15 april 2021

Uitspraak: Vervolgberoep bewaring. Zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn ontbreekt door Corona

 

ECLI:NL:RBDHA:2021:3701

Datum uitspraak 14-04-2021
Datum publicatie 14-04-2021
Zaaknummer NL21.5052

 

 

5. Eiser voert in de eerste plaats aan dat – analoog aan de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 april 2021 over het ontbreken van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko – wat betreft Algerije geoordeeld moet worden dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.

6. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

7. De Afdeling heeft op 2 april 2021 in een drietal uitspraken geoordeeld dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt (ECLI:NL:RVS:2021:696, ECLI:NL:RVS:2021:695 en ECLI:NL:RVS:2021:698). Gebleken is dat er in 2020 geen laissez-passers (LP’s) zijn afgegeven aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) om een vreemdeling met de Marokkaanse nationaliteit uit te zetten en dat de laatste uitzetting met een LP van een vreemdeling die niet meewerkte aan zijn terugkeer plaatsvond in 2019. Verweerder heeft erkend dat er in 2020 geen uitzetting naar Marokko heeft plaatsgevonden van personen zonder paspoort. Verweerder heeft in deze zaken geen concrete aanknopingspunten kunnen geven die de verwachting rechtvaardigen dat vreemdelingen met de Marokkaanse nationaliteit op korte termijn weer met een door de Marokkaanse autoriteiten afgegeven LP kunnen worden uitgezet naar Marokko.

8. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de situatie ten aanzien van Algerije anders moet worden gezien. In maart 2020 is er namelijk nog een LP verstrekt door de Algerijnse autoriteiten. Daarna is er als gevolg van de coronamaatregelen weliswaar geen LP meer afgegeven, maar er vindt nog wel overleg plaats met de autoriteiten over hoe deze afgifte hervat kan worden. Voorts heeft verweerder toegelicht dat de contacten met Algerije in algemene zin beter verlopen dan met Marokko.

9. De rechtbank wil aannemen dat de diplomatieke betrekkingen met de Algerijnse autoriteiten goed zijn en dat Algerije ook in beginsel bereid is om onderdanen toe te laten tot het eigen grondgebied en daartoe vervangende reisdocumenten te verstrekken. Dat neemt niet weg dat de afgifte van LP’s na maart 2020 volgens verweerder is stilgevallen; de rechtbank gaat ervan uit dat dat niet komt doordat er geen LP-aanvragen meer lopen bij de Algerijnse autoriteiten maar, zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, als gevolg van beperkende coronamaatregelen.

10. Inmiddels is het 13 maanden geleden dat er daadwerkelijk een LP is afgegeven en op dit moment valt niet te zeggen hoe en op welke termijn afgifte en/of concrete stappen in die richting kunnen worden verwacht. Verweerder heeft ter zitting geen inzicht kunnen geven in de termijn waarop de afgifte van LP’s hervat zou (kunnen) worden, noch in de intensiteit van de besprekingen met de Algerijnse autoriteiten die daartoe moeten leiden. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat succesvolle besprekingen binnen een redelijke termijn tot uitzetting van eiser kunnen leiden. 

 

De hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:3701

 


Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...