Posts tonen met het label lening. Alle posts tonen
Posts tonen met het label lening. Alle posts tonen

23 mei 2020

Hoe pak je frauderende taalscholen (en de deels bewust mee-frauderende statushouders) aan?

Dit is gewoon fraude door school EN student en hier zou de politie eens werk van moeten maken! En aangezien het ons eigen belastinggeld is zijn we niet allemaal belanghebbende om dit soort fraudeurs die uit de pot scheppen ook (civiel?) aan te pakken?

Bij taalscholen voor inburgeraars is frauderen wel heel makkelijk

Als er de afgelopen jaren via de media iets naar buiten kwam over frauderende taalscholen, ging dat vooral over het uitdelen van laptops met inburgeringsgeld of het declareren van te veel lesuren. Uit onderzoek van de Volkskrant blijkt nu dat de fraude veel grootschaliger van aard is. Het systeem maakt het mogelijk hele cursussen te declareren die nooit hebben plaatsgevonden, door taalscholen die voor een groot deel alleen op papier bestaan.

Sinds 2013 zijn asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen (de zogeheten statushouders) verantwoordelijk voor hun eigen inburgeringstraject. Dit betekent dat ze zelf een taalschool kunnen uitkiezen. Het idee van dit vrijemarktmodel is dat door onderlinge concurrentie de kwaliteit van de scholen omhooggaat: de beste school zou de meeste klanten trekken. Vanaf 2016 kwam deze markt pas echt goed op gang met de komst van tienduizenden vluchtelingen uit Syrië, die allemaal op kosten van de staat de taal konden gaan leren. De taalscholen schoten als paddestoelen uit de grond, want er viel geld te verdienen.

Inburgeraars mogen per persoon 10 duizend euro overheidsgeld aan taallessen besteden. Om misbruik te voorkomen wordt dat geld niet op hun eigen rekening gestort, maar staat het bij Duo geparkeerd. Als de inburgeraar een ingediende rekening goedkeurt, maakt Duo het geld over naar de taalschool.

Die benodigde goedkeuring van de inburgeraar zou een horde moeten zijn voor misbruik. Maar dat is het niet als de student het op een akkoordje gooit met de school. Dan ontstaat een lucratieve fraude met weinig kans op ontdekking.

Het werkt als volgt: de inburgeraar stemt ermee in dat de school de voor hem of haar bestemde Duo-lening ‘leegtrekt’, zonder dat daar een taalles tegenover staat. In ruil voor het aftekenen van facturen voor niet-gegeven cursussen krijgt de ‘cursist’ van de taalschool een deel van de opbrengst uitgekeerd (afkomstig uit de lening). Een win-winsituatie dus.

De inburgeraar leert op deze manier weliswaar geen Nederlands en slaagt wellicht niet voor het inburgeringsexamen, maar de risico’s zijn beperkt. In het ergste geval kan de gemeente besluiten een uitkering te korten of een deel van het studiegeld te laten terugbetalen, wat in de praktijk zelden gebeurt. Wie vier keer zakt voor de examens en kan aantonen minstens 600 uur onderwijs te hebben gevolgd, krijgt bovendien ontheffing van de inburgeringsplicht. En de frauderende school is gerust bereid een valse verklaring voor die gevolgde lesuren af te geven.

Lees het hele uitgebreide artikel hier (DUO en SOCIALE DIENST wordt wakker!)



https://www.volkskrant.nl/kijkverder/v/2020/bij-taalscholen-voor-inburgeraars-is-frauderen-wel-heel-makkelijk~v386324/

#inburgering #inburgeraar #fraude #taalschool




Misschien dit eens lezen:



Dit boek biedt de lezer een handvat hoe wederrechtelijk verkregen voordeel afgenomen kan worden. Hiertoe wordt in deel A ingegaan op afpakmiddelen zoals faillissement, schadevoeging, geldboete, verbeurdverklaring. In deel B wordt ingegaan op het ontnemen. Hoe wordt het bedrag bepaald, hoe verhoudt het ontnemingsbedrag zich tot de betalingsverplichting, wat omvat het beslag? Dit alles wordt zeer uitgebreid onderbouwd met jurisprudentie.
Dit boek maakt deel uit van de Serie fraude en integriteit. De serie gaat uitgebreid in op de vraag hoe fraude kan worden voorkomen, onderzocht en aangepakt. Hierbij wordt ingegaan op wetgeving en de uitleg die daar aan gegeven wordt. Het juridische deel wordt telkens via meerdere rechtsgebieden in kaart gebracht, om een zo volledig mogelijk aanpak mogelijk te maken.






Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Review of "House on endless waters" by Emona Elon - Amsterdam Jews during the war

House on Endless Waters: A Novel (English Edition)

16 november 2019

Dit kan wel eens grote gevolgen hebben -> Uitspraak Raad van State over of het discriminatie is dat alleen voor asielzoekers (en niet kinderpardonners) inburgeringslening wordt kwijtgescholden


ECLI:NL:RVS:2019:3847


Instantie Raad van State
Datum uitspraak 13-11-2019
Datum publicatie 13-11-2019
Zaaknummer 201807236/1/V6
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerkennHoger beroep
InhoudsindicatienBij besluit van 25 mei 2017 heeft de minister het verzoek van [appellante B] om kwijtschelding van een lening voor het volgen van een inburgeringscursus afgewezen.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

201807236/1/V6.
Datum uitspraak: 13 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante A], thans: [appellante B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 juli 2018 in zaak nr. 17/3816 in het geding tussen:
[appellante B]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2017 heeft de minister het verzoek van [appellante B] om kwijtschelding van een lening voor het volgen van een inburgeringscursus afgewezen.
Bij besluit van 22 september 2017 (hierna: het besluit) heeft de minister het door [appellante B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 juli 2018 heeft de rechtbank het door [appellante B] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 september 2017 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante B] hoger beroep ingesteld.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (lees: de minister) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante B] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2019, waar [appellante B], bijgestaan door mr. C.J. Forder, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.    De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft [appellante B] bij besluit van 3 juni 2013 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder de beperking 'overgangsregeling langdurig verblijvende kinderen' (hierna: de overgangsregeling) met een geldigheidsduur van 12 april 2013 tot 12 april 2018. Bij besluit van 1 november 2013 heeft de minister haar een inburgeringsplicht opgelegd. Bij besluit van 22 augustus 2014 heeft de minister een aanvraag van [appellante B] om een lening waarmee de Dienst Uitvoering Onderwijs de door haar ingestuurde facturen voor inburgeringscursussen zou betalen, ingewilligd. Bij besluit van 26 augustus 2016 heeft de minister [appellante B] ontheven van de inburgeringsplicht, omdat uit een verklaring van een onderwijsinstelling en resultaten van een toets is gebleken dat zij het inburgeringsexamen niet op tijd kon halen. Bij besluit van 19 september 2016 heeft de minister bepaald dat [appellante B] vanaf 1 maart 2017 moet beginnen met afbetaling van de lening van € 8.875,49, met een maandelijks termijnbedrag van € 74,04. Op 12 januari 2017 heeft [appellante B] verzocht om kwijtschelding van de lening.
Besluitvorming in deze procedure
3.    De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de lening niet voor kwijtschelding in aanmerking komt, omdat [appellante B] geen rechtmatig verblijf heeft op basis van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd en zij niet verblijft bij een houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd. Het verblijfsdoel van [appellante B] is de overgangsregeling. Ook de kinderen van [appellante B] hebben verblijf in Nederland verkregen op basis van de overgangsregeling en niet op basis van een verblijfsvergunning asiel.
De uitspraak van de rechtbank
4.    De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het besluit een deugdelijke motivering mist. De rechtbank heeft overwogen dat de minister in het besluit niet adequaat heeft gereageerd op het beroep op artikel 14 van het EVRM. De rechtbank heeft evenwel aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Volgens de rechtbank valt het verzoek om kwijtschelding van de lening niet onder de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM, waardoor het beroep op artikel 14 van het EVRM geen doel kan treffen.
EVRM en het Twaalfde Protocol daarbij
5.    [appellante B] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek om kwijtschelding van de lening niet onder de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt. [appellante B] voert aan dat het inburgeringsproces deel uitmaakt van het privéleven en als zodanig onder de werkingssfeer van die bepaling valt. Gelet hierop heeft de rechtbank volgens [appellante B] ten onrechte nagelaten te toetsen of het besluit in strijd is met het discriminatieverbod als bedoeld in artikel 14 van het EVRM. Los hiervan heeft de rechtbank volgens [appellante B] ten onrechte niet getoetst of het besluit in strijd is met het discriminatieverbod als bedoeld in artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM (hierna: het Twaalfde Protocol). [appellante B] voert aan dat het voor de toepassing van het Twaalfde Protocol irrelevant is of het verzoek om kwijtschelding van de lening onder de reikwijdte valt van één of meer bepalingen van het EVRM.
Ter onderbouwing van haar beroep op het discriminatieverbod betoogt [appellante B], onder verwijzing naar het arrest van het EHRM van 26 oktober 2017, Ratzenböck en Seydl tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2017:1026JUD002847512, dat zij in een vergelijkbare situatie verkeert als de in artikel 4.1a, derde lid, van het Besluit inburgering (hierna: het Bi) beschreven personen wier inburgeringsschulden krachtens artikel 4.13, derde lid, van het Bi ambtshalve worden kwijtgescholden indien uit aangetoonde geleverde inspanningen blijkt dat zij redelijkerwijs niet aan alle onderdelen van het inburgeringsexamen kunnen voldoen. [appellante B] wijst erop dat zij, net als die personen, uit een vreemd land komt, lang gewacht heeft in de asielprocedure en inburgeringsplichtig was. De minister had - net als bij die personen - rekening moeten houden met haar persoonlijke omstandigheden. Voor de ongelijke behandeling bestaat geen rechtvaardiging, aldus [appellante B].
