In deze zaak heeft mevrouw een echtgenoot die thuis blijft maar de rechter oordeelt dat de IND dat onvoldoende mag vinden om geen vestigingsgevaar aan te moeten nemen.
Laat ik eerst beginnen met wat uitleg: Bij het aanvragen van een visum voor kort verblijf is het zaak dat je de Nederlandse overheid er van overtuigt dat je ook netjes aan het eind van je vakantie, zakenreis of familiebezoek weer naar huis zult gaan. Dat er dus geen vestigingsgevaar is. Hoe doe je dat? Je toont aan dat je sociale en economische banden met je land van herkomst hebt. Wat zijn die economische banden bijvoorbeeld? Denk aan een baan, een huis, een spaarrekening, een lap grond. U moet daarvan wel het bewijs bijvoegen. Wat zijn sociale banden? Denk aan een echtgenoot, een oudere ouder, kinderen en dergelijke. Alles gezamenlijk moet de overheid dan overtuigen.
Hier behandelt de rechter het punt voor punt. Mevrouw heeft zo te zien niets overgelegd aan economische banden en heeft al eerder afwijzingen gekregen. Ze staat dus al 1 - 0 achter. Echter daar begint de rechter niet mee. De redenatie over de echtgenoot vind ik bevreemdend. Het hebben van een achterblijvende echtgenoot is een economische band. Die hoeft niet ziek of sneeuwblind te zijn. Het hoeft ook geen verplichting te zijn om een visum te verlenen als er verder niets is immers er zijn zal illegalen met een vrouw en vijf kinderen ergens buiten Europa maar de redenering hier klopt mijns inziens niet omdat de rechter dit los toetst en niet na eerst te hebben aangegeven dat er geen economische banden zijn aangetoond. Door het zo op te schrijven wordt verwarring gecreëerd en lijkt het alsof iemand wel mantelzorgen moet zijn om dit als voldoende banden te kwalificeren. Ik heb echter genoeg gepensioneerde cliënten gehad die juist aanboden in bezwaar om een voor een te komen zodat het duidelijk was dat men terug zou gaan.
ECLI:NL:RBDHA:2019:6599
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 02-07-2019
- Datum publicatie 08-07-2019
- Zaaknummer AWB 19/990
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie Visum ort verblijf afgewezen. Doel en omstandigheden onvoldoende aangetoond. Beroep ongegrond
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 19/990
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
gemachtigde: mr. B.S. Bernard,
gemachtigde: mr. B.S. Bernard,
en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Procesverloop
Eiseres heeft op 8 februari 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 januari 2019 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 27 mei
2019. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tevens was voor
haar aanwezig [naam2] , referent. Verweerder is, na voorafgaand
bericht, niet verschenen.
Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 27 augustus 2018 heeft zij verzocht om een visum voor kort verblijf met als doel familiebezoek aan referent, haar stiefzoon.2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef onder a)ii en b van de Visumcode1. Verweerder heeft geconcludeerd dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder onvoldoende sociale en economische binding met haar land van herkomst, waardoor een tijdige terugkeer niet is gewaarborgd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep over haar sociale binding met Marokko aangevoerd dat zij gehuwd is en in Marokko de zorg draagt voor haar (oudere) echtgenoot. Op de overweging van verweerder dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij hulp verleent aan haar hulpbehoevende echtgenoot, merkt zij op dat verweerder haar niet om bewijs hiervan heeft gevraagd. Eiseres heeft verder een intensief en uitgebreid sociaal en familiair netwerk in Marokko. Verweerder heeft niet onderbouwd hoe hij onderzoek heeft gedaan naar de specifieke persoonlijke situatie van eiseres. Verweerders opmerking dat zij een kind zou hebben in België is niet juist. In België woont wel een broer van referent, maar deze is niet een kind van eiseres. Voor wat betreft de vraag naar haar sociale binding met Marokko vindt eiseres het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Over haar economische binding met Marokko heeft eiseres
aangevoerd dat zij als boerin werkt. Haar mededeling dat zij werkloos is
moet zo worden begrepen dat zij zonder arbeidsovereenkomst werkt.
Tenslotte heeft eiseres aangevoerd dat de Visumcode niet als voorwaarde stelt dat haar bezoek een speciale reden moet hebben of een bijzondere familiegebeurtenis moet betreffen.
Verweerders overweging dat niet is gebleken van een dergelijke omstandigheid kan daarom niet dienen als motivering voor het bestreden besluit.
4. Op grond van de Visumcode moet een visum worden geweigerd
indien het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet
zijn aangetoond2 of indien er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van
de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het
verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.3 Tenslotte heeft eiseres aangevoerd dat de Visumcode niet als voorwaarde stelt dat haar bezoek een speciale reden moet hebben of een bijzondere familiegebeurtenis moet betreffen.
Verweerders overweging dat niet is gebleken van een dergelijke omstandigheid kan daarom niet dienen als motivering voor het bestreden besluit.
5. Bij de beoordeling of er een redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum komt verweerder een ruime beoordelingsruimte toe.4 Verweerder laat zich bij de beoordeling van deze vraag mede leiden door de intensiteit van de sociale en de economische binding van een vreemdeling met zijn land van herkomst. Al naar gelang de sociale en/of economische binding geringer of juist sterker is, zal ook de twijfel over het voornemen van de vreemdeling tijdig terug te keren toe- of afnemen.
De rechter kan dit oordeel van verweerder slechts terughoudend toetsen. Verder volgt uit het toepasselijke Unierecht dat de aanvrager zijn tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk moet maken.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van de door eiseres verstrekte informatie over haar sociale en economische binding met Marokko kunnen twijfelen aan een tijdige terugkeer. Verweerder heeft in de enkele omstandigheid dat zij gehuwd is geen reden hoeven zien voor een andere conclusie. Dit geldt ook voor de stelling van eiseres dat zij haar echtgenoot verzorgt. Verweerder heeft terecht overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar echtgenoot voor hulp op haar is aangewezen. Omdat eiseres zich hierop beroept, moet zij dit ook zelf aantonen. Verweerder hoefde hiernaar geen verder onderzoek te doen, evenmin als naar de niet met bewijs onderbouwde stelling dat eiseres een uitgebreid sociaal netwerk heeft.
Verweerder heeft ook kunnen concluderen dat eiseres niet heeft
aangetoond dat zij een wezenlijke economische binding heeft met Marokko.
Daargelaten dat eiseres eerder heeft aangegeven werkloos te zijn, heeft
zij haar stelling dat zij werkt als boerin niet met bewijs onderbouwd.
Daarnaast heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiseres de afgelopen jaren in verschillende Europese lidstaten heeft geprobeerd om een visum te verkrijgen en dat deze aanvragen steeds zijn afgewezen omdat een tijdige terugkeer niet was gewaarborgd.
7. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres voor een visum kort
verblijf dan ook terecht geweigerd. Hetgeen eiseres verder heeft
aangevoerd, hoeft niet te worden beoordeeld. Daarnaast heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiseres de afgelopen jaren in verschillende Europese lidstaten heeft geprobeerd om een visum te verkrijgen en dat deze aanvragen steeds zijn afgewezen omdat een tijdige terugkeer niet was gewaarborgd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in
tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het
openbaar uitgesproken op 2 juli 2019.
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email
Geen opmerkingen:
Een reactie posten