Posts tonen met het label vriendschapsverdrag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vriendschapsverdrag. Alle posts tonen

05 juni 2018

De Amerikaan die terug naar Nederland kwam (Uitspraak rechtbank)

Het gaat hier om iemand die als Nederlander is geboren maar naar Amerika is geemigreerd en Amerikaan is geworden. Nu wil hij terug naar Nederland en wijst er op dat hij vloeiend Nederlands spreekt en in zijn inkomen kan voorzien. Ik ken een vergelijkbare zaak met een tegenovergestelde uitspraak maar laten we eerst naar onderhavige kijken.

ECLI:NL:RBDHA:2018:6456

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 31-05-2018
Datum publicatie 04-06-2018
Zaaknummer AWB 18/572
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Eiser heeft Nederlandse ouders en is in Nederland geboren. Hij is nog voor zijn tweede verjaardag naar de VS geëmigreerd en heeft na enige tijd de Amerikaanse nationaliteit verkregen. Hoewel eiser Nederland nadien nog vaak heeft bezocht en zich hier sinds kort weer heeft gevestigd, gaat verweerder er volgens de rechtbank onder deze omstandigheden terecht van uit dat eiser niet in Nederland is ‘geboren en getogen’. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning als oud-Nederlander.

1. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen en heeft daaraan het volgende, kort samengevat, ten grondslag gelegd. De aangevraagde verblijfsvergunning wordt verleend wanneer een oud-Nederlander geboren en getogen is in Nederland. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning. Hoewel eiser in Nederland is geboren, voldoet hij niet aan het vereiste dat hij hier ook is ‘getogen’. Daartoe is met name van belang dat eiser nooit in Nederland naar school is geweest, aldus verweerder.
2. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en daartoe voert hij, kort samengevat, het volgende aan. Eiser is van mening dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen, omdat de regelgeving en het beleid onduidelijk zijn. Nergens is vastgelegd wanneer wordt aangenomen dat iemand in Nederland is ‘getogen’. Daarbij blijkt nergens uit dat het volgen van scholing in Nederland een beslissend onderdeel uitmaakt van de toets of iemand in Nederland is getogen. Eiser wijst erop dat oud-Nederlanders, die niet in Nederland geboren zijn, gemakkelijker een verblijfsvergunning kunnen krijgen. Eiser is van mening dat het niet duidelijk is of er in zijn geval aanleiding bestaat tot het geven van toepassing aan artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verder wijst hij op zijn goede banden met Nederland en dat hij de taal vloeiend spreekt, schrijft en leest. Bovendien kan hij in zijn eigen levensonderhoud voorzien. Verder voert eiser aan dat hij noch verweerder zeker weet of hij de Nederlandse nationaliteit niet meer heeft. Ten slotte wijst hij op een wetsvoorstel op grond waarvan hij met terugwerkende kracht zijn Nederlanderschap terug zou kunnen krijgen. 3. Op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking, verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling, die een in Nederland geboren en getogen oud-Nederlander is.
4. In paragraaf B9/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) is opgenomen dat verweerder een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleent als de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000. Hiervoor is vereist dat eiser geboren en getogen is in Nederland.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft voor zijn tweede verjaardag Nederland verlaten. Hij is niet opgegroeid in Nederland en heeft geen scholing gevolgd in Nederland. Hij is door zijn Nederlandse ouders opgevoed in de Verenigde Staten. De rechtbank is gezien deze omstandigheden van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in Nederland is getogen. De sterke banden die eiser met Nederland heeft gehouden en de omstandigheid dat hij contact heeft gehouden met familie en vrienden in Nederland en regelmatig Nederland heeft bezocht, doen er niet aan af dat eiser vanaf zijn tweede levensjaar is opgegroeid in de Verenigde Staten. Ook zijn goede kennis van de Nederlandse taal maken dit niet anders. Bij de beoordeling van de onderhavige aanvraag heeft verweerder verder terecht geen rekening gehouden met de omstandigheid dat eiser op de feiten vooruit is gelopen door een huis te kopen in Nederland.
6. Ten aanzien van het beroep op artikel 4:84 van de Awb overweegt de rechtbank als volgt. In het beleid in paragraaf B9/2.1 van de Vc 2000 wordt geen nadere invulling gegeven aan het begrip ‘getogen’, maar wordt direct verwezen naar artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000. Aan verweerder is niet de bevoegdheid toegekend om af te wijken van een wettelijk vereiste, in dit geval het in artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 neergelegde vereiste dat het moet gaan om een vreemdeling die een in Nederland geboren en getogen oud-Nederlander is. Het beroep op artikel 4:84 Awb kan eiser dan ook niet baten. Ook de stelling van eiser dat het voor oud-Nederlanders, die nooit in Nederland hebben gewoond, volgens de geldende regelgeving eenvoudiger is een verblijfsvergunning te verkrijgen, doet hier niet aan af, nu de betreffende regelgeving geen betrekking heeft op zijn situatie. Deze beroepsgrond treft daarom geen doel.
7. Wat betreft het wetsvoorstel tot de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, waar eiser naar verwijst, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat hieraan niet getoetst kan worden, nu het niet gaat om een geldende wet. Daarbij kunnen noch dit wetsvoorstel, noch de stelling van eiser dat hij wellicht nog in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, wat hier ook van zij, leiden tot de verlening van de aangevraagde verblijfsvergunning. De beroepsgronden slagen niet.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:6456

