13 april 2014

Een verblijfsvergunning voor verblijf bij partner ondanks oude criminele antecedenten?

De Vreemdelingencirculaire geeft hierover het volgende weer:

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning wegens gevaar voor de openbare orde af als de vreemdeling wegens een misdrijf:
  • een transactieaanbod heeft aanvaard;
  • een strafbeschikking is opgelegd; of
  • is veroordeeld tot:
    • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een vrijheidsontnemende maatregel, onvoorwaardelijke jeugddetentie, een onvoorwaardelijke maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, onvoorwaardelijke TBS, onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders of een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
    • een taakstraf; of
    • een onvoorwaardelijke geldboete.
Onder gevaar voor de openbare orde verstaat de IND ook:
  • gevaar voor de openbare rust;
  • gevaar voor de goede zeden;
  • gevaar voor de volksgezondheid;
  • gevaar voor de (goede) internationale betrekkingen; of
  • ongewenste politieke activiteiten.
De IND beoordeelt per geval of hiervan sprake is.
Als een strafzaak wegens een misdrijf openstaat en de uitkomst hiervan voor het te nemen besluit noodzakelijk is, neemt de IND contact op met het OM. De IND verlengt de termijn voor het nemen van een besluit met maximaal zes maanden als het onderzoek niet is afgerond voor het verstrijken van de beslistermijn. Als de aanvraag is ingediend door een langdurig ingezetene of diens gezinslid bedraagt de termijn waarmee de beslistermijn kan worden verlengd maximaal drie maanden.

Termijnen

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af op grond van artikel 3.77, eerste lid aanhef en onder c, Vb als op het moment van de aanvraag of het moment van beslissen wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
  • er zijn twintig jaren verstreken bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van meer dan zes jaar staat;
  • er zijn tien jaren verstreken bij gewelds- en drugsmisdrijven waarop een gevangenisstraf van zes jaar of minder staat; of
  • er zijn vijf jaren verstreken bij andere misdrijven dan hierboven genoemd.
De hierboven genoemde termijnen vangen aan op de dag waarop:
  • het vonnis of strafbeschikking onherroepelijk is geworden; of
  • het transactievoorstel is aanvaard.
Als de tenuitvoerlegging van de straf, vanwege een vonnis bij verstek, pas later heeft plaatsgevonden, vangt de termijn aan op de dag waarop de straf volledig ten uitvoer is gelegd.
In de volgende gevallen is de straf volledig ten uitvoer gelegd:
  • bij een vrijheidsbenemende straf of maatregel: de datum van invrijheidstelling;
  • bij een taakstraf: de datum waarop de taakstraf is voltooid;
  • bij een vermogensstraf: de datum waarop de geldboete of transactie is betaald.
De IND past deze regels ook toe als sprake is van het (gedeeltelijk) kwijtschelden van een straf, zoals bedoeld in artikel 3.77, derde lid, Vb.
De IND past de termijnen als hierboven beschreven niet toe in één van de volgende gevallen:
  • een veroordeling voor een misdrijf tegen het leven gericht;
  • het bij herhaling veroordeeld worden voor misdrijven; of
  • ernstige redenen om te veronderstellen dat de vreemdeling (of diens gezinslid) zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Van het bij herhaling veroordeeld worden voor misdrijven is sprake als:
  • meer dan één straf is opgelegd; of
  • één straf is opgelegd voor een aantal bewezen verklaarde strafbare feiten (voeging).

Nationale veiligheid

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. Het bestaan van concrete aanwijzingen blijkt in ieder geval uit:
  • een (individueel) ambtsbericht van de AIVD; of
  • een (individueel) ambtsbericht van andere (buitenlandse) ministeries of inlichtingendiensten.
Toepassing van deze grond is niet afhankelijk van een strafrechtelijke veroordeling.
 (.....)

Om te kunnen bepalen of weigering van (voortzetting van) het verblijf van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 EVRM, neemt de IND alle relevante feiten en omstandigheden van het geval in ogenschouw en brengt deze tot uitdrukking in een belangenafweging. Welke belangen de IND bij de belangenafweging betrekt, hangt af van de concrete individuele casus. Van belang is dat het altijd gaat om de feitelijke situatie in het individuele geval, die per casus verschilt. Aangezien het gaat om de beoordeling en afweging van diverse belangen van verschillende aard, komt in beide gevallen aan de IND een zekere beoordelingsvrijheid (a certain margin of appreciation) toe.
De IND bepaalt de uitgangspositie van de belangenafweging mede door de omstandigheid of sprake is van inmenging. Bij de weigering van voortgezet verblijf is de uitgangspositie van de vreemdeling sterker dan bij eerste toelating van de vreemdeling tot het Nederlandse grondgebied. De omstandigheid dat nooit sprake is geweest van rechtmatig verblijf betrekt de IND ten nadele van de vreemdeling bij deze belangenafweging.
Dit laat onverlet dat ook als geen sprake is van inmenging de IND een belangenafweging maakt tussen de belangen van de Staat en die van de vreemdeling.

Uitspraak:


ECLI:NL:RBSGR:2008:BH3536
Instantie Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak 24-12-2008
Datum publicatie 20-02-2009
Zaaknummer AWB 08/43126
Bewaringszaak waarin voorschot wordt genomen op reguliere zaak




Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...