Uitspraak: Moeder wil voor volwassen zoon zorgen nadat ze zelf haar verblijfsvergunning is kwijtgeraakt door verblijf buiten Nederland

Mevrouw verblijft voor medische behandelingen in Ghana en gaat niet tussendoor terug en bewijst ook niet dat ze niet terug kon. De IND trok haar vergunning met terugwerkende kracht in en de rechter oordeelt dat inderdaad haar het mvv vereiste kan worden tegengeworpen. Ik vind dat wel boud bij een besluit met terugwerkende werking want je mag nog een tijdje inreizen zonder mvv als je dat binnen twee jaar doet maar hier is de beschikking ingetrokken met een datum verder in het verledenbn. Is dat geen inbreuk op het rechtszekerheids beginsel? Je kan immers dan gewoon niets meer.

Bij het verhaal over de zorg voor een volwassen kind vraag ik me af of het kind Gemeenschapsonderdaan is. Dan zou met een beroep op Britse jurisprudentie over Zambrano nog wat kunnen worden geprobeerd. Maar aan de andere kant is duidelijk dat de zoon hulp krijgt.

De uitspraak is zo rigoreus geanonimiseerd dat je zelfs de advocaat niet meer kunt lezen. 

De stellingen waren onvoldoende onderbouwd!

ECLI:NL:RBDHA:2021:3414

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 01-04-2021
Datum publicatie 08-04-2021
Zaaknummer AWB 19-8114 en 19-7238 VK
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie

Mvv-vereiste - artikel 8 EVRM familieleven met meerderjarige zoon – privéleven

Eiseres heeft haar hoofdverblijf buiten Nederland verplaatst waardoor voor haar, ondanks dat zij eerder in het bezit was van een verblijfsvergunning, het mvv-vereiste geldt – niet aangetoond dat zij deze periode buiten Nederland verbleef vanwege overmacht – ten aanzien van artikel 8 EVRM is niet gebleken van 'more than normal emotional ties' tussen eiseres en haar zoon – ten aanzien van het privéleven heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres kunnen uitvallen – geen redenen om af te zien van inreisverbod of verkorting hiervan – beroep ongegrond

Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

Zaaknummers: AWB 19/8114 (beroep)

AWB 19/7238 (voorlopige voorziening)

V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Ghanese nationaliteit, eiseres/verzoekster (eiseres)

(gemachtigde: [naam] ),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM1’ afgewezen. Bij dit besluit is ook een inreisverbod voor de duur van twee jaren aan eiseres opgelegd.

Op 13 februari 2019 heeft eiseres tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist.

Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 juli 20192 is het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen. Het bezwaar is bij besluit van

25 september 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 21 oktober 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Ook heeft eiseres verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook waren aanwezig [naam] (zoon van eiseres en referent) en

[naam] , tolk in de Engelse taal. De rechtbank/voorzieningenrechter (rechtbank) heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht

1. Eiseres heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting om griffierecht te betalen. Uit het door haar ingevulde formulier verzoek vrijstelling griffierecht volgt dat zij geen inkomen heeft en ook niet over vermogen beschikt. Gelet hierop en gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 20153 wordt dit verzoek toegewezen, zodat eiseres in beide procedures vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van griffierecht.

Ten aanzien van het beroep

2.1

Eiseres is met een besluit van 14 januari 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar zoon [naam] , met ingang van 28 mei 2013 geldig tot 28 mei 2018. Op

27 september 2017 heeft verweerder deze verblijfsvergunning met terugwerkende kracht ingetrokken per 4 april 2016, omdat eiseres haar hoofdverblijf heeft verplaatst. Eiseres heeft tegen deze intrekking te laat bezwaar gemaakt, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats op 10 januari 2019 ongegrond verklaard.4

2.2

Eiseres beoogt nu wederom verblijf voor het uitoefenen van familieleven met haar zoon.

Besluitvorming verweerder

3.1

Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft haar hoofdverblijf buiten Nederland verplaatst, waardoor – ondanks dat zij eerder in het bezit was van een verblijfsvergunning – het mvv-vereiste voor haar geldt. De intrekking van de verblijfsvergunning, en daarmee de verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland, staat in rechte vast. Er zijn volgens verweerder verder geen indicaties dat geen sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf. Dat eiseres door overmacht – vanwege een langdurige medische behandeling – in Ghana moest verblijven, is op geen enkele wijze nader onderbouwd met concrete bewijsstukken.

3.2

Verweerder heeft verder overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van medische omstandigheden. Verweerder verwijst in dit kader naar het BMA5-advies van 22 juli 2019 en de beschikking van

23 september 2019, waarbij de aanvraag van eiseres om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is afgewezen. Uit het BMA-advies volgt dat eiseres in staat is om te reizen en dat de noodzakelijke medische behandeling in Ghana aanwezig is.