In de zaak die ik ken ging het ook over iemand die als Nederlands kind was geemigreerd naar de VS en daar op een gegeven moment was genaturaliseerd maar nog vloeiend Nederlands sprak en alle Sinterklaasliedjes kon meezingen en erwtensoep kon maken. Juist het feit dat er door Nederland niet was aangegeven dat die naturalisatie tot het verlies van het Nederlanderschap leidde / zou leiden was reden voor de rechtbank om toen te beslissen dat op grond van 4:84 die persoon dan toch een verblijfsvergunning moest krijgen.

Ik lees dat meneer in zijn eigen inkomsten kan voorzien. Hij kan als Amerikaan als zelfstandige of als pensionada een beroep doen op het Nederlands Amerikaans vriendschapsverdrag en ook dat leidt naar een verblijfsvergunning. Misschien dat eens proberen?


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

05 juli 2016

Japanese migration to The Netherlands: Minister Koenders' shot at the Swiss Treaty deflects in own goal


Minister Koenders' shot at the Swiss Treaty deflects in own goal

prof. Joseph Fleuren: "Explanation of new interpretation is untruthful and misleading"

This week Mr Joseph Fleuren, associate professor of Jurisprudence at the University of Nijmegen  and an authority on self-executing treaty provisions, has published a memorandum about the recent administrative developments around the Dutch-Swiss Friendship treaty, that also concerns the position of Japanese citizens.

In a well elaborated review of the correspondence of the Dutch and Swiss government, Mr Fleuren firstly remarks that the recent "interpretation" of provision 1 of the Swiss Treaty clearly deviates from the text of the provision itself. Referring to the additional protocol of 1877 that later was agreed by the parties, the professor points out that there can be no doubt about the original intentions and actual effects of the provision towards the citizens of the member states on each others territory. The new "interpretation" of the same provision is clearly an impediment on the earlier granted rights towards citizens and cannot be seen as only a declarative note.
"The purpose of the Dutch Minister was only to terminate the effect of the treaty in the Netherlands"
Although support for Minister Koender's reading can be found in earlier rulings of the Swiss Federal Court concerning the effectiveness of treaties closed before the first world war, Mr Fleuren stresses that Dutch case law did not neutralize the provision, when it involves the access of Swiss citizens to Dutch territory and labour market. Furthermore, he notes that the Dutch government took the initiative for the recent addendum, and that there can be no misunderstanding that the purpose of the correspondence was only to terminate the actual law practice in the Netherlands. Hence, he concludes: "Under those circumstances, to qualify the addendum as an 'interpretative explanation' is untruthful and misleading."