5.1.    Onder verwijzing naar de uitspraak van 22 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ8870, overweegt de Afdeling dat artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Twaalfde Protocol bepalingen zijn van eenzelfde strekking. [appellante B] wijst er terecht op dat het voor de toepassing van het Twaalfde Protocol niet noodzakelijk is dat het verzoek om kwijtschelding van de lening onder de reikwijdte valt van één of meerdere bepalingen van het EVRM. Zodoende kan de door [appellante B] opgeworpen vraag of deze zaak onder de reikwijdte van artikel 8 van het EVRM valt buiten beschouwing blijven en heeft de rechtbank ten onrechte niet getoetst aan artikel 1 van het Twaalfde Protocol. Alleen al hierom slaagt het betoog in zoverre. De Afdeling zal hierna het beroep van [appellante B] op het discriminatieverbod inhoudelijk bespreken.
Discriminatie
5.2.    Artikel 1 van het Twaalfde Protocol verbiedt niet iedere ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen, maar alleen die welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een redelijke en objectieve rechtvaardiging ervoor ontbreekt. Dit betekent dat discriminatie alleen aan de orde is als het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft of als er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel (zie het arrest van het EHRM van 29 april 2008, Burden and Burden tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0429JUD001337805, §60). Bij het nemen van maatregelen op sociaal-economisch terrein beschikt de Staat over een aanzienlijke beleids- en beoordelingsruimte (zie het arrest van het EHRM van 12 april 2006, Stec en anderen tegen het Verenigd Koninkrijk,  ECLI:CE:ECHR:2006:0412JUD006573101, §52, en het arrest van 13 juli 2010, Clift tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2010:0713JUD000720507, §73).
5.3.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet Inburgering (Kamerstukken II 2011/12, 33 086, nr. 3, blz. 3) volgt dat de wetgever met de inburgeringsplicht op eigen kosten zo nodig ondersteund door een sociaal leenstelsel de verantwoordelijkheid voor de inburgering heeft gelegd bij de vreemdeling die in Nederland wil verblijven. De lening moet, behoudens uitzonderingen, geheel worden terugbetaald. Uit de geschiedenis van de totstandkoming bij artikel 4.13 van het Bi (nota van toelichting, Stb 2014, 122, blz. 5) volgt dat deze bepaling de uitwerking is van het regeerakkoord (Kamerstukken II 2012/2013, 33 410, nr. 15, blz. 29), inhoudend dat een inburgeringsaanbod zal worden gedaan aan asielgerechtigden. Hieraan wordt uitvoering gegeven door kwijtschelding van de lening na het behalen van het inburgeringsexamen of indien een vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht is verleend. De minister heeft deze maatregelen aangekondigd in de brief van 21 december 2012 (Kamerstukken II 2012/2013, 31 143, nr. 90). Uit deze brief volgt dat de minister ervan overtuigd is dat mede gelet op de mogelijkheid tot kwijtschelding van de lening de inburgering van asielgerechtigden op een goede manier tot stand kan komen en dat zij zo een goede start in de Nederlandse samenleving kunnen maken.
5.4.    De Afdeling leidt uit de hiervoor weergegeven totstandkomingsgeschiedenis af dat de wetgever heeft beoogd een uitzondering voor asielgerechtigden op te nemen op de regel dat een inburgeringsplichtige de lening volledig terugbetaalt. Uit de totstandkomingsgeschiedenis valt niet af te leiden waarom de wetgever deze uitzondering heeft beperkt tot asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en waarom het gemaakte onderscheid tussen deze groep en de overige inburgeringsplichtigen gerechtvaardigd zou zijn. De minister heeft de achtergrond van het onderscheid niet toegelicht in de besluitvormingsfase, de beroepsfase en in zijn schriftelijke uiteenzetting. Daartoe was hij wel verplicht, omdat [appellante B] in bezwaar, beroep en hoger beroep heeft betoogd dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding in haar geval discriminatoir is, omdat zij zich, naar gesteld, in een vergelijkbare positie bevindt als een asielgerechtigde. Desgevraagd heeft de minister ter zitting verklaard dat hij de achtergrond van het onderscheid niet kent. De minister heeft dus niet gemotiveerd wat de rechtvaardiging voor het onderscheid is. Daarom heeft de rechtbank terecht, zij het op andere gronden, het besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb, maar ten onrechte bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven.
Het betoog slaagt.
Conclusie
6.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van rechtbank wordt vernietigd, voor zover zij daarbij de rechtsgevolgen van het besluit in stand heeft gelaten. De uitspraak van de rechtbank wordt voor het overige bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar tegen het besluit van 25 mei 2017 moet nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
7.    De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 18 juli 2018 in zaak nr. 17/3816, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 22 september 2017, kenmerk JSCI090/004183778 6007-56718-2-11, in stand zijn gelaten;
III.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV.    bepaalt dat tegen het door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
V.    veroordeelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij [appellante B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    gelast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [appellante B] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Oei
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019
670-876.