3.3

Ook komt eiseres volgens verweerder niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het familieleven met haar zoon, overweegt verweerder dat de zoon van eiseres niet onder het jongvolwassenenbeleid valt, nu niet is aangetoond dat hij altijd feitelijk tot het gezin van eiseres heeft behoord en nog steeds tot haar gezin behoort. Haar zoon is namelijk in 2005 uit huis geplaatst en woont sindsdien niet meer samen met eiseres. Om deze reden moet beoordeeld worden of tussen eiseres en haar zoon sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Hiervan is volgens verweerder geen sprake nu niet is gebleken dat haar zoon op enige wijze van eiseres afhankelijk is. De gestelde afhankelijkheidsrelatie is niet met objectief verifieerbare bewijsstukken onderbouwd. Naast dat de brief van haar zoon van 28 februari 2019 niet kan worden aangemerkt als een objectief verifieerbare bron, blijkt uit de inhoud van de brief niet dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Haar zoon verblijft in een begeleid wonen traject. Niet valt in te zien dat het contact in de toekomst niet op afstand kan plaatsvinden. Verder overweegt verweerder dat de stelling dat haar zoon door de aanwezigheid van eiseres niet meer in de problemen is gekomen met de politie, niet nader is onderbouwd. Er is volgens verweerder dan ook geen sprake van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en haar zoon.

3.4

Ten aanzien van artikel 8 van het EVRM op grond van privéleven, is door verweerder overwogen dat ook hierin geen aanleiding bestaat voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De inmenging in het privéleven van eiseres is in het belang van de Nederlandse overheid toegestaan. In de belangenafweging is door verweerder in het voordeel van eiseres meegewogen dat zij in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning. Dat eiseres arbeid heeft verricht en haar sociale leven hier heeft opgebouwd, is volgens verweerder inherent aan een langdurig verblijf in Nederland. Niet is onderbouwd dat eiseres vanwege haar werk wel degelijke sterke banden heeft met Nederland. Daarbij is eiseres pas op meerderjarige leeftijd naar Nederland gekomen en heeft zij een substantieel deel van haar leven in haar land van herkomst gewoond. Volgens verweerder mag verwacht worden dat eiseres zich in Ghana kan handhaven. Daarbij neemt verweerder ook in aanmerking dat eiseres voor een langere periode is teruggekeerd naar Ghana, waar zij door haar zus is verzorgd. Dat deze zus niet meer in Ghana verblijft, is niet met bewijsstukken onderbouwd. Verweerder gaat er dan ook van uit dat eiseres familieleden in Ghana heeft wonen. Verder merkt verweerder op dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de gestelde periode van twintig jaar in Nederland heeft verbleven. De belangenafweging valt dan ook in het nadeel van eiseres uit.

3.5

Tot slot overweegt verweerder dat eiseres geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan van het inreisverbod moet worden afgezien dan wel om de duur ervan te verkorten. Verweerder verwijst in dit kader naar hetgeen is overwogen aangaande artikel 8 van het EVRM.

Mvv-vereiste

4.1

Eiseres stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat verweerder ten onrechte het mvv-vereiste heeft tegengeworpen. Eiseres voert in dit kader aan dat zij jarenlang in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning. Deze verblijfsvergunning is ingetrokken omdat zij langdurig in het buitenland is geweest, maar dit is geen bewuste keuze van eiseres geweest. Haar verblijf in Ghana had te maken met haar gezondheidssituatie. Daarnaast is verweerder volgens eiseres ten onrechte uitgegaan van de datum van intrekking van de vergunning en niet van de datum van de intrekkingsbeslissing. Hierdoor was het voor eiseres niet mogelijk om voor het verstrijken van de tweejaarstermijn een nieuwe aanvraag in te dienen.

4.2

Op grond van artikel 3.82, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is het mvv-vereiste (artikel 3.71 van het Vb) niet van toepassing als de niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd naar het oordeel van Onze Minister is ontvangen binnen een redelijke termijn nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd. In het tweede lid van dit artikel onder a staat echter dat het eerste lid niet van toepassing is, als de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. Niet in geschil is dat eiseres een langere periode (bijna twee jaar) in Ghana heeft verbleven en dat haar eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken omdat zij haar hoofdverblijf heeft verplaatst. Dat eiseres deze periode in Ghana heeft verbleven door overmacht en dat zij vanwege haar medische situatie niet terug kon naar Nederland, is niet aangetoond. Zoals de voorzieningenrechter op 24 juli 2019 ook heeft overwogen is de verklaring van de [naam] te [naam] , waarin staat dat eiseres tussen 19 januari 2016 en 5 juni 2017 is behandeld, hiervoor volstrekt onvoldoende. Daaruit blijkt namelijk niet dat eiseres gedurende al die maanden vanwege medische redenen voortdurend niet in staat was terug te keren naar Nederland. Eiseres heeft nadien geen medische stukken meer overgelegd. Ten aanzien van de communicatie tussen de ambassade en verweerder, waarvan eiseres heeft verzocht om toezending hiervan, acht de rechtbank niet aannemelijk dat daaruit blijkt dat eiseres de periode dat zij in Ghana verbleef niet in staat was om naar Nederland terug te keren. Dit kan immers enkel worden onderbouwd door medische verklaringen. Verweerder hoefde dan ook niet terug te komen van de eerdere conclusie dat eiseres haar hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank dan ook het mvv-vereiste aan eiseres kunnen tegenwerpen.

