggestuurd louter vanwege hun aanwezigheid aldaar een reëel risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM. Uit de door de vreemdeling overgelegde stukken, in onderlinge samenhang bezien, blijkt niet dat sindsdien een zodanige verslechtering van de veiligheidssituatie in de provincie Diyala heeft plaatsgevonden dat ten aanzien van de situatie in die provincie ten tijde van de totstandkoming van voormeld besluit tot een ander oordeel zou moeten worden gekomen. De rechtbank heeft onder die omstandigheden in het door de vreemdeling aangevoerde, waaronder het rapport van de UNHCR, ten onrechte aanleiding gezien het standpunt van de staatssecretaris dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich ten tijde van belang in de provincie Diyala de situatie voordeed, beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn, en hij op die grond niet in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning krachtens artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 ontoereikend gemotiveerd te achten. De grief slaagt.






2. LJN: BL8114, Raad van State , 200909252/1/V2

Datum uitspraak: 12-03-2010
Datum publicatie: 19-03-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Afghanistan / provincie Herat / geen situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Definitierichtlijn
Alhoewel uit de door de vreemdeling overgelegde documenten naar voren komt dat in Afghanistan sprake is van een verslechtering van de algemene veiligheidssituatie, een toename van het aantal veiligheidsincidenten en conflictgerelateerde slachtoffers en dat het conflict is geïntensiveerd en zich heeft verspreid naar voorheen stabiele gebieden, kan daaruit niet worden afgeleid dat de mate van het willekeurig geweld in het kader van het door de vreemdeling gestelde gewapend conflict ten tijde van de totstandkoming van het besluit van 1 november 2009 dermate hoog was dat zwaarwegende gronden bestonden om aan te nemen dat een burger in de provincie Herat, louter door zijn aanwezigheid in die provincie, op dat moment een reëel risico liep op ernstige schade, als vorenbedoeld. De staatssecretaris heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling aldus niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich op dat moment aldaar de situatie voordeed, beschreven in artikel 15, aanhef en onder c, van de richtlijn, zodat hij ook op die grond geen aanspraak op bescherming kan ontlenen aan artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De voorzieningenrechter heeft het besluit van 1 november 2009 in zoverre ten onrechte ontoereikend gemotiveerd geacht. De tweede grief slaagt eveneens.

Bron: rechtspraak.nl

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...