BIJLAGE

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1 Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2 Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 14
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 1
1 Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
2 Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van de in het eerste lid vermelde gronden.
Wet inburgering
Artikel 6
[…]
2 Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de onderdelen uit het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, waarvan, op grond van door de inburgeringsplichtige aangetoonde geleverde inspanningen, blijkt dat hij redelijkerwijs niet aan deze onderdelen kan voldoen.
[…]
Artikel 16
[…]
4. Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur worden tevens regels gesteld omtrent:
[…]
c. kwijtschelding.
[…]
Besluit inburgering
Artikel 4.1a
[…]
3 Het tweede lid is niet van toepassing op de inburgeringsplichtige, bedoeld in het eerste lid, die rechtmatig verblijf heeft op grond van een:
a. verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of
b. verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij:
1°. een houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd,
2°. een houder van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, of
3°. een houder van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is verleend met een aantekening inzake internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
[…]
Artikel 4.13
1 De schuld kan op verzoek van de inburgeringsplichtige door Onze Minister in bij regeling van Onze Minister aan te wijzen gevallen geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden.
2 Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag van een debiteur om gehele of gedeeltelijke kwijtschelding een beschikking.
3 Aan vreemdelingen als bedoeld in artikel 4.1a, derde lid, die op of na 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden, wordt volledige kwijtschelding van de schuld ambtshalve verleend indien:
[…]
c. ontheffing is verleend van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 6, eerste tot en met derde lid, van de wet.


 De uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2019:3847


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

LOI biedt nu ook klassikaal onderwijs aan.

02 mei 2018

Niet op tijd klaar met inburgeren als asielzoeker? Wat dan? Hoe vraag je uitstel of vrijstelling aan?

Omdat nu veel Syrische vluchtelingen bijna drie jaar in Nederland zijn komen er veel vragen boven over inburgering. Ik probeer hier uit te leggen wat u kunt doen als inburgering niet lukt. Het eerste stuk is een juridisch verhaal, onderaan staat een stuk over wat u zelf kunt doen.

Artikel 5 van de Wet Inburgering bepaalt dat iedere asielzoeker (en veel andere immigranten) tussen de 16 en de 67 moet inburgeren als diegene niet een opleiding aan het volgen is of gedaan heeft  waardoor die vrijstelling krijgt.