Artikel 8 van het EVRM; gezinsleven

5.1

Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat tussen haar en haar zoon geen sprake is van ‘more than normal emotional ties’. Eiseres betoogt dat zij wel degelijk heeft onderbouwd dat hiervan sprake is en verwijst in dit kader naar hetgeen zij heeft aangevoerd in de aanvraag en bij haar bezwaar. Ook verwijst eiseres naar de brief van haar zoon, waarin hij uitlegt hoe zijn afhankelijkheid tot zijn moeder is. Verder is volgens eiseres van belang dat haar zoon ten tijde van haar afwezigheid op het slecht pad belandde. Ten onrechte heeft verweerder geen waarde gehecht aan de omstandigheid dat referent sinds de terugkeer van eiseres en het verstevigen van hun contact, niet meer van het rechte pad is afgeweken. Hieruit volgt volgens eiseres onmiskenbaar haar invloed en het grote belang van eiseres in het leven van haar zoon. Het enkele feit dat referent meerderjarig is geworden, maakt niet dat de mate van afhankelijkheid van zijn moeder is veranderd, aldus eiseres.

5.2

Het is vaste jurisprudentie van het EHRM6 dat pas kan worden gesproken van beschermenswaardig gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen bij een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than normal emotional ties’); er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid (‘additional elements of dependancy’).7 Verder volgt uit jurisprudentie van het EHRM dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, een vraag is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden.8 Voor de beoordeling of daarvan sprake is, kunnen relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst.

5.3

De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden zich op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is beschermenswaardig gezinsleven omdat niet is gebleken van 'more than normal emotional ties' tussen eiseres en haar zoon. Verweerder mocht hieraan ten grondslag leggen dat niet is gebleken dat referent op enige wijze van eiseres afhankelijk is. Dat dit wel het geval zou zijn, is door eiseres niet onderbouwd. De enkele verklaring van haar zoon is hiertoe onvoldoende. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat deze verklaring niet kan worden aangemerkt als een objectief verifieerbare bron, waardoor hieraan zonder nadere onderbouwing niet de gewenste waarde kan worden gehecht. Dat referent sinds de terugkeer van eiseres niet meer op het slechte pad zou zijn geraakt vanwege het verstevigen van het contact met eiseres, is door verweerder op zitting betwist en is ook niet onderbouwd. Het gebrek aan onderbouwing is al door de voorzieningenrechter opgemerkt in de uitspraak van 24 juli 2019, waarbij ook is aangegeven dat eiseres dit bijvoorbeeld had kunnen onderbouwen door een verklaring van de begeleider van haar zoon te overleggen. Een dergelijke onderbouwing is niet meer gekomen. Ook heeft verweerder bij de beoordeling kunnen betrekken dat geen sprake is van samenwoning en dat haar zoon hulp krijg van derden in een begeleid wonen traject. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van de voorzieningenrechter dat hieruit volgt dat referent in staat wordt gesteld om los van eiseres, maar met begeleiding, op eigen benen te staan. Dat eiseres en haar zoon een goede band hebben en geregeld met elkaar in contact staan, is niet voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen, nu geen onderbouwing daarvan is overgelegd en daardoor niet is gebleken dat deze de gebruikelijke banden overstijgen. Uit het dossier – waaronder het rapport van de [naam] van 22 januari 2018 – blijkt verder weliswaar dat referent kwetsbaar is en dat hij therapie nodig heeft, maar dit zegt niets over de gestelde afhankelijkheid van hem van zijn moeder. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat referent eiseres nodig heeft voor het kunnen slagen van de nog op te starten therapie. De beroepsgrond slaagt niet.