Legal consequences
Consequently, Mr Fleuren qualifies the published addendum of the Swiss and Dutch government as an agreement to amend the treaty. He then elaborates on the options how judges need to evaluate this change of law in new cases.

The first way, is to consider the addendum as a regular treaty, although it was not approved (yet) by the Dutch parliament. Following article 19 of the Act on Approval and Proclamation of Treaties it will come into effect on 1 August 2016 if the approval of the parliament was given or if the judge finds a valid legal argument to neglect that lacking consent.
The new agreement between Holland and Switzerland cannot be effected before 1 August 2016, íf it will be approved
Another direction the judge can head for, is to qualify the addendum as a non binding interpretation of the treaty by the member states that can be countered by other legal arguments. However, it will be challenging to adapt the new reading in present jurisprudence, especially since article 31 of the Vienna convention of the law of treaties is not exactly paving the way for Minister Koenders here.

Last but not least, Mr Fleuren refers to another antique treaty that has not been put in the front line yet, but may well be capable of copying the same effects of the Swiss Treaty towards the position of Japanese citizens. It is the Friendship treaty between Holland and Italy, even 12 years older than that with the Swiss.

Ironical
That last remark of Mr Fleuren has an ironical touch to it. The goal of the secret work of Minister Koenders and his colleagues on the departments of Justice and Employment was to annihilate the effect of the Swiss treaty towards third country citizens, like the Japanese. However they underestimate the solidness of the legal heritage of our forefathers and they demonstrate a lack of research and understanding of the broad scoop of international public law.

Above all, Minister Koenders is provoking the other powers in the trias politica by ignoring the Dutch constitution - also a fine example of legal craftsmanship from the 19th century. Yesterday, a member of parliament, Steven van Weyenberg, has posed the Minister of Employment some critical questions about the reintroduction of the work permit requirement towards the employers of Japanese.

The blind shot of Bert Koenders at the Swiss treaty may well end up between his own goal posts. The Holland tournament is not over for the Japanese; the next match has just begun...






Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

04 november 2015

Cursus: Actualiteiten Regulier Vreemdelingenrecht Dinsdag 10 november 2015 van 12.30 tot 17.00 uur, te Leiden

Naast behandeling van recente en te verwachten regelgeving en jurisprudentie uit binnen- en buitenland, zal deze november-bijeenkomst onder meer aandacht besteden aan onderstaande onderwerpen.
12.00 - 12.30 uur:
Ontvangst met koffie/thee en broodjes
12.30 – 13.50 uur: Mr. M.A.K. Klaassen: Recente jurisprudentie van het Hof van Justitie over inburgering
13.50 – 14.05 uur: Pauze
14.05 – 15.25 uur: Mr. J. Luscuere: De Nederlandse jurisprudentie over vriendschapsverdragen in het vreemdelingenrecht
15.25 – 15.40 uur: Pauze
15.40 – 17.00 uur: 
Mr. B.K. Olivier: De ambtshalve toetsing aan artikel 8 EVRM in de Nederlandse vreemdelingrechtelijke procedure

Voor meer informatie kijk hier: http://paoleiden.nl/cms3/index.php/14-rechtsgebieden/immigratierecht/886-actualiteiten-regulier-vreemdelingenrecht-6#programma





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

12 augustus 2009

Amerikaanse logopediste wil in Nederland werken o. m. op basis van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag. Het mag niet (uitspraak)