Wanneer iemand niet op tijd klaar is met inburgeren en succesvol het examen afsluit dan kan diegene een boete opgelegd krijgen conform artikel 28 tot en met 34 Wi en een asielzoeker moet dan ook net als een gewone migrant de lening van maximaal 10.000 euro om in te burgeren terugbetalen (artikel 16 Wi).

Vrijstelling of uitstel

Er zijn een aantal uitzonderingen op deze inburgeringsplicht.In artikel 6 staan die:
  • 1 Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de inburgeringsplicht, indien de inburgeringsplichtige heeft aangetoond door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, blijvend niet in staat te zijn het inburgeringsexamen te behalen.
  • 2 Onze Minister ontheft de inburgeringsplichtige van de onderdelen uit het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, waarvan, op grond van door de inburgeringsplichtige aangetoonde geleverde inspanningen, blijkt dat hij redelijkerwijs niet aan deze onderdelen kan voldoen.
  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden voorzien in:
    • a. verdere ontheffing van de inburgeringsplicht, en
    • b. nadere regels omtrent de toepassing van het eerste en tweede lid.
Ook kan het zo zijn dat iemand niet in aanmerking komt voor vrijstelling maar er wel redenen zijn waardoor deze persoon niet op tijd het examen haalt. Dan kan er uitstel worden verleend. Zie hiertoe artikel 7b Wi:

  • 2 De termijn van drie jaar, genoemd in het eerste lid, vangt aan op het moment dat de vreemdeling inburgeringsplichtig wordt.
  • 3 Onze Minister verlengt de termijn van drie jaar, genoemd in het eerste lid:
    • a. indien de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat hem geen verwijt treft ter zake van het niet tijdig behalen van deze onderdelen van het inburgeringsexamen, of
    • b. eenmalig met ten hoogste twee jaren, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus wordt of is gevolgd voor het verstrijken van die termijn.

en artikel 8 Wi

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
    • a. de verdere verlenging van de termijnen, bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid, en de toepassing van de artikelen 7a, derde lid, en 7b, derde lid;
    • b. het afnemen van het inburgeringsexamen;
    • c. de inhoud en vormgeving van het inburgeringsexamen;
    • d. de ter zake van het inburgeringsexamen verschuldigde kosten;
    • e. de identificatie van de persoon die aan het inburgeringsexamen deelneemt;
    • f. de examencommissie, en
    • g. het diploma.
De wet wordt nader uitgewerkt in het Besluit Inburgering.

In Afdeling 5 van dit besluit wordt nader ingegaan op wanneer iemand vrijstelling kan krijgen.

Artikel 2.8 van het Besluit Inburgering geeft aan dat in geval van ziekte of handicap vrijstelling kan worden gevraagd en daarvoor een verklaring van een arts moet worden overgelegd.
" De ontheffing kan worden verleend indien redelijkerwijs verwacht mag worden dat de aard en de ernst van de psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap zodanig zijn dat niet binnen vijf jaar na de aanvraag van de ontheffing aan de inburgeringsplicht kan worden voldaan." (2.8 lid 4)


Artikel 2.8 B lid 1 geeft aan hoe je vrijstelling moet vragen:
"1 Een aanvraag tot ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de wet, kan niet eerder worden ingediend dan zes maanden voor het verstrijken van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn, bedoeld in artikel 7b, eerste lid, van de wet. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking."

De Regeling Inburgering gaat hier op door in Artikel 2.4b artikel 2.4b
De minister verleent de ontheffing, bedoeld in artikel 2.8b van het besluit, indien de inburgeringsplichtige:
  • a. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op werk keurmerk en ten minste vier maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen; of
  • b. ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en uit een door de minister afgenomen toets blijkt dat de inburgeringsplichtige niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen.