Artikel 8 van het EVRM; privéleven

6.1

Ook voert eiseres aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de feiten en omstandigheden geen beschermenswaardig privéleven opleveren. Verweerder gaat er volgens eiseres aan voorbij dat zij al meer dan twintig jaar in Nederland heeft gewoond en dat haar banden met Nederland zeer hecht zijn, mede vanwege het feit dat haar zoon in Nederland geboren is, hij hier woont en in het bezit is van een verblijfsvergunning. Eiseres betoogt dat verweerder niet alle belangen van haar en haar zoon heeft meegewogen dan wel niet op juiste waarde heeft geschat.

6.2

Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM9, moet bij de belangenafweging in het kader van het door artikel 8 van het EVRM beschermde recht op eerbiediging van het privéleven een ‘fair balance’ worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. Daarbij moeten alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar worden betrokken. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, als dit het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’. Deze maatstaf impliceert een enigszins terughoudende toetsing.

6.3

De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder in zijn besluitvorming en bij de belangenafweging niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de weigering om aan eiseres verblijf in Nederland toe te staan niet in strijd is met het recht op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Welke omstandigheden verweerder niet zou hebben betrokken dan wel aan welke omstandigheden door verweerder een onjuiste waarde is gehecht, is door eiseres niet nader geconcretiseerd. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat de omstandigheden dat eiseres arbeid heeft verricht en hier een sociaal leven heeft opgebouwd, inherent is aan langdurig verblijf in Nederland. Ook is door eiseres niet onderbouwd dat zij ruim twintig jaar in Nederland verblijft. Dat haar zoon in Nederland is geboren, houdt niet in dat eiseres al die jaren ook in Nederland heeft verbleven. Verweerder heeft verder in de belangenafweging gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat eiseres pas op meerderjarige leeftijd naar Nederland is gekomen en dus een substantieel deel van haar leven in Ghana heeft gewoond. Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres een langere periode terug is geweest en verweerder heeft er dan ook van uit kunnen gaan dat eiseres niet geheel van sociaal-maatschappelijk contact zal zijn verstoken in Ghana. Dat eiseres een zoon heeft in Nederland, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten om het belang van eiseres boven dat van de Nederlandse staat te stellen.

Inreisverbod

7.1

Ten aanzien van het inreisverbod voert eiseres aan dat dit in strijd is met artikel 8 van het EVRM, aangezien haar zoon in Nederland woont, hij zeer kwetsbaar is en afhankelijk is van haar.

7.2

Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het inreisverbod dan wel de duur daarvan te verkorten. Het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM kan naar het oordeel van de rechtbank ook in dit verband niet slagen. De rechtbank, is onder verwijzing naar hetgeen in het kader van artikel 8 van het EVRM hiervoor onder 5.3 is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het onthouden van de vertrektermijn en het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaren geen strijd oplevert met voornoemd artikel.

Hoorplicht

8. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar stelling dat de in artikel 7:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde hoorplicht is geschonden. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Gelet op het primaire besluit en de daartegen aangevoerde bezwaargronden, bestond er naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs geen twijfel over de conclusie dat het bezwaar van eiseres ongegrond was. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat eiseres na de uitspraak van de voorzieningenrechter, waarin is geconcludeerd dat het bezwaar in die stand van zaken geen redelijke kans van slagen had, geen nadere stukken heeft ingediend. Verweerder heeft dan ook van het horen kunnen afzien.

Gezinsherenigingsrichtlijn

9. Eiseres stelt tot slot dat sprake is van schending van de Gezinsherenigingsrichtlijn. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd aangegeven dat zij hiermee heeft willen zeggen dat de afwijzing in strijd is met het recht op familieleven. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen ten aanzien van artikel 8 van het EVRM, treft dit betoog van eiseres geen doel.

Conclusie

10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

11. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.

Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 19/8114,

- verklaart het beroep ongegrond.

De voorzieningenrechter,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 19/7238,

- wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Grundmeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

 

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The invasion of the last free kingdom of Sri Lanka - And the love of a girl for an elephant - Review of "The Elephant Keeper's daughter"
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2021/02/the-invasion-of-last-free-kingdom-of.html
StudieboekenStudieboeken

Reacties

Populaire posts van deze blog

Iraaks restaurant "Arbil" in Den Haag geopend

Wat is het verschil tussen lawyer en advocaat?

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Salarisvereisten en de verblijfsvergunning op basis van de ICT-richtlijn

VACATURE: Regiomanager Friesland Vluchtelingenwerk Noord-Nederland

Zambrano en Dereci-arresten geven alleen verblijfsrecht als EU-onderdaan gedwongen moet vertrekken (uitspraak)

Het Nederlands - Amerikaans Vriendschapsverdrag mag dan verdwenen zijn in de Vc maar het geldt natuurlijk nog steeds.

drs King na faillissement weer aan de slag

VACATURE: Advocaat-stagiaire (Strafrecht/Vreemdelingenrecht) bij Dobosz Advocatuur in Zoetermeer