LJN: BJ3856, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 08/44637


Datum uitspraak: 22-07-2009
Datum publicatie: 11-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Het beroep spitst zich toe op de vraag of de vreemdeling een vrij beroep uitoefent, met als gevolg dat artikel 8 van het Protocol bij het Verdrag aan de uit het verdrag voortvloeiende aanspraak op verblijf in de weg staat. Omdat de vreemdeling tegen tevoren vastgestelde tarieven haar eigen, verworven deskundigheid als logopediste inzet, terwijl van het beleggen van (aanzienlijk) kapitaal geen sprake is, moet zij worden gezien als uitoefenaar van een vrij beroep. Zij kan om die reden aan het verdrag geen aanspraak op verblijf ontlenen. Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de vreemdeling aan het reguliere regime van de Vreemdelingenwet 2000 een dergelijke aanspraak kan ontlenen. Dit is ingevolge artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 het geval indien de vreemdeling met zijn/haar arbeid een ‘wezenlijk Nederlands belang’ dient. De staatssecretaris heeft zich over de vraag of met de arbeid van eiseres een wezenlijk Nederlands economisch belang wordt gediend, laten adviseren door de minister van Economische Zaken. Laatstgenoemde heeft het op 4 januari 2008 ingevoerde puntensysteem gehanteerd en geconcludeerd dat de vreemdeling in de derde hoofdcategorie, ‘toegevoegde waarde voor Nederland’, onvoldoende punten heeft behaald. De rechtbank stelt eerst vast dat het puntensysteem een redelijke invulling behelst van het criterium wezenlijk Nederlands economisch belang en vervolgt dan met het oordeel dat de staatssecretaris het negatieve advies van de minister van Economische Zaken, dat op zorgvuldige wijze tot stand gekomen is, ten grondslag heeft mogen leggen aan het bestreden besluit. Beroep ongegrond.




Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 3, enkelvoudige kamer

Reg.nr: AWB 08/44637 BEPTDN

UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[A], eiseres, V-nummer [nummer], woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. J.C. van Zundert, advocaat te Delft

en

de staatssecretaris van Justitie, verweerder.

I PROCESVERLOOP
1 Eiseres, geboren op [datum] 1962 en van Amerikaanse nationaliteit, verblijft als vreemdeling in Nederland. Bij schrijven van 7 september 2005 heeft zij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Op deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 8 december 2006 afwijzend beslist. Eiseres heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Op 26 november 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

2 Bij schrijven van 21 december 2008 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 15 juni 2009. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. L.Z. Achouak el Idrissi.

II OVERWEGINGEN
1 In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.

2 Eiseres stelt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte zijn oordeel, dat zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als beperking 'het verrichten van arbeid als zelfstandige', heeft gehandhaafd. Daartoe heeft eiseres primair aangevoerd dat zij als zelfstandig ondernemer van Amerikaanse komaf aan het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: 'het verdrag' of 'het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag', Trb. 1956, 40) recht op verblijf kan ontlenen. Daarnaast acht eiseres het door haar aangeboden specialistische Engelstalige onderwijs van wezenlijk belang voor de Nederlandse economie en het vestigingsklimaat in Nederland. Zij vindt het advies van de minister van Economische Zaken dat verweerder aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, te mager om een afwijzende beschikking op te baseren. Verweerder had haar, gezien het bepaalde in artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), de gevraagde vergunning dan ook moeten verlenen.

3 Verweerder stelt zich onder verwijzing naar de ingediende stukken op het standpunt dat eiseres niet voor de gevraagde vergunning in aanmerking komt. Hij overweegt daartoe dat eiseres een vrij beroep uitoefent waardoor zij niet onder de werkingssfeer van het verdrag valt. Voorts stelt verweerder dat de toegevoegde waarde van de werkzaamheden van eiseres onvoldoende is om met succes te kunnen betogen dat hiermee een wezenlijk Nederlands economisch belang wordt gediend.

4 Ingevolge artikel 14, tweede lid, Vw wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdend met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Daarbij is bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden.

Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw worden afgewezen indien de vreemdeling niet voldoet aan de beperking verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven.

Ingevolge artikel 112 van de Vw kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, ter uitvoering van een verdrag, dan wel van een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie regels worden gesteld in verband met het rechtmatig verblijf van vreemdelingen, waarbij ten gunste van deze vreemdelingen kan worden afgeweken van deze wet. Het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag is een voorbeeld van zo'n verdrag op grond waarvan ten gunste van de vreemdeling kan worden afgeweken van de Vw.