Artikel 2.12 gaat over verlenging:
"

Artikel 2.12

  • 1 Een aanvraag tot verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijnen, bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid, van de wet, kan niet eerder worden ingediend dan zes maanden voor het verstrijken van die termijn. Onze Minister geeft binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een beschikking.
  • 2 In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan Onze Minister ambtshalve besluiten tot verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijnen, bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid, van de wet. De beschikking wordt niet eerder gegeven dan zes maanden voor het verstrijken van die termijn.
  • 3 In de beschikking wordt de duur van de verlenging vermeld.
  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de verlenging van de termijn.
De Regeling Inburgering zegt hierover in artikel 2.4 C

  • 1 De minister verleent verlenging van de voor de inburgeringsplichtige geldende termijn op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de wet, indien de inburgeringsplichtige ten minste 300 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op Werk keurmerk en ten minste twee maal heeft deelgenomen aan de niet behaalde onderdelen van het inburgeringsexamen.
  • 2 De verlenging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor ten hoogste twee jaar verleend.
WAT KUNT U DOEN

1) Studeer hard: Misschien is het gebruikelijk in uw land van herkomst om als moeder iedere dag uw huis blinkend schoon te poetsen en de hele middag in de keuken de meest lekkere gerechten te bereiden, in Nederland werken de meeste moeders en maken ze in het weekend hun huis schoon en koken ze "een snelle hap" als ze na 17.00 uit hun werk komen. Ook koken hier mannen voor hun gezin als hun vrouw het heel druk heeft. En u kunt altijd voor een paar dagen een grote pan macaroni of maaltijdsoep maken zodat u de dagen die u op school zit alleen de boel maar hoeft op te warmen. Het hebben van een gezin is geen reden om uw inburgering niet te halen.
Leuk een schotel maar als u een Nederlandse radiozender aanzet of een Nederland kinderprogramma op tv dan leer je spelenderwijs meer woorden.
Krijgt u een baby als gezin? Dat wil niet zeggen dat pappa dan niet naar school kan en ook mamma  kan terwijl ze thuis zit rond de bevalling zelf een online cursus doen.
2) Kijk kritisch naar de opleiding: U hoeft niet een cursus bij Vluchtelingenwerk te volgen, het mag ook bij een andere school. Is er een wachtlijst kijk of u ergens anders terecht kunt. Vindt u dat u te weinig of te langzaam leert switch tijdig naar een andere opleiding. U hoeft niet de volle 10.000 euro te besteden of de volle drie jaar op een cursus te zitten. Bij mij in de buurt is een opleider die 5000 euro vraagt per jaar terwijl de zeer goede cursus van de universiteit veel minder kost en een hoog tempo heeft.
3) Gaat het niet vraag dan tijdig verlenging of ontheffing aan:
Op de site van DUO staan ook de voorwaarden voor vrijstelling of uitstel en de fomulieren waarmee u dat kunt aanvragen: https://www.inburgeren.nl/geen-examen-doen/inburgeren-te-moeilijk.jsp
Doe dit op tijd!!! Dus 6 maanden voor uw 3 jaren termijn verloopt.

Artikel  2.4d van de Regeling Inburgering geeft wel aan dat dit geld kost:

  • 1 Voor het onderzoek ten behoeve van een advies als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 240,79.
  • 2 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4a is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 90.
  • 3 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.4b, aanhef en onderdeel b, is door de inburgeringsplichtige een bedrag verschuldigd van € 150.
4) In bezwaar
Stel uw aanvraag om vrijstelling of ontheffing wordt afgewezen dan kunt u daar tegen in bezwaar. Wanneer u met het besluit naar het Juridisch Loket gaat in (de buurt van) uw woonplaats dan kunnen die u naar een advocaat of een andere hulpverlener doorsturen mocht dat nodig zijn. Hier kunt u kijken welk kantoor het dichtste bij is. Als u een advocaat kent en die wil voor u uw zaak behartigen kan die ook voor u een toevoeging voor zijn of haar juridische bijstand aanvragen waardoor u maar een deel van de kosten hoeft te betalen.

5) Vermijd het krijgen van die boete
Krijgt u geen vrijstelling of uitstel en heeft u moeite met de studie vraag hulp. Er zijn organisaties als Taalmaatje. Op scholen en bij kerken wordt soms ook gratis cursus gegeven. Neem desnoods iemand die u bijles geeft. Studeer studeer, studeer.
Krijgt u toch een boete ga dan ook naar bovengenoemd Juridisch Loket en kijk of er nog wat aan te doen is.

mevrouw mr M.W.W. Raspe
wytzia@yahoo.com (Als ik uw zaak niet kan doen dan ken ik wellicht wel iemand die het wel kan)

Goede tips of aanvullingen: laat ze me weten.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...