Artikel II, eerste lid aanhef en onder b, van het verdrag bepaalt, voor zover hier van belang, dat het onderdanen van de ene partij is geoorloofd het grondgebied van de andere partij te betreden en daarbinnen te verblijven om de bedrijfsuitoefening van een onderneming waarin zij een aanzienlijk kapitaal hebben belegd of waarin zij daadwerkelijk bezig zijn zulks te doen, te ontwikkelen en te leiden.

Ingevolge artikel VII, eerste lid, van het verdrag zullen onderdanen en vennootschappen van de ene Partij binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling genieten bij alle op winst gerichte activiteit op handels-, industrieel-, financieel-, en ander gebied (zakelijke activiteit), hetzij dat deze rechtstreeks wordt uitgeoefend, hetzij door een vertegenwoordiger, hetzij door middel van elke andere wettelijk toegelaten rechtsvorm. Bijgevolg zal het aan die onderdanen en vennootschappen binnen dat grondgebied zijn geoorloofd om (a) filialen, agentschappen, kantoren, fabrieken en andere vestigingen, welke geschikt zijn voor de uitoefening van hun bedrijf, op te richten en in stand te houden, (b) hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van een of meer tussenschakels vennootschappen op te richten overeenkomstig de algemene wettelijke bepalingen van die andere Partij op het stuk van vennootschappen, en het overwegend belang te verwerven in vennootschappen van die andere Partij, en (c) ondernemingen, welke zij hebben gevestigd of verworven, te beheersen en te besturen. Bovendien zullen ondernemingen, welke zij beheersen, ongeacht de vorm, hetzij als eigen bedrijf, hetzij als vennootschap of anderszins, met betrekking tot alles wat verband houdt met de uitoefening van het bedrijf, niet ongunstiger worden behandeld dan vergelijkbare ondernemingen, beheerst door onderdanen en vennootschappen van die andere Partij.

Artikel 8 van het Protocol bij het verdrag (hierna: het protocol) bepaalt dat de uitoefening van een beroep niet valt onder de activiteit bedoeld in artikel VII, eerste lid.

Ingevolge artikel 8.26 Vb kan onze minister regels stellen over de rechten die vreemdelingen ontlenen aan het verdrag. De Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) bepaalt in dit verband dat de vrije uitoefening van een beroep niet onder het begrip 'bedrijfsuitoefening van een onderneming' als bedoeld in artikel II, eerste lid, aanhef en onder b valt (hoofdstuk B11/8.1 van de Vc).

Ingevolge artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw, onder een beperking, verband houdende met het verrichten van arbeid als zelfstandige, worden verleend aan de vreemdeling die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten waarmee naar het oordeel van de Minister een wezenlijk Nederlands belang is gediend.

Voor de beantwoording van de vraag of met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb is gediend, zal in veel gevallen het oordeel van andere ministeries van belang zijn. Indien het gaat om het zelfstandig uitoefenen van een beroep of het ontplooien van ondernemersactiviteiten, zal verweerder in de regel advies moeten vragen aan de minister van Economische Zaken.

Hoofdstuk B5/7.3.1 van de Vc introduceert ter bevordering van de werving van hooggekwalificeerde vreemdelingen die door middel van zelfstandig ondernemerschap een gevraagde hoogwaardige kennisbijdrage aan de Nederlandse economie kunnen leveren, een puntensysteem dat de toelating van deze categorie vreemdelingen beter dan voorheen mogelijk moet maken. Het puntensysteem vormt sinds de invoering hiervan op 4 januari 2008 de basis voor ieder advies dat de minister van Economische Zaken aan verweerder geeft over de 'wezenlijke bijdrage' van de vreemdeling aan Nederland. Het puntensysteem kent drie hoofdcategorieën, te weten: (a) persoonlijke ervaring of eigenschappen van de zelfstandige, (b) ondernemingsplan en (c) toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. In totaal is voor de drie hoofdcategorieën tezamen 300 punten te behalen terwijl tenminste 90 punten zijn vereist (met een minimum van 30 punten per hoofdcategorie) voor een positief advies.

5 Eiseres verricht werkzaamheden als 'speech and language pathologist' (vrij vertaald: logopediste) aan de [School 1] in Den Haag en aan de [School 2] in Amsterdam. De werkzaamheden van eiseres bestaan voornamelijk uit het helpen en begeleiden van Engelssprekende kinderen met taal-, leer- en mondproblemen. Eiseres wordt door de ouders van de betrokken kinderen betaald. Zij verricht haar werkzaamheden tegen betaling van tevoren vastgestelde (half)uurtarieven. Eiseres heeft niemand in dienst en heeft, om haar werkzaamheden in Nederland te kunnen uitvoeren, geen aanzienlijk kapitaal belegd of noemenswaardige investeringen hoeven doen.

6 Eiseres stelt allereerst dat de door haar verrichte werkzaamheden moeten worden gekenschetst als de 'bedrijfsuitoefening van een onderneming' als bedoeld in artikel II, eerste lid, aanhef en onder b, van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag.

Over het verband tussen de reeds aangehaalde artikelen II en VII van het verdrag enerzijds en artikel 8 van het protocol anderzijds, moet om te beginnen het volgende worden opgemerkt. Een aan artikel II van het verdrag ontleend verblijfsrecht wordt verleend met het oog op de uitoefening van bepaalde zakelijke activiteiten. Artikel VII van het verdrag bepaalt het toepassingsgebied van die zakelijke activiteiten. De in protocolbepaling 8 neergelegde uitsluiting van vrije beroepsbeoefenaars - die alleen lijkt te terug te slaan op artikel VII van het verdrag - is daarom tevens direct van invloed op de reikwijdte van een aan artikel II, eerste lid, van het verdrag te ontlenen verblijfsrecht (Kamerstukken I, 1956/57, nr. 140a). Ook verweerder gaat in haar beleidsregels uit van een dergelijk verband door in hoofdstuk B11/8.1 van de Vc te bepalen dat de uitoefening van een vrij beroep niet valt onder 'bedrijfsuitoefening van een onderneming' als bedoeld in artikel II, eerste lid, aanhef en onder b van het verdrag.

Beoefenaars van vrije beroepen onderscheiden zich in die zin van zelfstandig ondernemers dat zij niet zozeer kapitaal beleggen, maar in plaats daarvan eigen verworven deskundigheid en expertise inbrengen (zie hierover recentelijk nog de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 13 juli 2009, LJN BJ3038). Daarnaast lopen vrije beroepsbeoefenaren anders dan zelfstandig ondernemers nauwelijks bedrijfseconomisch risico omdat de beloning voor hun diensten - ongeacht het nut daarvan - doorgaans tevoren vaststaat.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres bij het uitoefenen van haar werkzaamheden overwegend eigen verworven deskundigheid inbrengt, en niet of nauwelijks kapitaal. Verder blijkt uit de gedingstukken dat eiseres haar diensten levert tegen tevoren vastgestelde (halfuur)tarieven, waardoor zij nauwelijks bedrijfseconomisch risico loopt. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de kern van de door eiseres verrichte werkzaamheden niet bestaat uit het drijven van handel als bedoeld in artikel II, eerste lid, aanhef en onder a van het verdrag. Eiseres moet in plaats daarvan worden gezien als uitoefenaar van een vrij beroep. Gezien het bepaalde in artikel 8 van het protocol vallen de werkzaamheden van eiseres daarmee niet onder de werkingssfeer van het verdrag en is verweerder op goede gronden tot de conclusie gekomen dat eiseres geen rechten aan het verdrag kan ontlenen.

7 Vervolgens moet worden bezien of eiseres op basis van het reguliere regime van de Vw aanspraak kan maken op een verblijfsvergunning. Dit is ingevolge artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb het geval indien met de arbeid als zelfstandige die eiseres verricht een wezenlijk Nederlands belang is gediend.

Verweerder heeft zich over de vraag of met de aanwezigheid van eiseres een wezenlijk Nederlands economisch belang is gediend, laten adviseren door de minister van Economische Zaken. De minister van Economische Zaken heeft in zijn advies van 19 augustus 2008 gebruik gemaakt van het op 4 januari 2008 ingevoerde puntensysteem. Uit de notitie 'Wijziging toetsingscriteria migranten als zelfstandig ondernemer' (Kamerstukken II 2005/06, 29696, nr. 3, blz. 2) blijkt dat met de invoering van dit puntensysteem wordt beoogd de toelatingsprocedure voor zelfstandige migranten transparanter, objectiever en beter meetbaar te maken, om zo de toelating tot Nederland van hooggekwalificeerde zelfstandige migranten te vergemakkelijken.
Uit het advies van de minister van Economische Zaken volgt dat eiseres voldoende (dat wil zeggen: meer dan dertig) punten heeft gescoord in de hoofdcategorieën 'persoonlijke ervaring', en 'ondernemingsplan', maar dat zij in de derde hoofdcategorie, 'toegevoegde waarde voor Nederland', onvoldoende punten heeft behaald. Weliswaar is binnen die hoofdcategorie voldaan aan het vereiste van innovativiteit omdat de werkzaamheden van eiseres voorzien in een schaarste, maar haar werk creëert onvoldoende arbeid en genereert onvoldoende investeringen om, alles overziend, te kunnen spreken van voldoende toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie. De minister van Economische Zaken heeft dan ook negatief geadviseerd.

De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de hiervoor omschreven cijfermatige benadering te grofmazig is en onvoldoende recht doet aan de bijzonderheden van het geval. Uit de reeds aangehaalde parlementaire behandeling van het puntensysteem volgt juist dat de cijfermatige wijze van beoordelen begin 2008 is ingevoerd om tegemoet te komen aan de aanhoudende kritiek op de soms ondoorzichtige en ontransparante manier van adviseren door de minister van Economische Zaken. Het systeem biedt naar het oordeel van de rechtbank ook overigens een redelijke invulling van het criterium wezenlijk Nederlands economisch belang.

Met verweerder is de rechtbank bovendien van oordeel dat de minister van Economische Zaken het puntensysteem in dit geval op zorgvuldige wijze heeft toegepast. Zo blijkt uit het advies dat de door eiseres overgelegde bescheiden - inkomensgegevens, diploma's, referenties en een ondernemingsplan - in het advies zijn meegenomen. Ook is het gegeven dat er in Nederland een tekort bestaat aan Engelstalige logopedisten in het advies verdisconteerd en is - zo volgt uit verweerders toelichting ter zitting - onder de subcategorie 'marktpotentie' meegewogen dat de werkzaamheden van eiseres een zeker stimulerend effect hebben op het vestigingsklimaat in Nederland. Dit alles heeft echter niet kunnen voorkomen dat eiseres uiteindelijk onvoldoende punten heeft behaald in de derde hoofdcategorie, 'toegevoegde waarde voor Nederland' omdat zij met haar werkzaamheden (behalve voor zichzelf) geen arbeidsplaatsen creëert en omdat met haar werkzaamheden geen investeringen van enige omvang zijn gemoeid.

7 Het advies van de minister van Economische Zaken en - in het verlengde daarvan - het bestreden besluit zijn naar het oordeel van de rechtbank gezien het voorgaande op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het bestreden besluit is daarnaast gezien hiervoor overwogene voldoende deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft het advies dan ook ten grondslag mogen leggen aan zijn besluit en heeft zijn weigering om de gevraagde vergunning te verlenen op goede gronden gehandhaafd.

8 Het beroep is daarom ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.T.W. van Ravenstein, in tegenwoordigheid van de griffier M.E. Zee.

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.

RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na de verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...